Beste MarJT,
Als ik het goed zie, dan vind je de vrouw in het ambt een kwestie van christelijke vrijheid. Het tast immers de fundamenten van het kerk-zijn niet aan (d.w.z. de gereformeerde belijdenis).
Mag ik je dan wijzen op het volgende wat in 1958 in de Hervormde Kerk speelde en hoe de GB hierop reageerde?
Het valt ook niet in te zien waarom juist de uitspraken van de Schrift over het onderhavige punt tijdgebonden zouden moeten zijn en waarom dit niet ook zou moeten golden voor wat de Schrift zegt over bv. de opstanding der doden of zelfs over de noodzaak van geloof en bekering. De Schrift wordt uitgeleverd aan de menselijke willekeur (...). Daarom kan ik het er niet mee eens zijn, wanneer gezegd wordt, dat het hier alleen maar zou gaan over een zaak van kerkorganisatie en dat het belijden van de Kerk buiten dit geding zou liggen. Het schriftgezag en de wijze waarop dat functioneert is een vraag, die het belijden rechtstreeks betreft. Zodoende zal de positie van degenen, die zich om des Woords wil tegen deze voorstellen verzetten, na onverhoopte aanvaarding een stuk moeilijker worden en men zal zich zeker ernstig moeten afvragen of men dan ook nog in de Hervormde Kerk zal kunnen blijven. Dat hangt af van de andere vraag hoe men de rangorde tussen de verschillende onderdelen van het belijden ziet en of deze beslissing gezien kan worden als secundair ten opzichte van de kern van liet belijden. De voorstanders zullen moeten weten, dat dit een gewetenszaak is voor de tegenstanders. Wanneer houdt de Hervormde Kerk op, een gereformeerde Kerk te zijn? In de nu aan de orde zijnde voorstellen bevindt men zich dicht bij de gevaarlijke zone; daarom brengt dit vraagstuk in de Kerk een welhaast adembenemende spanning.
Voorts wordt in de huidige discussie op een merkwaardige wijze omgesprongen met de christelijke vrijheid. Het is niet duidelijk meer, dat de vrijheid niet anders zal kunnen zijn dan de dienstbaarheid aan Christus en Zijn Woord. Men komt soms argumentaties tegen, waarin de scheppingsorde welhaast tegen de christelijke vrijheid wordt uitgespeeld. Dat wij in de verhouding van man en vrouw, in de onderdanigheid van de vrouw, het hoofd-zijn van de man, met een scheppingsorde te maken hebben, is toch zonder meer duidelijk. (...) Als de christelijke vrijheid zich niet meer aan dit getuigenis der Schrift wil laten binden is er alle reden te vrezen voor geestdrijverij. Zodra de Geest losgemaakt wordt van het Woord dreigen er voor de Kerk de ergste gevaren; dat heeft de geschiedenis duidelijk genoeg bewezen. (...) De vraag om de vrouw in het ambt kan een etappe zijn op de weg van Geneve naar Munster, de weg naar de vrijheid van de anarchie.
Overigens is het bijzonder dat onder het synodebestuut dat stemde voor de vrouw in het ambt zich ook een Bonder bevond, net als bij de totstandkoming van de PKN.
De reden waarom de hervormd-gereformeerden bleven na het besluit? Ondanks dat men zei: "Wanneer men zo duidelijke uitspraken als die over de plaats van de vrouw in de gemeente volkomen negeert en krachteloos verklaart door ze tijdgebonden te noemen, dan berooft men de gehele Schrift van haar gezag. Met welk recht zouden we dan geloof mogen eisen voor andere gedeelten van de Bijbel?"
Ik geef maar weer door wat men in 1958 zei:
Als gereformeerde belijders hebben we een legitieme plaats in de Hervormde Kerk. Naar oorsprong en belijdenis is onze kerk immers gereformeerd. Niet wij behoren de Hervormde Kerk te verlaten, maar allen die van de grondslag der kerk zijn afgeweken, tenzij ze zich bekeren.
Voor onze wettige plaats in de Hervormde Kerk hebben wij te strijden. We gaan niet op de vlucht, ook niet nu de vrouw in het ambt zal komen. Maar we zullen ons wel tot het uiterste tegen deze onschriftuurlijke besluiten verzetten. Daarbij doet het ons pijn, dat in de strijd tegen de vrouw in het ambt geen hulp geboden is door de gereformeerde belijders in gescheiden kerken, die nu wel zeggen: verlaat toch die kerk, u hoort er niet langer.
Wij kunnen onze kerk niet verlaten, omdat de Heere ons daar gesteld heeft. Wij mogen de schare niet achterlaten, maar we moeten alle krachten inspannen om hen die de waarheid Gods niet kennen of daavan vervreemd zijn, met de gereformeerde prediking en leer, met de waarheid van Gods Woord in aanraking te brengen. We hebben die waarheid te verdedigen en te verbreiden.