alepha schreef:In de SV staat het woordje 'is' er niet bij. 1:16: "Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God"
Ik heb het ooit zo horen uitleggen dat Ruth hier nog niet durfde te zeggen Uw God is mijn God. Ik ben eigenlijk heel benieuwd hoe dat in de grondtaal staat en of deze uitleg grond heeft.
Zoals Samanthi terecht zegt staat het woordje ‘is’ niet in de grondtekst, op geen van beide plaatsen. Dat is heel normaal in het Hebreeuws. Het werkwoord mag in het Nederlands zonder meer worden toegevoegd, en dat geldt voor beide plaatsen. De Statenvertalers voegden het één keer toe, maar dit woordje ‘is’ in de SV heeft betrekking op beide plaatsen volgens het taaleigen van het Nederlands.
Ik heb zo’n dwaze uitleg nooit gehoord en degene die dit als serieus zo uitlegt, zou zich diep moeten schamen.
Ruth doet belijdenis van haar geloof op de grens van Moab en Israël. Laten we niet menen dat we daar iets aan moeten afdoen. Het boek Ruth is geen bekeringsgeschiedenis.
Wel mogen we Boaz als losser zien als een type van Christus, maar dat staat los van de geestelijke leidingen met Ruth. Er was ook nog een andere losser die naderbij was; dat is een type van de wet. Maar we zien ook dat Ruth die losser die naderbij was, niet eens kende; er wordt niets van beschreven. Dat alleen toont al aan dat de vermenging van typologie met de geestelijke leiding van Ruth nergens op gegrond is.
Ik noemde eerder al dat Jozua ook een type is van Christus als opvolger van Mozes. Maar dat heeft niets te maken met de geestelijke staat van de Israëlieten die het land wel of niet samen met Jozua binnengingen. Zo moeten we ook Boaz niet koppelen aan de geestelijke leiding van Ruth. Hij was haar aardse bruidegom, niet haar hemelse.