Methodisme geheel aanvaard?
Geplaatst: 17 aug 2020, 21:47
In het topic over de brief die ds. Hoogerland schreef komen we wat zaken tegen die in feite schokkend mogen worden genoemd.
Wat is het "Methodisme" en wat leerden mannen als Whitefield en Wesley? Ik herinner me nog uit het programmablad VISIE van de EO dat men daar in 1970 heel positief over schreef. Wellicht zagen ze bij de EO een brug tussen Evangelisch en Reformatorisch?
Misschien is het in onze verwarrende tijden eens goed om eens luisteren wat "De Saambinder" in augustus 1938 hierover schreef. Wellicht dat er enigen zijn die ervan schrikken? Maar dan moeten we bedenken dat dit denken in 1938 dit al door velen omarmd werd. Eerder nog: Bij het eerste optreden in Schotland waren er Calvinisten die niet met deze stroming mee konden.
Ik neem hier een stukje over van Digibron, zoals het in De Saambinder werd geschreven door ds. J.D. Barth.
Ik heb de spelling wat aangepast, in zoverre dat ik de dubbele oo in zo en de "ch" bij menschen heb weggelaten. Ook sommige naamvallen heb ik naar de huidige spelling soms aangepast voor zover het geen staande uitdrukkingen zijn.
Toenemende verachting.
Aan toenemende verachting waren „de afgescheidenen" onderworpen. Gesmaad werden zij, omdat zij vasthielden aan de oude, beproefde beginselen der Reformatie. Zij werden uitgekreten als "bekrompen mensen", met bekrompen denkbeelden, die zich achten alleen het volk Gods te zijn. Alle anderen buiten hen waren maar kinderen des duivels. Werd niet reeds bij de eerste afscheiding de kloekmoedige en standvastige Ralph Erskine als een „enghartig mens" aangemerkt, bij wie geen ruimte was voor een vrij en mild Evangelie? Was hij niet een stijve Calvinist, voor wie „het Covenant" het - Schotsche Verbond van 28 Februari 1638 - een levensvraag was, en die geen splinter wilde loslaten van hetgeen toen bezworen was? Neen, met zulke Calvinisten, die strak en stijf bij het oude wilden blijven en niet van de minste tolerantie wilden weten, was niet te praten. Zie, zulk een smaad werd uitgegoten over allen, die vasthielden aan de troostrijke beginselen der Reformatie, door John Knox en John Welsh en door zovele anderen met hen verkondigd; die in de zuivere leer der vrije genade Gods zonder enig toedoen des mensen hun leven, blijdschap en troost hadden gevonden en die daarom volstrekt afkerig waren van de door en door troosteloze leer van het Arminianisme.
Van welke zijde kwam die smaad? Die verachting kwam van de zijde van het Methodisme. Niet zonder oorzaak vermaant de Apostel der liefde, Johannes: „Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld". Wat is het Methodisme? Het is van Engelse oorsprong en bedoelde de versteende Hoogkerk van Engeland op te richten. Maar wat baat alle Reformatie, welke niet geworteld is in het werk Gods? Niet geworteld is in de zuivere wateren der Heilige Schrift? Wat betekent alle Reformatie, waarin de krachten van de vrije wil worden verheerlijkt? Dat is geen Reformatie; brengt geen heil aan Gods Kerk. Is niet tot eer des Heeren. De Reformatie der zestiende eeuw bleef niet bij de oppervlakte staan. Zij was een werk Gods. De bijl werd gelegd aan den wortel des booms, om het rampzalig Pelagianisme, waaruit alle valse leer en afgoderij voortspruit, in de hartader aan te tasten, predikende dat de mens gerechtvaardigd wordt alleen door het geloof, zonder de werken der wet; predikende de vrije, soevereine genade Gods, de behoudenis eens zondaars uit louter genade door de kruisverdiensten Christi zonder dat iets van onze zijde in aanmerking komt. Dit was de bewegende kracht der Reformatie ook in Schotland. En elke zogenaamde reformatie, die niet - ontspruit uit dit grondbeginsel; die niet steunt op dit fundament, is vals. Wat is de oorzaak en bittere wortel van de grenzeloze verwarring in onze dagen op staatkundig en kerkelijk terrein? Wat de oorzaak, dat duizenden zich hebben afgekeerd van de Waarheid ? Het is de rampzalige vrucht van de verlating en de vertreding van het waarachtige grondbeginsel der Reformatie. Onze eeuw is van de zuivere Theologie ontbloot; het Pelagianisme en Semipelagianisme, waaruit het Arminianisme is ontsproten, heeft als een scherpe doorn alles doorknaagd en doorwond en brengt in zijn einde niets dan verderf en verwoesting aan.
Wat is het Methodisme? Het is een woekerplant van het Arminianisme. Het. bezit geen Theologie. Het heeft geen Bijbels-dogmatische grondslag. Het heeft alle kardinale leerstukken der zaligheid, zoals het Verbond der genade; de algehele geestelijke doodstaat des mensen; de volkomen voldoening door Christus; de vrije rechtvaardiging eens zondaars voor God; de leer der Predestinatie, enz., terzijde gesteld. Het verloochent in den grond, dat God is. Die Zich verheerlijkt in Zijn eigen werk; verheerlijkt in Zijne vrije verkiezende liefde van sommigen en in Zijne soevereine verwerping van anderen; verheerlijkt in het toebrengen en rechtvaardigen en heiligen van Zijne uitverkorenen. Het verloochent in den grond de heerlijkheid van Christus in Zijn voldoenend lijden en sterven voor diegenen, die de Vader Hem gegeven heeft. Het verloochent in de grond de heerlijkheid des Heiligen Geestes, dat het de Heilige Geest is, Die levend maakt. Het verloochent de heerlijkheid van Gods Kerk op aarde, zoals Christus haar Koning haar gesticht heeft en nog in stand houdt, haar regeert en ambten en bedieningen haar gegeven heeft. Het Methodisme verheerlijkt de krachten van den vrijen wil. Het zoekt zijn kracht in het houden van zogenaamde „meetings", het land doortrekkend om maar rekruten te werven voor Christus. Plotselinge zogenaamde bekeringen, welke zich moeten openbaren in een soort heiliging, maar die het hart niet raakt, maar aan de oppervlakte blijft, en waarin zij nochtans keren, dat zij hier op aarde de volmaaktheid kan bereiken door een strikt ordelijk en regelmatig leven te leiden, ziedaar het gehele evangelie van het Methodisme. Nog heden ten dage is het Leger des Heils een der uitlopers van het evangelische Methodisme.
De vaders van het Methodisme zijn John Wesley en George Whitefield. Er was enig verschil van opvatting tussen deze twee omtrent het leerstuk der Predestinatie. Wesley was daarin Arminiaans; Whitefield helde meer over naar de zijde van Calvijn. Maar het was voor hem toch geen bezwaar om broederlijk met Wesley om te gaan, liever dan met die strakke Calvinisten zoals Ralph Erskine en de zijnen. Het Arminiaans beginsel van Wesley verkreeg dan ook geheel de overhand. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de beproefde Erskine's de hand der gemeenschap weigerden aan deze twee vaders van het Methodisme. Dan wilden zij maar liever smaadheid lijden, dan de oude, beproefde Reformatorische beginselen naar de Heilige Schrift te laten vertroebelen.
Het was in 1741, dat Whitefield in Schotland kwam. Velen van de afgescheidenen, ingenomen door zijn schone gaven, zijn vurige ijver en machtig talent, koesterden genegenheid hem op te nemen in de kerk der scheiding. Maar de getrouwe leeraren waren wakende. Dat zou alleen kunnen, mits hij zich onvoorwaardelijk onderwierp aan de leer, instelling en tucht der kerk naar het Woord Gods. Dit weigerde hij… Waarom mag ik niet vrijelijk zonder enige verbintenis in uw kerk preken, gelijk ik doe in andere kerken, om zielen te werven voor den hemel? " zo vroeg hij aan Ralph Erskine. Uit deze vraag blijkt genoegzaam, hoe Whitefield over de kerk dacht. De kerk als kerk wordt losgelaten; is maar bijzaak. Ralph antwoordde: „wij zijn Gods Kerk en Zijn volk, en houden vast aan het Fundament der Apostelen en Profeten." Whitefield was ontstemd en zei, dat hij dan maar liever heenging naar de heggen en stegen, dan het harnas aan te doen van zulk in zijn oog, bekrompen kerk. Niet beter maakte het Wesley. Hij tekende die Schotten, die trouwe navolgers waren van John Knox en Welsh, als dezulken, die liever vinnig streden onder elkander over het een of ander dogma der Theologie en zich gaarne warm maakten over het in zijn oog scherpe en verouderde Covenant, dan dat zij wilden luisteren naar Evangelische vermaningen. Hij gevoelde zich niet thuis bij deze afgezonderde, stijve, eenzijdige Calvinisten. De in ons land bekende Ds. van Oosterzee heeft Wesley getekend als iemand vervuld met een „brandende liefde" tot alle mensen, en Whitefield als een leraar, naar wiens „gezalfde prediking" alle mensen met genot luisterden behalve enige koppige Calvinisten. Maar hieruit is blijkbaar hoe Schotland hoe langs hoe meer werd overstroomd door het zielsverwoestend Arminianisme. De knagende worm van een „mild en verdraagzaam Evangelie" schreed voort tot verderf van velen. Het waren niet de oude klanken der Reformatie der 16e eeuw. De getrouwen waren weinig geworden, maar wilden toch liever smaadheid lijden en voor onbuigzame, strakke Calvinisten gehouden worden, dan ook maar enige tolerantie of verdraagzaamheid toe te laten aangaande de leer, die naar de Godzaligheid is.
Wat is het "Methodisme" en wat leerden mannen als Whitefield en Wesley? Ik herinner me nog uit het programmablad VISIE van de EO dat men daar in 1970 heel positief over schreef. Wellicht zagen ze bij de EO een brug tussen Evangelisch en Reformatorisch?
Misschien is het in onze verwarrende tijden eens goed om eens luisteren wat "De Saambinder" in augustus 1938 hierover schreef. Wellicht dat er enigen zijn die ervan schrikken? Maar dan moeten we bedenken dat dit denken in 1938 dit al door velen omarmd werd. Eerder nog: Bij het eerste optreden in Schotland waren er Calvinisten die niet met deze stroming mee konden.
Ik neem hier een stukje over van Digibron, zoals het in De Saambinder werd geschreven door ds. J.D. Barth.
Ik heb de spelling wat aangepast, in zoverre dat ik de dubbele oo in zo en de "ch" bij menschen heb weggelaten. Ook sommige naamvallen heb ik naar de huidige spelling soms aangepast voor zover het geen staande uitdrukkingen zijn.
Toenemende verachting.
Aan toenemende verachting waren „de afgescheidenen" onderworpen. Gesmaad werden zij, omdat zij vasthielden aan de oude, beproefde beginselen der Reformatie. Zij werden uitgekreten als "bekrompen mensen", met bekrompen denkbeelden, die zich achten alleen het volk Gods te zijn. Alle anderen buiten hen waren maar kinderen des duivels. Werd niet reeds bij de eerste afscheiding de kloekmoedige en standvastige Ralph Erskine als een „enghartig mens" aangemerkt, bij wie geen ruimte was voor een vrij en mild Evangelie? Was hij niet een stijve Calvinist, voor wie „het Covenant" het - Schotsche Verbond van 28 Februari 1638 - een levensvraag was, en die geen splinter wilde loslaten van hetgeen toen bezworen was? Neen, met zulke Calvinisten, die strak en stijf bij het oude wilden blijven en niet van de minste tolerantie wilden weten, was niet te praten. Zie, zulk een smaad werd uitgegoten over allen, die vasthielden aan de troostrijke beginselen der Reformatie, door John Knox en John Welsh en door zovele anderen met hen verkondigd; die in de zuivere leer der vrije genade Gods zonder enig toedoen des mensen hun leven, blijdschap en troost hadden gevonden en die daarom volstrekt afkerig waren van de door en door troosteloze leer van het Arminianisme.
Van welke zijde kwam die smaad? Die verachting kwam van de zijde van het Methodisme. Niet zonder oorzaak vermaant de Apostel der liefde, Johannes: „Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld". Wat is het Methodisme? Het is van Engelse oorsprong en bedoelde de versteende Hoogkerk van Engeland op te richten. Maar wat baat alle Reformatie, welke niet geworteld is in het werk Gods? Niet geworteld is in de zuivere wateren der Heilige Schrift? Wat betekent alle Reformatie, waarin de krachten van de vrije wil worden verheerlijkt? Dat is geen Reformatie; brengt geen heil aan Gods Kerk. Is niet tot eer des Heeren. De Reformatie der zestiende eeuw bleef niet bij de oppervlakte staan. Zij was een werk Gods. De bijl werd gelegd aan den wortel des booms, om het rampzalig Pelagianisme, waaruit alle valse leer en afgoderij voortspruit, in de hartader aan te tasten, predikende dat de mens gerechtvaardigd wordt alleen door het geloof, zonder de werken der wet; predikende de vrije, soevereine genade Gods, de behoudenis eens zondaars uit louter genade door de kruisverdiensten Christi zonder dat iets van onze zijde in aanmerking komt. Dit was de bewegende kracht der Reformatie ook in Schotland. En elke zogenaamde reformatie, die niet - ontspruit uit dit grondbeginsel; die niet steunt op dit fundament, is vals. Wat is de oorzaak en bittere wortel van de grenzeloze verwarring in onze dagen op staatkundig en kerkelijk terrein? Wat de oorzaak, dat duizenden zich hebben afgekeerd van de Waarheid ? Het is de rampzalige vrucht van de verlating en de vertreding van het waarachtige grondbeginsel der Reformatie. Onze eeuw is van de zuivere Theologie ontbloot; het Pelagianisme en Semipelagianisme, waaruit het Arminianisme is ontsproten, heeft als een scherpe doorn alles doorknaagd en doorwond en brengt in zijn einde niets dan verderf en verwoesting aan.
Wat is het Methodisme? Het is een woekerplant van het Arminianisme. Het. bezit geen Theologie. Het heeft geen Bijbels-dogmatische grondslag. Het heeft alle kardinale leerstukken der zaligheid, zoals het Verbond der genade; de algehele geestelijke doodstaat des mensen; de volkomen voldoening door Christus; de vrije rechtvaardiging eens zondaars voor God; de leer der Predestinatie, enz., terzijde gesteld. Het verloochent in den grond, dat God is. Die Zich verheerlijkt in Zijn eigen werk; verheerlijkt in Zijne vrije verkiezende liefde van sommigen en in Zijne soevereine verwerping van anderen; verheerlijkt in het toebrengen en rechtvaardigen en heiligen van Zijne uitverkorenen. Het verloochent in den grond de heerlijkheid van Christus in Zijn voldoenend lijden en sterven voor diegenen, die de Vader Hem gegeven heeft. Het verloochent in de grond de heerlijkheid des Heiligen Geestes, dat het de Heilige Geest is, Die levend maakt. Het verloochent de heerlijkheid van Gods Kerk op aarde, zoals Christus haar Koning haar gesticht heeft en nog in stand houdt, haar regeert en ambten en bedieningen haar gegeven heeft. Het Methodisme verheerlijkt de krachten van den vrijen wil. Het zoekt zijn kracht in het houden van zogenaamde „meetings", het land doortrekkend om maar rekruten te werven voor Christus. Plotselinge zogenaamde bekeringen, welke zich moeten openbaren in een soort heiliging, maar die het hart niet raakt, maar aan de oppervlakte blijft, en waarin zij nochtans keren, dat zij hier op aarde de volmaaktheid kan bereiken door een strikt ordelijk en regelmatig leven te leiden, ziedaar het gehele evangelie van het Methodisme. Nog heden ten dage is het Leger des Heils een der uitlopers van het evangelische Methodisme.
De vaders van het Methodisme zijn John Wesley en George Whitefield. Er was enig verschil van opvatting tussen deze twee omtrent het leerstuk der Predestinatie. Wesley was daarin Arminiaans; Whitefield helde meer over naar de zijde van Calvijn. Maar het was voor hem toch geen bezwaar om broederlijk met Wesley om te gaan, liever dan met die strakke Calvinisten zoals Ralph Erskine en de zijnen. Het Arminiaans beginsel van Wesley verkreeg dan ook geheel de overhand. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de beproefde Erskine's de hand der gemeenschap weigerden aan deze twee vaders van het Methodisme. Dan wilden zij maar liever smaadheid lijden, dan de oude, beproefde Reformatorische beginselen naar de Heilige Schrift te laten vertroebelen.
Het was in 1741, dat Whitefield in Schotland kwam. Velen van de afgescheidenen, ingenomen door zijn schone gaven, zijn vurige ijver en machtig talent, koesterden genegenheid hem op te nemen in de kerk der scheiding. Maar de getrouwe leeraren waren wakende. Dat zou alleen kunnen, mits hij zich onvoorwaardelijk onderwierp aan de leer, instelling en tucht der kerk naar het Woord Gods. Dit weigerde hij… Waarom mag ik niet vrijelijk zonder enige verbintenis in uw kerk preken, gelijk ik doe in andere kerken, om zielen te werven voor den hemel? " zo vroeg hij aan Ralph Erskine. Uit deze vraag blijkt genoegzaam, hoe Whitefield over de kerk dacht. De kerk als kerk wordt losgelaten; is maar bijzaak. Ralph antwoordde: „wij zijn Gods Kerk en Zijn volk, en houden vast aan het Fundament der Apostelen en Profeten." Whitefield was ontstemd en zei, dat hij dan maar liever heenging naar de heggen en stegen, dan het harnas aan te doen van zulk in zijn oog, bekrompen kerk. Niet beter maakte het Wesley. Hij tekende die Schotten, die trouwe navolgers waren van John Knox en Welsh, als dezulken, die liever vinnig streden onder elkander over het een of ander dogma der Theologie en zich gaarne warm maakten over het in zijn oog scherpe en verouderde Covenant, dan dat zij wilden luisteren naar Evangelische vermaningen. Hij gevoelde zich niet thuis bij deze afgezonderde, stijve, eenzijdige Calvinisten. De in ons land bekende Ds. van Oosterzee heeft Wesley getekend als iemand vervuld met een „brandende liefde" tot alle mensen, en Whitefield als een leraar, naar wiens „gezalfde prediking" alle mensen met genot luisterden behalve enige koppige Calvinisten. Maar hieruit is blijkbaar hoe Schotland hoe langs hoe meer werd overstroomd door het zielsverwoestend Arminianisme. De knagende worm van een „mild en verdraagzaam Evangelie" schreed voort tot verderf van velen. Het waren niet de oude klanken der Reformatie der 16e eeuw. De getrouwen waren weinig geworden, maar wilden toch liever smaadheid lijden en voor onbuigzame, strakke Calvinisten gehouden worden, dan ook maar enige tolerantie of verdraagzaamheid toe te laten aangaande de leer, die naar de Godzaligheid is.