Mattheüs 24
Geplaatst: 26 nov 2022, 10:09
Mattheüs 24
Een bekend hoofdstuk. Christus voorzegt hier na de verwoesting van Jeruzalem het einde der wereld. We leerden dat deze twee zaken als vanzelf in elkaar over gaan. Het zijn beide oordelen van God. De verwoesting van Jeruzalem moet ons alert maken op het einde der wereld, en doen letten op de tekenen daaraan voorafgaand. Als ik mezelf niet vergis leven we nu in een tijd zoals we vanaf het begin van de wereldgeschiedenis niet gekend hebben. Alleen, ik geloof soms dat veel mensen dit niet zien of, wat misshien temeer te denken geeft: Velen willen het ook niet zien. Dat is, denk ik wel het teken dat het duidelijkst spreekt.
Misschien is het goed als we eens nadenken over Mattheus 24, en wat daaraan gerelateerd is. Een ding: Proberen serieus te blijven, en geen complottheorieën erbij, tenzij men dit als een teken ziet.
Het hoofdstuk is in mijn Bijbel verdeeld in vier stukjes:
1. De tekenen van het einde der wereld
2. De grote verdrukking
3. Christus' wederkomst
4. De uitspruitende vijgenboom
5. Aansporing tot waakzaamheid
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
De tekenen van het einde der wereld
1 EN aJezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen des tempels te tonen.
a Mark. 13:1. Luk. 21:5.
2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: bHier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. verwijsteksten
3 cEn als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: dZeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld?
c Mark. 13:1, 3. Luk. 21:7.
d Hand. 1:6.
4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: eZiet toe dat niemand u verleide.
e Jer. 29:8. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:3. 1 Joh. 4:1.
5 fWant velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.
f Jer. 14:14; 23:25. Joh. 5:43.
6 En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.
7 gWant het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.
g Jes. 19:2.
8 Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten.
9 hAlsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil.
h Matth. 10:17. Luk. 21:11, 12. Joh. 15:20; 16:2. Openb. 2:10.
10 En dan zullen er velen geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten.
11 iEn vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden.
i 2 Petr. 2:1.
12 En komdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden.
k 2 Tim. 3:1, enz.
13 lMaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
l Matth. 10:22. Mark. 13:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10; 3:10.
14 En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.
De grote verdrukking
15 mWanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door nDaniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen.
m Mark. 13:14. Luk. 21:20. n Dan. 9:27.
Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is.
n Dan. 9:27
16 Dat alsdan die in Judéa zijn, vlieden op de bergen;
17 Die op het dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen;
18 En die op den akker is, kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen.
19 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.
20 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch oop een sabbat.
o Hand. 1:12.
21 pWant alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal.
p Dan. 12:1.
22 En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.
Christus’ wederkomst
23 Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, qhier is de Christus, of daar, gelooft het niet.
q Mark. 13:21. Luk. 21:8.
24 rWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden.
r Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11.
25 Zie, Ik heb het u voorzegd.
26 sZo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet.
s Luk. 17:23.
27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen.
28 tWant alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden.
t Job 39:33. Luk. 17:37.
29 En vterstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
v Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Mark. 13:24. Luk. 21:25.
30 xEn alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde ywenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid.
x Dan. 7:10. Matth. 16:27; 25:31; 26:64. Mark. 13:26; 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. y Openb. 1:7.
31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met zeen bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.
z 1 Kor. 15:52. 1 Thess. 4:16.
De uitspruitende vijgenboom
32 aEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is.
a Mark. 13:28. Luk. 21:29.
33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat het nabij is, voor de deur.
34 Voorwaar Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
35 bDe hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
b Ps. 102:27. Jes. 51:6. Mark. 13:31. Hebr. 1:11.
Aansporing tot waakzaamheid
36 cDoch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.
c Mark. 13:32. Hand. 1:7.
37 dEn gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
d Gen. 6:2. Luk. 17:26. 1 Petr. 3:20. 2 Petr. 2:5.
38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, etot den dag toe in welken Noach in de ark ging;
e Gen. 7:7.
39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
40 fAlsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden.
f Luk. 17:34. 1 Thess. 4:17.
41 Er zullen twee vrouwen malen in den molen, de ene zal aangenomen en de andere zal verlaten worden.
42 gWaakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal.
g Matth. 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40; 21:36.
43 hMaar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven.
h Luk. 12:39. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15.
44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.
45 iWie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd?
i Matth. 25:21. Luk. 12:42.
46 Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.
47 Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen.
48 Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;
49 En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards;
50 Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet;
51 En zal hem afscheiden en zijn deel zetten met de geveinsden. kDaar zal wening zijn en knersing der tanden.
k Matth. 8:12; 13:42; 22:13; 25:30. Luk. 13:28.
Een bekend hoofdstuk. Christus voorzegt hier na de verwoesting van Jeruzalem het einde der wereld. We leerden dat deze twee zaken als vanzelf in elkaar over gaan. Het zijn beide oordelen van God. De verwoesting van Jeruzalem moet ons alert maken op het einde der wereld, en doen letten op de tekenen daaraan voorafgaand. Als ik mezelf niet vergis leven we nu in een tijd zoals we vanaf het begin van de wereldgeschiedenis niet gekend hebben. Alleen, ik geloof soms dat veel mensen dit niet zien of, wat misshien temeer te denken geeft: Velen willen het ook niet zien. Dat is, denk ik wel het teken dat het duidelijkst spreekt.
Misschien is het goed als we eens nadenken over Mattheus 24, en wat daaraan gerelateerd is. Een ding: Proberen serieus te blijven, en geen complottheorieën erbij, tenzij men dit als een teken ziet.
Het hoofdstuk is in mijn Bijbel verdeeld in vier stukjes:
1. De tekenen van het einde der wereld
2. De grote verdrukking
3. Christus' wederkomst
4. De uitspruitende vijgenboom
5. Aansporing tot waakzaamheid
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
De tekenen van het einde der wereld
1 EN aJezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen des tempels te tonen.
a Mark. 13:1. Luk. 21:5.
2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: bHier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. verwijsteksten
3 cEn als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: dZeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld?
c Mark. 13:1, 3. Luk. 21:7.
d Hand. 1:6.
4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: eZiet toe dat niemand u verleide.
e Jer. 29:8. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:3. 1 Joh. 4:1.
5 fWant velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.
f Jer. 14:14; 23:25. Joh. 5:43.
6 En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.
7 gWant het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.
g Jes. 19:2.
8 Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten.
9 hAlsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil.
h Matth. 10:17. Luk. 21:11, 12. Joh. 15:20; 16:2. Openb. 2:10.
10 En dan zullen er velen geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten.
11 iEn vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden.
i 2 Petr. 2:1.
12 En komdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden.
k 2 Tim. 3:1, enz.
13 lMaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
l Matth. 10:22. Mark. 13:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10; 3:10.
14 En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.
De grote verdrukking
15 mWanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door nDaniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen.
m Mark. 13:14. Luk. 21:20. n Dan. 9:27.
Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is.
n Dan. 9:27
16 Dat alsdan die in Judéa zijn, vlieden op de bergen;
17 Die op het dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen;
18 En die op den akker is, kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen.
19 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.
20 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch oop een sabbat.
o Hand. 1:12.
21 pWant alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal.
p Dan. 12:1.
22 En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.
Christus’ wederkomst
23 Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, qhier is de Christus, of daar, gelooft het niet.
q Mark. 13:21. Luk. 21:8.
24 rWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden.
r Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11.
25 Zie, Ik heb het u voorzegd.
26 sZo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet.
s Luk. 17:23.
27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen.
28 tWant alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden.
t Job 39:33. Luk. 17:37.
29 En vterstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
v Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Mark. 13:24. Luk. 21:25.
30 xEn alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde ywenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid.
x Dan. 7:10. Matth. 16:27; 25:31; 26:64. Mark. 13:26; 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. y Openb. 1:7.
31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met zeen bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.
z 1 Kor. 15:52. 1 Thess. 4:16.
De uitspruitende vijgenboom
32 aEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is.
a Mark. 13:28. Luk. 21:29.
33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat het nabij is, voor de deur.
34 Voorwaar Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
35 bDe hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
b Ps. 102:27. Jes. 51:6. Mark. 13:31. Hebr. 1:11.
Aansporing tot waakzaamheid
36 cDoch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.
c Mark. 13:32. Hand. 1:7.
37 dEn gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
d Gen. 6:2. Luk. 17:26. 1 Petr. 3:20. 2 Petr. 2:5.
38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, etot den dag toe in welken Noach in de ark ging;
e Gen. 7:7.
39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
40 fAlsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden.
f Luk. 17:34. 1 Thess. 4:17.
41 Er zullen twee vrouwen malen in den molen, de ene zal aangenomen en de andere zal verlaten worden.
42 gWaakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal.
g Matth. 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40; 21:36.
43 hMaar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven.
h Luk. 12:39. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15.
44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.
45 iWie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd?
i Matth. 25:21. Luk. 12:42.
46 Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.
47 Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen.
48 Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;
49 En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards;
50 Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet;
51 En zal hem afscheiden en zijn deel zetten met de geveinsden. kDaar zal wening zijn en knersing der tanden.
k Matth. 8:12; 13:42; 22:13; 25:30. Luk. 13:28.