Tiberius schreef: ↑17 jan 2025, 11:18
Floppy schreef: ↑17 jan 2025, 10:19
Lilian1975 schreef: ↑14 jan 2025, 23:08
De genezing van de geraakte:
En Jezus hun geloof ziende.
Om welk of wat voor geloof gaat het?
Kader waarin deze geschiedenis staat m.i.
Jezus was daar in dat huis onderwijs aan het geven. Zijn onderwijs ging altijd over Zijn Koninkrijk, vergeving van zonde. Dat Hij de Zoon van God is etc. Onderwijs wat de Schriftgeleerden en Farizeeën niet geloofden. Maar Hij gaf dat onderwijs tot hun genezing. Ze hadden Zijn gerechtigheid niet nodig. Dus opdat ze Zijn Gerechtigheid wel nodig zouden gaan krijgen.
Daar tegenover het geloof van de vrienden. Die wel die toegerekend gerechtigheid kenden?
Het aanschouwelijk onderwijs dat de Heere geeft aan die Schriftgeleerden door de verlamde zijn zonden te vergeven. Pure genade ( in de ogen van de leidslieden was het tenslotte iemand die vast zondaar was, omdat hij verlamd was?dus eigen schuld.) En als daar de Schriftgeleerden en Farizeeën in hun hart zeggen dat God alleen zonden kan vergeven. Reageert Jezus daar bevestigend op en geeft ook de lichamelijke genezing als teken dat Hij waarlijk Gods Zoon is.
1) Hun geloof ziende. Is dat dan m.b.t. de 4 vrienden alleen of ook de verlamde?( Calvijn en kanttekeningen denken hier anders over dan Matthew Henry) Maar misschien dat iemand wat meer licht vanuit de grondtekst hierop kan geven?
2) Waarom wordt dan (als het om alle 5 gaat) alleen tegen de verlamde gezegd uw zonden zijn u vergeven? Is dat niet vreemd?
3) M.a.w. kan je zeggen voor de uitleg van deze geschiedenis het niet uitmaakt of het om het geloof van alle 5 of over het geloof van de 4 gaat?
Of gaat het pas uitmaken als geloof alleen is zoals in HC 23 is omschreven?
4) uw zonden.... staat er in de grondtekst een woord dat zou duiden op een specifieke zonde?
Ik heb eens voor een kinderclub dit verhaal overdacht (ik bedoel dan, voor mezelf grondig overdacht voordat ik het "hertaalde" voor de kinderen).
Allereerst een paar meer eenvoudige conclusies nav je vragen:
1)

hun zonden, uit de grondtekst kan je niet opmaken of dat alleen de vrienden waren of ook de verlamde.
4)

zonden, dit is het gangbare woord voor "zonde(n)" in het NT.
De kunst is hier, volgens mij, goed te luisteren naar het verhaal en pas veel later je dogmatische vragen erbij te stellen.
Wat allereerst opvalt, is dat Jezus de zonden vergeeft (en, zoals je opmerkt, de genezing als bewijs later erbij levert). Dus deze vrienden nemen de verlamde mee, niet om hem te laten genezen(!!) maar om zijn zonden te laten vergeven. Want nergens in het NT (als ik het goed heb) geeft Jezus iets anders aan de mensen dan ze van Hem vragen.
Als je daar over nadenkt, is dat een heel bijzondere situatie. Die vier vrienden vonden de vergeving van zonden van hun verlamde kameraad blijkbaar zo belangrijk dat ze daar die moeite voor over hadden. En voor die verlamde man was het ook cruciaal. Mijn conclusie rond vraag 2 en 3 is dus, dat er iets vergeven moest worden aan de verlamde man (heel concreet), en dat ze alle vijf het geloof hadden dat Jezus dat doen wilde. Ik ben hier geneigd minder in termen van toegerekende gerechtigheid te spreken, als een once-for-all vergeving, en meer in de zin van een concrete zonde die had plaatsgevonden en die vergeving behoefde.
In het verlengde ervan acht ik het waarschijnlijk dat de lichamelijke toestand verband hield met die zonde. Maar dat is eigenlijk in dit verhaal niet zo erg van belang.
Dat is een heel goede exegese.
Het vetgedrukte klopt, niet alleen in dit verhaal maar bij de hele Bijbel.
Dank je Floppy.
1) als het niet uit de grondtekst op te maken is, dan moet je ook naar het geheel en de context waarin het staat kijken. En dan kom ik tot een ander iets. Mbt of het een specifieke zonde is. En of ze alle 5 geloofden toen ze bij de Heere Jezus kwamen. Ik heb daar wat moeite mee op grond van HC zondag 23.
@Tiberius; ik vroeg enkel uit belangstelling wat er in de grondtekst staat. Om helder te krijgen of er vanuit de grondtekst grond is om aan te nemen dat het om een specifieke zonde gaat.
4) uit de grondtekst blijkt dus dat het niet om een specifieke zonde gaat?
Ook ik heb de teksten naast elkaar gelegd en wat dingen aangestreept. Met de gedachte niets staat er voor niets.
Wat mij opviel.
A) Er staat dat er Farizeeën en Schriftgeleerden uit allerlei windstreken samen kwamen in dat huis. ( Ik stel me daar zo bij voor dat het huis vol was met vooral deze met deze "theologen". Uiterst serieuze, geleerden van de Schrift . De schijnwerpers worden dus even op hen gericht.
B) Ook staat er dat Hij daar was hen
lerende. (Wat dan? Uit de Schrift kunnen we opmaken dat Hij leerde hen de dingen aangaande het Koninkrijk. Het Heil in Hem alleen, het Evangelie. ).
C) Hij had hun ( van de Schriftgeleerden en Farizeeën ) gezondheid ( geestelijk) op het oog. HIJ Wilde hen zaligen, deze zondaren. Hun probleem was dat ze buiten de Zaligmaker konden leven. Daarom nu nog ( straks niet meer, als zij zich verharden en met haat vervult zijn... dan gaat Hij hen voorbij) dat onderwijs. Overigens zie je dus in deze geschiedenis. Op het onderwijs volgen twee reacties in de Schrift. Geloof ( en dus gehoorzaamheid ) Ongeloof , de mensen verharden zich, lopen weg en willen van Hem af.
D) Het denken van de Farizeeën/jood etc moet je eigenlijk ook in ogenschouw nemen. 1) Ze leefden een nauwgezet leven. Maar dachten daarmee rechtvaardig voor God te zijn. 2) als je ziekte, handicap of andere erge dingen overkwam was daar volgens hen een directe relatie met een bepaalde zonde ( dus die verlamde was door eigen schuld verlamd in hun ogen, en moest wel een hele grote zondaar zijn, (erger dan zij) )
E) als dat denken zoals verwoord in 2 is: dan is de andere kant... als je niet verlamd bent ben je dus niet zo'n zondaar. ( zou Jezus die gedachte willen bevestigen? En hen daarmee grond willen geven voor de gedachte dat het met hen wel meevalt? Ik kan dat moeilijk geloven.
F) uit reactie blijkt; hun ongeloof. Ze geloven niet dat Hij de Zaligmaker is. Uit Wie en door Wie zij hun zaligheid ontvangen. ( Ze zeggen wie kan de zonden vergeven dan God alleen!
G)De schijnwerpers gaan nu naar de andere kant... de Vasthoudendheid in het geloof van de vrienden. Ze brengen ( er staat niet eens bij op verzoek van hun vriend) hun vriend bij de Zaligmaker. En ik denk dat je terecht zegt niet om lichamelijke genezing. Ik las ook ergens (meen Spurgeon ) dar hij dacht dat het een zenuwziekte was, en de dood dichtbij. Afijn dat weten we niet. Wel dat de nood hoog was. Die Vasthoudendheid ( kan het niet door de deur, dan maar door het dak) is er alleen als je iets zeker weet. Namelijk dat Hij je zonden echt vergeeft, dat weet je uit ervaring. Als die verlamde dat zelf had geweten, had hij er van getuigt, hadden zijn vrienden hem niet daar hoeven brengen. Zijn zonden waren immers vergeven. Hij kon gerust sterven. Als er sprake was van een specifieke zonde, had hij ook geweten dat dat in Hem vergeven zou zijn. Plus dat ik dus denk dat Jezus niet de gedachte wilde bevestigen dat hij slechter zou zijn dan de farizeeën.
H) Jezus zegt Zoon, uw zonden zijn vergeven. Niet zonen jullie zonden zijn vergeven. Wanneer ze alle vijf met hetzelfde geloof zouden gekomen zijn, is dat een wat merkwaardige uitspraak 'm.i. (Moet je voorstellen. Hoe dat geklonken heeft voor een Farizeeer die op zo iemand neerzag vanwege een misschien speciefieke zonde, zoon)
I) en dan zie je diezelfde zekerheid vastheid bij de verlamde als eerder bij de 4 vrienden. Jezus zegt; sta op... . Als Jezus zelfs Zijn zonden vergeeft dan is daar ook de geloofsgehoorzaamheid. Sta op! En hij staat ook! Zonder weifel. Direct. Want als dat eerste mogelijk is, is het tweede zeker mogelijk!
K) Jezus geeft hier aanschouwelijk onderwijs. Dat Hij de Zaligmaker is niet van rechtvaardigen maar goddelozen. Iets wat maar moeilijk te bevatten was. In de ogen van de Farizeeën moest die verlamde wel een vreselijke zondaar zijn ( goddeloos). Luther zou zeggen; God heeft geen hekel aan zondaren maar aan ongelovigen.
Jezus laat zien dat Hij de Zoon van God is door het vergeven van de zonden en onderstreept dat met het lichamelijke wonder.
Als je gaat zeggen dat die verlamde man al geloofde.... doe je geen recht denk ik aan het hele gedeelte. Want gaat het in dit gedeelte om wie de verlamde is? Of Wie de Christus is?
En staat in dit gedeelte deze zaken t.o?
Het ongeloof van de farizeeën t.o. het geloof van de vrienden.
Het denken door de Wet te houden zalig te kunnen worden 't.o. het puur uit genade. Zijn gerechtigheid die toegerekend wordt.
Ik hoop dat ik het helder verwoord hebt zo....