Prediking is Christusprediking?

Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4790
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Prediking is Christusprediking?

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Al een paar duizend preken heb ik gehoord, en het valt me op dat er in heel wat preken weinig tot geen aandacht voor Christus is.
Zelfs al geeft de tekst er wel aanleiding toe. En daarbij gaat hij niet om een bepaalde kerk maar in meedere kerken.
Let wel de tekst moet gepreekt worden, maar dient er ook niet in elke preek (enige) aandacht te zijn voor Christus en Zijn offer?

1Kor 1
23 Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid;
24 Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods.

1 Korinthe 2
2 Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.

1 Kor9
16 Want indien ik het Evangelie verkondige, het is mij geen roem; want de nood is mij opgelegd. En wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig!
17 Want indien ik dat gewillig doe, zo heb ik loon, maar indien onwillig, de uitdeling is mij evenwel toebetrouwd.
18 Wat loon heb ik dan? Namelijk dat ik, het Evangelie verkondigende, het Evangelie van Christus kosteloos stelle, om mijn macht in het Evangelie niet te misbruiken.

Nu de stelling die ik neer wil leggen,
Een preek zonder (echte aandacht) voor Christus, is geen preek.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
Van Ewijk
Berichten: 1753
Lid geworden op: 01 apr 2015, 18:05

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door Van Ewijk »

Ik mag iedere week op dinsdag bij de preekvoorbereiding zijn in groepsverband onder leiding van de predikant.
Ik kan me toch geen enkele preek herinneren waarin De HEERE JEZUS en zijn leer, juist zijn leer, niet centraal heeft gestaan.
Sterker nog, ik kan het me in mijn kerk amper voorstellen.
''Niemand is armer dan hij die in tijden van nood zijn geloof verliest.''
eilander
Moderator
Berichten: 16786
Lid geworden op: 15 okt 2007, 21:42

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door eilander »

Johann Gottfried Walther schreef:Nu de stelling die ik neer wil leggen,
Een preek zonder (echte aandacht) voor Christus, is geen preek.
Ik denk dat iedereen deze stelling zal onderschrijven. Immers, de verkondigers die God zendt worden gezonden met de opdracht om mensen te roepen tot bekering en het geloof in Christus de Gekruisigde (DL H1, par.3).

De meningen zullen mogelijk wel uiteenlopen als het gaat over de vraag: "wat is echte aandacht voor Christus in de preek?"
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4790
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door Johann Gottfried Walther »

eilander schreef:
Johann Gottfried Walther schreef:Nu de stelling die ik neer wil leggen,
Een preek zonder (echte aandacht) voor Christus, is geen preek.
Ik denk dat iedereen deze stelling zal onderschrijven. Immers, de verkondigers die God zendt worden gezonden met de opdracht om mensen te roepen tot bekering en het geloof in Christus de Gekruisigde (DL H1, par.3).

De meningen zullen mogelijk wel uiteenlopen als het gaat over de vraag: "wat is echte aandacht voor Christus in de preek?"
Met echte aandacht bedoel ik in ieder geval meer dan dat Christus naam enkele keren in de preek genoemd wordt.
Het gaat om Christus, maar ook om Zijn Offer, en het gaat om Christus de Gekruisigde.

Laat ik 2 uitersten aangeven, dat zijn naam enkele keren genoemd wordt, dat elke preek een lijdenspreek zou worden.

Sommige zeggen dat de prediking Christocentrisch moet zijn, maar enkele keren zijn naam/namen noemen is niet wat daar onder valt meen ik.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
FlyingEagle
Berichten: 2883
Lid geworden op: 23 apr 2005, 22:34
Locatie: air

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door FlyingEagle »

Ik heb het idee dat mensen soms het belangrijker vinden dat een preek schriftuurlijk bevindelijk is dan dat het Christus centraal stelt en dat is kwalijk, die zorg deel in wel. Feit is dat zoals Eilander het al aangaf dat er verschil van inzicht hierin is.
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door -DIA- »

Er moet vanzelf wel plaats zijn voor Christus, toch? En dat is er bij de natuurlijke mens niet.
Verder wordt Jezus vaan aangeboden, aangenomen, zonder dat Hij van God geschonken is.
Dat noemde men vroeger 'een gestolen Jezus'.
Ik merk dat er heel veel over her recht van God wordt heen gesprongen. Sommigen zeggen zo
simpel: Jezus is voor de zondaren gestorven, geloof het, neem het (Hem!) aan en je bent er.

Dat is:
1. Een verschrikkelijke eenzijdigheid en een
2. verschrikkelijke versimpeling.
3. Een miskenning van Gods recht.
4. Een verschrikkelijk zelfbedrog.

De Christus moet worden gepredikt voor de grootste der zondaren.
Bij een in zichzelf vroom mens is er in feite geen behoefte aan Christus.
Ook zegt mem dat men Christus heeft aangemomen en in Hem gelooft.
Hoe is dat gebeurd dan?
Weten we nog iets te vertellen over die nieuwe schepping die niet minder
is dan de schepping van de hemel en de aarde?
Ook over het onderscheid tussen voorkomende waarheden en inkomende waarheden
wordt vrijwel niet meer gesproken.
We kunnen een tekst uit de Bijbel pakken en die op onszelf toepassen. Maar is dit
de Bijbelse weg?
Er is immers geen plek voor Christus in de mens? Daar moet plaats voor gemaakt
worden, anders: Wat moet ik dan met Jezus doen?
En daarbij: men spreekt vaak zo eenzijdig over een lieve Jezus, en slaat een
stuk van Gods deugden over: Recht en Genade.
Genade zonder Recht kan toch niet, alleen in onze gedachtenspinsels.
Verder merk ik: men wil Jezus wel, maar men wil niet met Hem de dood in.
En toch: Zal het ooit anders kunnen dan door de dood heen?
Alleen als het van des mensen kant eens helemaal vastloopt, als een mens zich leert kennen
als een dood- en doemwaardig schepsel, als hij leert dat hij tegen God gezondigd heeft.
Als hij het recht van God toevalt en het voor hem een afgesneden zaak wordt....
Is er dan plaats voor Jezus? Hij maakt dan plaats voor Zichzelf, aan mensen die niet anders meer
verwachten dan de hel.
Het werd wel eens zo uitgedrukt: Jezus wordt daar geopenbaard, daar waar de mens voor de
poort van de hel ligt, waar hij ook niet anders meer verwacht dan dat hij daar in zal storten.
Daar wordt voor zo'n zichzelf doemwaardig mens, de Christus weggeschonken.
Dan wordt het: Ziet, het is alles nieuw geworden, en het oude is voorbijgegaan. Daar
leerde het oude volk (nu niet meer dan?) dat Sion door Recht wordt verlost.
Praat dan niet zo oppervlakkig over de zonde, en over Jezus. Hij is ook God en naar recht
is ook Jezus een verterend vuur. Dat wordt vaak niet bedacht als men enkel eenzijdig
over Jezus spreekt.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
FlyingEagle
Berichten: 2883
Lid geworden op: 23 apr 2005, 22:34
Locatie: air

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door FlyingEagle »

Tjonge Dia, doe nou niet alsof de vraag die in dit topic gesteld wordt je verhaal zou ontkennen, hoewel er wel wat op- en aanmerkingen op zijn te maken overigens.

Heb jij geen zorgen over een prediking waar Christus maar zijdelings langs komt? Zou Hij niet de prediking en ons hart moeten vervullen?
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4790
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door Johann Gottfried Walther »

-DIA- schreef:Er moet vanzelf wel plaats zijn voor Christus, toch? En dat is er bij de natuurlijke mens niet.
Verder wordt Jezus vaan aangeboden, aangenomen, zonder dat Hij van God geschonken is.
Dat noemde men vroeger 'een gestolen Jezus'.
Ik merk dat er heel veel over her recht van God wordt heen gesprongen. Sommigen zeggen zo
simpel: Jezus is voor de zondaren gestorven, geloof het, neem het (Hem!) aan en je bent er.

Dat is:
1. Een verschrikkelijke eenzijdigheid en een
2. verschrikkelijke versimpeling.
3. Een miskenning van Gods recht.
4. Een verschrikkelijk zelfbedrog.

De Christus moet worden gepredikt voor de grootste der zondaren.
Bij een in zichzelf vroom mens is er in feite geen behoefte aan Christus.
Ook zegt mem dat men Christus heeft aangemomen en in Hem gelooft.
Hoe is dat gebeurd dan?
Weten we nog iets te vertellen over die nieuwe schepping die niet minder
is dan de schepping van de hemel en de aarde?
Ook over het onderscheid tussen voorkomende waarheden en inkomende waarheden
wordt vrijwel niet meer gesproken.
We kunnen een tekst uit de Bijbel pakken en die op onszelf toepassen. Maar is dit
de Bijbelse weg?
Er is immers geen plek voor Christus in de mens? Daar moet plaats voor gemaakt
worden, anders: Wat moet ik dan met Jezus doen?
En daarbij: men spreekt vaak zo eenzijdig over een lieve Jezus, en slaat een
stuk van Gods deugden over: Recht en Genade.
Genade zonder Recht kan toch niet, alleen in onze gedachtenspinsels.
Verder merk ik: men wil Jezus wel, maar men wil niet met Hem de dood in.
En toch: Zal het ooit anders kunnen dan door de dood heen?
Alleen als het van des mensen kant eens helemaal vastloopt, als een mens zich leert kennen
als een dood- en doemwaardig schepsel, als hij leert dat hij tegen God gezondigd heeft.
Als hij het recht van God toevalt en het voor hem een afgesneden zaak wordt....
Is er dan plaats voor Jezus? Hij maakt dan plaats voor Zichzelf, aan mensen die niet anders meer
verwachten dan de hel.
Het werd wel eens zo uitgedrukt: Jezus wordt daar geopenbaard, daar waar de mens voor de
poort van de hel ligt, waar hij ook niet anders meer verwacht dan dat hij daar in zal storten.
Daar wordt voor zo'n zichzelf doemwaardig mens, de Christus weggeschonken.
Dan wordt het: Ziet, het is alles nieuw geworden, en het oude is voorbijgegaan. Daar
leerde het oude volk (nu niet meer dan?) dat Sion door Recht wordt verlost.
Praat dan niet zo oppervlakkig over de zonde, en over Jezus. Hij is ook God en naar recht
is ook Jezus een verterend vuur. Dat wordt vaak niet bedacht als men enkel eenzijdig
over Jezus spreekt.
In Christus worden Gods recht en genade verenigd zoals we in Psalm 85 ook zingen, sta je daar wel eens bij stil?
En nee dat is niet goedkoop kijk wat het Christus heeft gekost.
Dat dient gepreekt te worden.
Vanzelf dient de wet gepreek te worden en vele andere zaken uit Gods woord. Maar Paulus spreekt ook over Christus en Dien gekruisigd, zoals in de aangehaalde teksten.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door -DIA- »

Johann Gottfried Walther schreef:
-DIA- schreef:Er moet vanzelf wel plaats zijn voor Christus, toch? En dat is er bij de natuurlijke mens niet.
Verder wordt Jezus vaan aangeboden, aangenomen, zonder dat Hij van God geschonken is.
Dat noemde men vroeger 'een gestolen Jezus'.
Ik merk dat er heel veel over her recht van God wordt heen gesprongen. Sommigen zeggen zo
simpel: Jezus is voor de zondaren gestorven, geloof het, neem het (Hem!) aan en je bent er.

Dat is:
1. Een verschrikkelijke eenzijdigheid en een
2. verschrikkelijke versimpeling.
3. Een miskenning van Gods recht.
4. Een verschrikkelijk zelfbedrog.

De Christus moet worden gepredikt voor de grootste der zondaren.
Bij een in zichzelf vroom mens is er in feite geen behoefte aan Christus.
Ook zegt mem dat men Christus heeft aangemomen en in Hem gelooft.
Hoe is dat gebeurd dan?
Weten we nog iets te vertellen over die nieuwe schepping die niet minder
is dan de schepping van de hemel en de aarde?
Ook over het onderscheid tussen voorkomende waarheden en inkomende waarheden
wordt vrijwel niet meer gesproken.
We kunnen een tekst uit de Bijbel pakken en die op onszelf toepassen. Maar is dit
de Bijbelse weg?
Er is immers geen plek voor Christus in de mens? Daar moet plaats voor gemaakt
worden, anders: Wat moet ik dan met Jezus doen?
En daarbij: men spreekt vaak zo eenzijdig over een lieve Jezus, en slaat een
stuk van Gods deugden over: Recht en Genade.
Genade zonder Recht kan toch niet, alleen in onze gedachtenspinsels.
Verder merk ik: men wil Jezus wel, maar men wil niet met Hem de dood in.
En toch: Zal het ooit anders kunnen dan door de dood heen?
Alleen als het van des mensen kant eens helemaal vastloopt, als een mens zich leert kennen
als een dood- en doemwaardig schepsel, als hij leert dat hij tegen God gezondigd heeft.
Als hij het recht van God toevalt en het voor hem een afgesneden zaak wordt....
Is er dan plaats voor Jezus? Hij maakt dan plaats voor Zichzelf, aan mensen die niet anders meer
verwachten dan de hel.
Het werd wel eens zo uitgedrukt: Jezus wordt daar geopenbaard, daar waar de mens voor de
poort van de hel ligt, waar hij ook niet anders meer verwacht dan dat hij daar in zal storten.
Daar wordt voor zo'n zichzelf doemwaardig mens, de Christus weggeschonken.
Dan wordt het: Ziet, het is alles nieuw geworden, en het oude is voorbijgegaan. Daar
leerde het oude volk (nu niet meer dan?) dat Sion door Recht wordt verlost.
Praat dan niet zo oppervlakkig over de zonde, en over Jezus. Hij is ook God en naar recht
is ook Jezus een verterend vuur. Dat wordt vaak niet bedacht als men enkel eenzijdig
over Jezus spreekt.
In Christus worden Gods recht en genade verenigd zoals we in Psalm 85 ook zingen, sta je daar wel eens bij stil?
En nee dat is niet goedkoop kijk wat het Christus heeft gekost.
Dat dient gepreekt te worden.
Vanzelf dient de wet gepreek te worden en vele andere zaken uit Gods woord. Maar Paulus spreekt ook over Christus en Dien gekruisigd, zoals in de aangehaalde teksten.
Ja, maar dat is wel een heilgeheim!
Ik las net een meditatie in de Saambinder van ds. J.D. Barth, die zal ik zo wel plaatsen,
want die is zondermeer duidelijk en geeft de Bijbelse gereformeerde leer duidelijk weer.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door -DIA- »

SION DOOR RECHT VERLOST

Sion zal door recht verlost worden.
Jes. 1 : 27a.

Deze woorden maken deel uit van de inleiding tot Jesaja's godsspraken. Die inleiding vindt ge in de eerste vijf hoofdstukken dezer profetie. In kapittel zes. beschrijft Jesaja zijn roeping tot profeet. De vijf hoofdstukken, die aan de vermelding van die roeping voorafgaan vatten in het kort samen alles wat Jesaja tot Sion te boodschappen heeft. Ja in het kort ligt het Evangeliewoord van dezen Godsman in dit woord: „Sion zal door recht verlost worden".
Gebonden was Sion. Gebonden onder den vloek der wet; gebonden onder een beschuldigende consciëntie, die door het bloed van stieren en bokken niét kon gereinigd worden; gebonden zag Jesaja Gods volk in den macht des vijands. Maar hoe gebonden ook, Sion zou verlost worden; door recht worden verlost. Bij den Heere waren uitkomsten. Hij had eens verlost uit het diensthuis van Egypte, en Hij zou nog verlossen. De Psalmist had het reeds betuigd:
Al laagt g' o Israël als weleer
Gebukt bij tichelstenen neer
Toen gij uw juk moest dragen,
En zwart waart door uw dienstbaarheid,
U is een beter lot bereid;
Uw heilzon is aan ''t dagen.


Deze troostboodschap heeft Jesaja te brengen tot het Sion in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, koningen van Juda. Maar zijn woord is niet beperkt tot die tijden. Het is Gods Woord aan Zijn kerk door alle eeuwen heen. Sion is niet een volk uit de grijze oudheid. Het is de kerke Gods tot het eind der dagen toe.
Hoort dan, gij gebonden Sionieten, gij zult verlost worden. Al vloekt de wet; al beschuldigt ook u de consciëntie; al gaat de vijand om als een briesende leeuw: Sion zal door recht verlost worden. De Heere is gereed om u te verlossen (Jes. 38 : 20) door Hem, die u toeroept: Ik ben het, Die machtig ben te verlossen (Jes. 63 : 1). Hij heeft de gevangenis gevangen genomen; Hij is het Die Zijn volk vrijstelt.
En maakt, dat het blijft ongekweld
Van 's doods geweld zeer krachtig.


DIE VERLOSSING IS EEN VERLOSSING VAN SCHULD.
Aan Gods recht was Sion schuldig. De vreselijke vertreding van Gods geboden; het algemeen en diep verval maakten het der verwerping waardig. In de verzen 2-9 heeft Jesaja die schuld getekend. Voor hemel en aarde heeft de Heere doen uitroepen, wat Zijn volk misdreef. Het mocht hun nog aangrijpen!
„Een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, mijn volk verstaat niet".
Een „wee!" wordt over het zondige volk uitgeroepen, het volk van zware ongerechtigheid, dat onder de slagen zelfs verhardt en den afval te meerder maakt. „Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve, maar wonden en striemen en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn". De dochter Sions was als een nachthutje in den komkommer hof, als een belegerde stad". Ja zó vreselijk was het algeheel verval: „Zo niet de Heere der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn, wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden."

Gods recht werd met voeten getreden. De zonde was opgestapeld. Wat ware anders te wachten, dan dat naar het onkreukbaar recht des Heeren het oordeel der verwerping vallen zou over een volk als dit was. En te erger werd het dreigend gevaar, omdat men de verlossing zocht
BUITEN HET RECHT DES HEEREN OM.
Nog eens slaan wij het oog op de aan den tekst voorafgaande verzen. Van vers 10 tot 15 heeft Jesaja op deze Gods recht krenkende dwaasheid gewezen. En de eigengerechtigheid is afgewezen! Bij slacht- en brandoffer had Israël heil gezocht, om de straf te ontkomen. Dwaas geslacht! Is er gerechtigheid bij den mens om gemaakte schuld te voldoen? Toch zocht het verblinde volk herstel der breuk in eigen kracht. Maar God slaat die eigengerechtigheid het volk uit de hand. Als oversten van Sodom en volk van Gomorra spreekt de Heere het Israël van Jesaja's dagen aan. Moest dit woord niet ingrijpen? Deed zulk een aanspraak niet alle fundamenten van gemaakte vroomheid schudden? „Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtofferen? zegt de Heere. Ik ben zat van de brandoffers der rammen en het smeer der vette beesten Brengt niet meer vergeefs offer; het reukwerk is Mij een gruwel Uw nieuwe maanden en uw gezette hoogtijden haat Mijn ziel; zij zijn Mij tot een last". Wat bleef van al de offeranden en gebeden en feestdagen over, als Israël daarmede de gemaakte schuld wilde voldoen? Niets! Ja nog erger, dat zoeken van eigengerechtigheid vermeerderde de schuld en was den Heere een gruwel. Gods recht eist een volkomen voldoening en die is door Sion zelf nimmer op te brengen. Eén weg slechts blijft over. Dat het volk onder Gods recht valle. Dat het met de zonde breke en erkenne, dat Jehovah recht op Israël heeft. Schuldig aan alle geboden zoeke het volk ontkoming, doch alleen door recht. Want SION ZAL DOOR RECHT VERLOST WORDEN.

Dit nu geldt niet alleen voor Sion uit Jesaja's dagen, maar door alle eeuwen heen blijft dit de enige weg ter zaligheid: DOOR RECHT VERLOST.
Naar dat recht zijn alle mensen schuldig. Den drievoudige dood hebben wij allen ons in Adam onderworpen. Geheel de wereld ligt verdoemelijk voor God. Het recht des Heeren heeft elk mens gevonnist, en vordert betaling tot den laatsten penning. Dat wij toch daarvan doordrongen mochten worden. God kan van Zijn recht niet af. Alleen door den weg der gerechtigheid verheerlijkt de Heere Zijn barmhartigheid. Daarom is een hopen op de barmhartigheden Gods buiten de verheerlijking van het recht vals en bedrieglijk.
De Remonstranten kwamen met de vraag: „Is God dan niet barmhartig?" Doch de Catechismus antwoordde: „God is wel barmhartig maar Hij is ook rechtvaardig. Daarom zo eist Zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste Majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde."
O, hoe noodzakelijk is het steeds en vooral ook in onze dagen den eis van Gods recht hoog te houden. Geen mens zal zalig worden dan in de volkomen betaling van alle ongerechtigheden. Niet een zonde kan onvoldaan blijven. Want één onbetaalde zonde eist het vonnis des doods. Hoevelen nemen het hier zeer licht.
Men schaamt zich in de Nederlandsche kerk niet de oude Pelagiaansche dwalingen openlijk uit te spreken en met Gods recht te spotten. Anderzijds rust men in de belijdenis dat Gods recht in Christus is voldaan. Dat moet een zondaar geloven en het is genoeg. Alsof in zulk een oppervlakkige leer niet school een praktisch Remonstrantisme. Men joeg de Remonstrant de voordeur uit, om hem door een achterdeur weer in te laten. Om niet meer te noemen tientallen mensen rusten in enige aandoeningen van hun gemoed. Zij hebben tranen geschreid; een psalmversje gehad en zij zijn gered. Aan hun bekering twijfelen zij niet. Althans zij rekenen zich bij de "kleinen", en wee u indien gij de kleinen ergert, zo zeggen zij. Dat Gods recht voldaan worden moet en elk mens een Borg voor zijn schuld behoeft, dat bekommert hen echter het minst van al. En juist daarom gaat het bij de oprechte kleinen. Dat toch ons oog geopend werd. Wij bedriegen ons zelf met dergelijke leuzen en vleien ons in een valse rust.

Gelijk Jesaja op het recht Gods wees en Sion voor Gods recht daagde, zo dagvaart de Heere Zijn uitverkorenen in den tijd der minne. Hetzij zij openlijk de zonden en de wereld dienden of wel onberispelijk onder de waarheid leefden, hoe uitwendig ook verschillend van weg, hierin komen al Gods kinderen overeen, dat zij voor Gods recht gedaagd, als een verloren zondaar zich leerden kennen.
Er bleef geen uitweg. Voldoening moest gegeven voor al die schuld. En toen ging dat ontdekte volk, gelijk Jesaja van het Sion zijner dagen schreef, tot de gebroken bakken van eigen gerechtigheid. Gebogen onder de schuld met dood en hel voor ogen beloofden die ontdekte zielen beterschap en te betalen wat zij schuldig zijn. Zij zochten het buiten het recht des Heeren om. Maar de schuld werd meer, dagelijks meerder. Gods wet volgde als een bloedwreker. Gods wet stiet weg alle offeranden en tranen en gebeden.

Geen rust bleef er over. Nachten werden met klagen doorgebracht. Het liep op een einde. Alles was te kort, te licht bevonden. Gods volk, waarbij zo menigmaal men troost zocht, kon niet redden. Gods knechten vermochten niets te geven. Verloren werd het.
'k Schatte mij geheel verloren,
'k Mocht van geen vertroosting horen.

O, dat omkomen! dat bezwijken onder Gods recht! Schuldig aan alle geboden Gods en geen kwadrantpenning om te betalen.
Maar juist zo bereidt God Zijn volk om te leren verstaan dat Sion door recht verlost wordt. Zolang wij vermogen staan wij Gods recht tegen. Hier komt een bukken, een vallen, een erkennen, dat God recht is al zal Hij voor eeuwig verdoemen. En juist in dat hartelijk, oprecht erkennen van Gods recht, wil de Heere den weg in Christus openen. In Gods eigen, eengeboren Zoon toch is het recht volkomen voldaan. Alle schuld heeft Hij gedragen. Eeuwige gerechtigheid bracht Hij aan. Hij heeft voor al Zijn volk uitgeroepen: „Het is volbracht". Hij is opgewekt tot rechtvaardigmaking van de Zijnen. En Hij openbaart Zich aan dien verloren zondaar. O, welk een ruimte wordt in Hem gevonden door het geloof. De weg van verlossing is aan dien verlorene ontsloten. Zijn toevluchtnemingen zijn niet meer tot zijn deugden en krachten en tranen en gestalten. Van zichzelf af keert hij zich tot Christus, en met Paulus jaagt hij daarnaar, dat hij in Christus gevonden worden mag, niet hebbend zijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is. Wat lange, bange strijd kan hier gestreden worden. Wat vreze, dat het zien op Christus te kort schieten zal; dat Gods recht nog eist en veroordeelt. Hoop en vreze worstelen met elkander. Gesterkt met Gods beloftenissen; getroost door Zijn Woord, gaat toch de ontdekking aan het recht Gods dieper in de ziel van Gods volk in. Gelijk eens Jacob met al zijn ervaringen en met al zijn beloften aan den Jabbok alles verloor, zo onderricht de Heere Zijn volk, dat alleen in Christus zij voor God bestaan kunnen. Door recht zal Sion verlost. En dat recht snijdt af alles wat buiten de eenige voldoening in Christus is. De vierschaar wordt gespannen. God de Vader eist als Rechter; Satan en de wet en de consciëntie beschuldigen; de gedaagde uitverkoren staat als zondaar voor God, ontgrond van al wat hij ervoer. Maar o, wonder van genade, terwijl de ziel het eeuwig vloekvonnis inwacht en Gods recht lief krijgt, treedt Christus in, eisend de vrijspraak op grond van de gerechtigheid door Hem verworven en waarmede Hij den zondaar bekleedt. Hier spreekt God de Vader den helwaardige zondaar vrij; voor eeuwig vrij en verzegelt het door den Heiligen Geest: „Alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch schelden zal". O, eeuwig wonder, Sion door recht verlost! Met behoud van Gods volmaaktheden is de schuld geworpen in eeuwige vergetelheid. Gefundeerd op Christus alleen, op het verheerlijkte recht Gods alleen, gaat Gods volk vrij uit zo volkomen, alsof ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht had, die Christus voor mij volbracht heeft". Dat is de hechte grond van Sions verlossing. Zij is op Gods recht gebouwd. O, daarvan zal dat volk zingen, huppelend van ziele vreugd:
Welzalig is de mensch, wien 't mag gebeuren
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren.

Beproeven wij ons nu of wij in waarheid van deze verlossing door recht iets leerden kennen, en verwaardige de Heere Zijn volk niet te kunnen rusten dan alleen in de vrijspraak des Vaders op grond van Christus' gerechtigheid. Daar valt de schuld weg en wordt Gods volk verlost, ja eeuwig vrij gemaakt.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4790
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Als we toch meditaties gaan plaatsen, hier ook één zelfde tekst. Van Ds. Pronk. Oke is geen preek. Maar toch wel anders dan die van Ds. Barth.

"Sion zal door recht verlost worden en haar wederkerenden door gerechtigheid.” Sion is de stad Jeruzalem. De profeet heeft een ernstige aanklacht tegen de stad en vooral tegen haar leidslieden moeten uiten. Jeruzalem heeft haar God in ontrouw verlaten zoals een publieke vrouw haar man verliet. Concreet zijn de zonden genoemd. De weduwen en wezen vinden geen recht. De leidslieden laten zich, gedreven door hebzucht, omkopen. Zij deinzen er niet voor terug iemand te vermoorden. Afgoden worden gediend en zij offeren in de hoven onder de eiken. Gods oordeel over dat zondige volk kan niet uitblijven. Hij moet ze brengen in het vuur van de smeltoven van Gods oordeel. Dat oordeel van God is, zo zagen we, zowel straffend als louterend. De Heere belooft verlossing en bekering. Velen zullen zich door Gods genade bekeren. Dat zijn de wederkerenden. Maar ook velen blijven, ondanks Gods belofte, doorleven in hun zondige wegen en luisteren niet naar de stem van de Heere. Zij zullen getroffen worden door Gods rechtvaardig oordeel.. De Heere belooft aan de ontrouwe stad verlossing en bekering. Verlossing wil zeggen dat Hij ze van hun zonden vrijkoopt door een losprijs. Hij geeft bekering zodat ze weer naar Gods Woord gaan leven.
En hoe worden ze verlost? Door recht en gerechtigheid. Deze woorden zeggen iets over Wie God is. De grondbetekenis van deze beide woorden is zoveel als betrouwbaarheid. De Heere is volkomen betrouwbaar, je kunt op Zijn Woord aan. Het Woord dat zowel veroordelend als verlossend is. Het gaat door het gericht heen. De zondaren zullen vergaan. Maar er zal een overblijfsel zijn dat zich bekeert. Er zullen zijn die wederkeren. Sion zal door recht verlost worden en zijn wederkerenden door gerechtigheid. Niet geheel Sion. Zijn wederkerenden. Een heilige rest. Daar achter staat Gods verkiezende liefde.
De rijke vervulling van deze woorden liggen in het verlossingswerk van Christus. Laten we dat nu met elkaar gaan zien. Sion en zijn wederkerenden zullen verlost worden door recht en gerechtigheid.
Door recht. We denken daarbij aan het recht van Gods verbond en van Zijn liefde. Zijn recht is het recht van Zijn verbond. Gods recht is dat Hij het uit Zijn verbondsliefde voor een ellendige en voor een verdrukte opneemt. Dat is Gods recht. Door recht. Dat is het recht waarin een koning het opneemt voor verdrukten en ellendigen (Psalm 72). Het is het recht waarin God op grond van Zijn verbond het opneemt voor Zijn volk. In dit recht klinkt door Gods heil, Gods ontferming en barmhartigheid. We kunnen dus zeggen dat in het recht van Gods verbond de hartenklop van zijn eeuwige liefde te horen is en dat Hij het door dat recht op neemt voor ellendigen. Door recht. Dat is door barmhartigheid en ontferming, in Vaderlijke liefde. Wanneer we hier dus lezen dat Sion door recht zal verlost worden, wil de profeet daarmee zeggen: door het recht van Gods genade. God is een God Die het voor zondaren en ellendigen op neemt. Wat een wonder. Door gerechtigheid. Dat geeft aan dat Hij handelt in overeenstemming met naar Zijn verbond. Hij doet wat Hij heeft gezegd en beloofd.
Wij vragen wat de grond van dit alles is. Waar rust het op dat God door recht en gerechtigheid verlost? We kunnen ook vragen waar God Zijn barmhartigheid getoond heeft. En we antwoorden: Op Golgotha. In Christus is God een God van recht en gerechtigheid. We zien dus op Golgotha. We zien op Christus. En wat is er op Golgotha gebeurd? Daar heeft God Zijn toorn volkomen en ten volle geopenbaard in Christus. Op Golgotha is de volle toorn Gods uitgestort op Christus. De volle toorn! De straffende gerechtigheid is op Christus neergedaald. Hij is tot zonde gemaakt. De zonde is op Hem gelegd, zoals Johannes zei: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Hij droeg de volle toorn aan het kruis toen Hij uitriep in de duisternis: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? De toorn die ik en u verdiend hebben daalde neer op Christus. Hij is aan het kruishout verteerd, tenietgedaan. We belijden dat Hij is neder gedaald ter helle. Hij is de volle dood ingegaan. Hij is verbrijzeld onder Gods toorn. Hij is verbrijzeld onder de eeuwige gramschap. In dat ontzaglijk ogenblik van het ondergaan van Gods eeuwige toorn trok de wereld dicht in duisternis. Ja, Christus moest nederdalen ter helle. Hij als de Borg heeft de toorn gedragen en weggedragen. Hij heeft de losprijs betaald om zondaren uit de banden van de zonde en de dood los te kopen.
En wat hebben wij te doen? Wij, als ellendige zondaren? Buigen in het stof. Buigt u dan in het stof. Denk maar niets van uzelf. Vernedert u onder de krachtige hand Gods. Heere, hier ben ik, ik heb gezondigd. Ik heb Uw kastijdende hand verdiend. Maar U bent in Christus een God van genade en barmhartigheid. Laat ik de toevlucht tot Christus nemen, om in Zijn bloedwonden te schuilen.
Kijk, dat is nu het meerdere van het Nieuwe Testament. In het Oude Testament moet het volk nog onder Gods toorn in de ballingschap. Dat hoeft in het Nieuwe Testament niet meer. U zegt: waarom niet? Omdat de volle toorn op Christus is neer gedaald. Wanneer ge nu de toevlucht neemt tot die Borg, mag u geloven dat Hij de toorn voor u heeft gedragen en voor eeuwig weggedragen. Dat betekent dat de Heere nooit meer op u toornen, nooit meer u schelden zal.
O jawel, er is de tuchtigende hand Gods. Dat wel. Er is de slaande hand Gods in het leven. En dat kan pijn doen. Maar het gebeurt alles in liefde. In Vaderlijke ontferming, omdat Christus de volle toorn gedragen heeft. Zo kunnen we spreken van het toevlucht nemen tot Christus, om in Hem te schuilen. Elke keer weer opnieuw. Christus heeft de volle toorn gedragen en eeuwig weggedragen.
Wanneer u schuilen mag in die Borg, weet u wat u dan in Christus vindt? Eerst Christus hoor, en dan Zijn weldaden. Laten we het niet omkeren! Velen keren die volgorde om. Ik heb ze wel ontmoet in de trein van het leven. Ja, dominee, ik heb wel de weldaden van de Heere, maar Christus ken ik niet. Mag ik u dan vragen hoe u kunt gewagen van de weldaden van Christus? U moet de zaken niet omkeren. Eerst de Borg. Eerst Christus. Ik lees in zondag 7 van de catechismus dat die zalig worden die Hem door een waar geloof ingelijfd worden en al zijn weldaden aannemen.
Neem toch de toevlucht tot Christus. Hoe? In ootmoed. Onder God buigen en erkennen dat ik de straf verdiend heb. Maar ik neem de toevlucht tot de Borg. In Christus ligt vergeving. In Hem is het eeuwige leven. In en door Hem is er de levensvernieuwing. Zult u vluchten naar die Borg! Dat is geloof. Meer is niet nodig. Minder kan niet. Dat is het waar het om gaat: de toevlucht nemen tot Christus, terwijl ik buig onder de Heere: Ik heb Uw kastijdende hand verdiend, maar, Heere, sla mij niet in Uw toorn. Dat hebt U op Golgotha gedaan in de Borg. En wegkruipend in die bloedwonden mag ik delen in die Vaderlijke liefde. Dat is de zekerheid van het geloof. Weet u waar de zekerheid van het geloof ligt? Niet in ons. Het is wel een beleefd geloof. Het is wel een geloof in de zielsbeleving en in de zielservaring. Maar de zekerheid van het geloof ligt op Golgotha, ligt in de Borg. En in Hem zijn al Gods beloften ja en door Hem is het amen. Wie niet door het geloof uit Christus leert leven en aan Hem voorbijgaat zal zelf de toorn moeten dragen en voor eeuwig en ondergaan
Laatst gewijzigd door Johann Gottfried Walther op 07 aug 2015, 11:27, 1 keer totaal gewijzigd.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door -DIA- »

Citaat ds. Ponk:
"In en door Hem is er de levensvernieuwing. Zult u vluchten naar die Borg! Dat is geloof. Meer is niet nodig. Minder kan niet. Dat is het waar het om gaat: de toevlucht nemen tot Christus, terwijl ik buig onder de Heere: Ik heb Uw kastijdende hand verdiend, maar, Heere, sla mij niet in Uw toorn. Dat hebt U op Golgotha gedaan in de Borg. En wegkruipend in die bloedwonden mag ik delen in die Vaderlijke liefde. Dat is de zekerheid van het geloof. Weet u waar de zekerheid van het geloof ligt? Niet in ons. Het is wel een beleefd geloof. Het is wel een geloof in de zielsbeleving en in de zielservaring. Maar de zekerheid van het geloof ligt op Golgotha, ligt in de Borg. En in Hem zijn al Gods beloften ja en door Hem is het amen. Wie niet door het geloof uit Christus leert leven en aan Hem voorbijgaat zal zelf de toorn moeten dragen en voor eeuwig en ondergaan."

Neigt dit niet naar het remonstrantse? De mens moet het als het ware zelf doen. En alzo bedorven is de mens dan blijkbaar toch niet? "Zult u vluchten naar die Borg!" Weet u, van nature, en bij enige zelfkennis zult weten dat we echt niet tot Christus vluchten, maar proberen uit Zijn handen te blijven. Immers, dan verwacht de mens niet anders dan naar recht verloren te gaan?
Ik kan er niet anders in lezen als een versimpeling en om de hete brei heen draaien. Met alle respect voor de dominee, maar zo'n wijze van voorstellen maakt wel een christendom als in onze dagen.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Auto
Berichten: 4533
Lid geworden op: 22 feb 2002, 20:01

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door Auto »

-DIA- schreef:Citaat ds. Ponk:
"In en door Hem is er de levensvernieuwing. Zult u vluchten naar die Borg! Dat is geloof. Meer is niet nodig. Minder kan niet. Dat is het waar het om gaat: de toevlucht nemen tot Christus, terwijl ik buig onder de Heere: Ik heb Uw kastijdende hand verdiend, maar, Heere, sla mij niet in Uw toorn. Dat hebt U op Golgotha gedaan in de Borg. En wegkruipend in die bloedwonden mag ik delen in die Vaderlijke liefde. Dat is de zekerheid van het geloof. Weet u waar de zekerheid van het geloof ligt? Niet in ons. Het is wel een beleefd geloof. Het is wel een geloof in de zielsbeleving en in de zielservaring. Maar de zekerheid van het geloof ligt op Golgotha, ligt in de Borg. En in Hem zijn al Gods beloften ja en door Hem is het amen. Wie niet door het geloof uit Christus leert leven en aan Hem voorbijgaat zal zelf de toorn moeten dragen en voor eeuwig en ondergaan."

Neigt dit niet naar het remonstrantse? De mens moet het als het ware zelf doen. En alzo bedorven is de mens dan blijkbaar toch niet? "Zult u vluchten naar die Borg!" Weet u, van nature, en bij enige zelfkennis zult weten dat we echt niet tot Christus vluchten, maar proberen uit Zijn handen te blijven. Immers, dan verwacht de mens niet anders dan naar recht verloren te gaan?
Ik kan er niet anders in lezen als een versimpeling en om de hete brei heen draaien. Met alle respect voor de dominee, maar zo'n wijze van voorstellen maakt wel een christendom als in onze dagen.
Ik snap wat je bedoelt, maar let erop dat de puriteinen en de Schotten ook zo over gesproken hebben en veel oudvaders ook. Als je de Erskines leest, Thomas Boston, Flavel, dan zie je een drijven tot Christus in, maar wel komen daar dan ook de gestalten hoe een mens dan bij Christus komt.
ejvl
Berichten: 5747
Lid geworden op: 06 jun 2011, 11:15

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door ejvl »

Dia. Lees je wel eens puriteinen? Bijvoorbeeld Andrew gray?
DDD
Berichten: 28709
Lid geworden op: 11 jul 2012, 17:48

Re: Prediking is christusprediking?

Bericht door DDD »

Ook maar een citaat speciaal voor DIA dan, uit de kerknieuwsbrief van Van der Valk:

(Ik heb het helemaal gelezen, maar voor een kerklid dat een gereformeerde prediking gewend is, bevat het geen nieuws.)
1. De prediking van het Evangelie aan zondaren (David Gay): ontvangen van dhr. D.J.H. van Dijk. Dit is een lezing die gehouden is op de Leicester Conferentie
‘Heden bied ik u zaligheid; voor een ieder die de Heere Jezus Christus wil aannemen is de deur der genade niet toegesloten, neen, maar Hij zal u omhelzen met de armen Zijner liefde... O, wendt u tot Hem, wendt u tot Hem in het diepste besef van uw waardeloosheid. Vertel hem hoe vuil gij zijt, hoe verdorven, en zijt niet ongelovig, maar gelooft! Waarom vreest ge dat de Heere Jezus Christus u niet zou willen ontvangen? Uw zonden zijn voor Hem geen belemmering. Niets kan Christus ervan weerhouden u aan te nemen: Hij schept behagen in het zien van arme zondaren die tot Hem komen, Hij heeft vermaak, wanneer zij aan Zijn voeten liggen geknield, pleitende op Zijn beloften; en indien gij aldus tot Christus komt, zal Hij u zekerlijk ontvangen. Houd toch op Zijn eindeloze liefde te kleineren! Hij wil slechts dit van u, dat ge in Hem gelooft, zodat ge teneinde gered zoudt worden. Dit, dit is alles wat deze beminnelijke Zaligmaker begeert, namelijk u gelukkig te maken, dat gij uw zonden verlaat. Laat mij u smeken tot Christus te komen. Ik nodig u allen uit tot Hem te gaan, en Hem als uw Heere en Losser te ontvangen... Ik nodig u uit naar Hem te komen, en Hij zal zich verheugen en verheugd zijn. Hij roept u bij monde van Zijn knechten; o, komt tot Hem! Hij arbeidt voor u, want Hij wil dat ge de zonden de rug toekeert, de dienst van Satan opzegt en Hem zoekt. Opent de deur uws harten, opdat de Koning der ere inga!’
Dat was George Whitefield. Nog nooit heb ik gepreekt tot zondaren als hij. U wèl? Indien niet, waarom niet? Dat is nu onze vraag en vandaar mijn thema ‘De prediking van het Evangelie aan zondaren’.
Ik begin met een persoonlijke opmerking.
Ik heb de herontdekking van het Calvinisme meegemaakt, en het zien gedijen vanaf het prille begin tot de tijd dat het zelfs modieus begon te worden - tegenwoordig worden tenminste velen ‘gereformeerd’ genoemd. Hoeveel predikanten hebben niet boekenkasten die buigen onder het gewicht van de calvinistische boeken, vergeleken met de late 50-er jaren! We zijn in het bezit van meer en beter betrouwbare Bijbelverklaringen dan ooit, organiseren conferenties en beschikken over beter opgeleide predikanten dan ons voorgeslacht. Steeds meer kerken ondergaan thans een Bijbelgetrouwe reformatie der leer, praktijk en kerkregering. Ook de wetenschappelijke uiteenzettingen aangaande de Schrift zijn zeer correct. Elke week, zondag aan zondag worden vanaf de kansels juiste uiteenzettingen uit de Schrift voorgedragen.
En tòch… is er iets ernstig fout!
Dit was een persoonlijke opmerking, zoals ik gezegd heb. Het is wat ik zie in mijn gezichtsveld, dat vrijwel geheel beperkt is tot Engeland. Ik tracht oprecht te zijn tegenover u. Ik ben calvinist in hart en nieren, een ‘five pointer’, en daarvoor schaam ik mij niet. Maar...het is een feit dat ik het Woord breng met armzalig resultaat, wat betekent...dat ik er zéér, zéér weinigen zie, die worden toegebracht.
Ik ben een calvinist, maar wat het winnen van zielen voor Christus aangaat...ben ik praktisch nutteloos.
Onder de kinderen der heiligen heb ik tot nu toe enkele bekeringen gezien. Ik zie bepaalde Arminianen en onwetende christenen die tot het calvinisme zijn bekeerd.
Versta mij wel, ik onderschat de waarde ervan geenszins, aangezien dit alles vrucht van Gods zegeningen is. Maar ik moet belijden dat ik zeer, zeer weinig bekeringen zie onder de mensen die eerder geen bijzondere band hadden met het Evangelie. Maar metterdaad preek ik ook tot dit soort zondaren weinig.
Is dit ook uw ervaring?
Er is iets fout, en ik behoorde er wel door te worden gekweld. Ik weet goed dat enigen van u eronder lijden en erdoor worden gekweld, misschien velen. Ik stem in met Spurgeon, als hij zegt: ‘Hèt grote doel dat ons bij de verheerlijking Gode voor ogen staat, is: niet te rusten voor wij voor Hem zielen gewonnen hebben. Wij mòeten zondaren tot God zien bekeerd worden. Zien wij dit niet geschieden, dan moet onze noodkreet die van Rachel zijn: 'Geef mij kinderen, of ik sterf!'... De verkondigers der vredesboodschap zouden niet eerder hun bitter geween moeten willen staken, dan wanneer zondaren hun zonden bitterlijk bewenen.’
Richard Baxter zei: ‘Het werk van de bekering is het eerste grote ding dat wij duidelijk dienen te maken; daarna moeten wij arbeiden met al onze kracht. Helaas, de ellende van de onbekeerden is zo groot, dat het luide tot ons roept om medelijden. Het is zo bedroevend, mensen te zien in een staat van verdoemenis... Mij dunkt, we moesten er geen moment over denken hen alleen te laten. Wie is in staat nog één enkel woord te temen over geschilpunten, te handelen over onnodige dingetjes of minder belangrijke waarheden te berde te brengen, terwijl zijn ogen miserabele, ellendige zondaren zien, die bekeerd moeten worden, of verdoemd...? Ja, ik zie hen zelfs hun schrikkelijk einde naderen! O, wie ge ook links laat liggen, laat niet deze zondaren, de ellendigsten, verloren gaan! Aan wie ge ook voorbijgaat, ga niet deze arme zielen voorbij, die liggen onder de verdoemenis en vloek der wet! O, roep naar de onboetvaardigen, en neem dit grote werk van het toebrengen van zondaars ijverig ter hand, welke dingen gij ook ongedaan laat. Laat een ieder die predikt voor de zaligmaking van de mens niet tevreden zijn, tot hij datgene waarvoor hij predikt in vervulling ziet gaan. Hij heeft nimmer het goede doel voor ogen gehad, wie het onverschillig was, of zijn toehoorders de zaligheid verwierven, of niet... dìe man heeft alleen voor zichzelf gepreekt, en niet om alle eer Christus te doen toekomen, zelfs niet wanneer hij Christus preekte, hoe uitmuntend en goed hij het ook gedaan schijnt te hebben. Geen wijze en liefdadige geneesheer gevoelt zich altijd tevreden, wanneer hij slechts geneesmiddelen toedient en verstrekt, zonder verbetering onder zijn patiënten waar te nemen, maar integendeel hen allen onder zijn handen te zien sterven. Ik verwonder mij wel eens over mensen die twintig, dertig of veertig jaar hebben geleefd, en nochtans nooit enige vrucht op hun werk hebben mogen zien, hoe zij dit met zóveel geduld dragen, en blijven doorgaan. Ik zou mij niet gemakkelijk tevreden voelen, als ik mijn levensdagen zó zou moeten doorbrengen.’
Krachtige taal! Ik word berispt. Ik behoorde berispt te worden! Nu is het mogelijk, dat hetgeen ik u beschreven heb uw ervaring niet is. Maar ik zeg het opnieuw, ik vrees dat er fundamenteel iets fout is. Het lijkt mij, dat calvinisme en 'ziel reddende' prediking menigmaal niet samen gaan. Indien dat zo is, dan vraag ik: mogen wij nog de geestelijke nakomelingen van Whitefield, Edwards, Nettleton en Spurgeon worden genoemd?
Wat te denken van Paulus en Petrus? Zij hielden zich aan de genadeleer! En zagen zij niet vele bekeringen, en dat in kolossale aantallen? Zou ik het niet zeer moeten betreuren, dat zo weinigen mijn prediking geloven? Ja! Jesaja deed het: ‘Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard?’
Wij allen moeten hierover wenen!
Bent u het hiermee eens? Voelt uzelf iets dergelijks? Aleer ik verder ga, moet ik dat weten. Sta ik hier alleen? Heb ik alleen mijzelf en alleen mìjn falen beschreven, of gevoelt één uwer hetzelfde?
Wat is er nu fout gedaan?
Wel, wat is ons antwoord?... Dat er niets is fout gegaan! Het is toch Gods soevereine wil. ‘...maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden...’ Romeinen 11 vers 7.
Echter, dit antwoord voldoet niet. Het is een deel van de waarheid, zeker, maar niet de volle waarheid. Aan Gods soevereiniteit waag ik geen ogenblik te twijfelen. Doch als wij God de schuld geven van onze schamele successen in de Evangelieprediking... dan is het vreselijk dat we ooit calvinist geworden zijn. Wij mogen ons niet verschuilen achter de besluiten Gods. Onze vaderen deden het ook niet. Zij gehoorzaamden Gods geboden, die voor hen prikkels waren om te bewegen tot het werk van prediken, en velen van hen oogstten in overvloed. Dat is ook ònze plicht!
Zou het niet mogelijk zijn dat de oorzaak in onszelf ligt en dat er iets mis is in onze prediking? Als dat zo is, dan zijn wìj verantwoordelijk, dan zijn wìj fout.
Ik geloof dat wij het Evangelie tè vaak niet op de juiste wijze aan de zondaren verkondigen. Ik vrees dat wij hier onze plicht verzaken, en dat met rampzalige gevolgen. Hìer is de wonde, en hìer mòeten wij de onderzoekende vinger leggen. Predik ik werkelijk het Evangelie aan zondaren? En u?
Deze vraag heeft vele predikers in het verleden bezocht en bezig gehouden, en zij vonden haar niet gemakkelijk te beantwoorden. John Leland zei: ‘Aan het einde van het jaar 1806, kreeg ik te kampen met enorme aanvechtingen aangaande mijn prediking, vrezende dat mijn vruchteloosheid in het ambt te wijten was aan onjuiste preken. Ik voelde mij zó terneergeslagen, dat de grote vraag die mijn geest gedurende tijd beroerde ‘Hoe moet een vergadering van zondaren worden toegesproken?’ met zulk een beslaglegging in mijn geest viel, dat ik me nauwelijks meer kon beheersen.’ Hij zei: ‘Ik zonk in een diepe neerslachtigheid van geest. Het is mij steeds een vraag van groot gewicht geweest, te weten hoe men een vergadering van zondaren moet toespreken, in de stijl van het Evangelie. Zij viel mijn geest onophoudelijk aan, en dat met een grote kracht. Mijn angsten bestonden hierin, dat ik dacht het Woord niet recht te brengen, wat de oorzaak was waarom ik zo... nutteloos was...’
Die vraag behoort ook ons te belasten. Prediken wij ‘goed’? Spreken wij zondaren op de goede wijze aan? Menigmaal niet, denk ik!
Wat is dan het probleem? Wel, hoe kan ik deze vraag mogelijkerwijs beantwoorden? De gevallen dat wij predikanten falen zijn legio. Gebrek aan tijd verbiedt ons zelfs een vluchtige blik; ik kan niet aflaten het te hebben over de roeping tot het ambt, bijvoorbeeld. Maar wij durven het niet altijd voor waar te houden, ik vrees dat niet iedereen die het Woord brengt werkelijk daartoe geroepen is. Ik vrees dat er vandaag de dag te weinig prediking is... zwerftochtjes door boeken, theologische lezingen en herhaaldelijk vertelde anekdotes zijn niet voldoende... maar vanwege gebrek aan tijd (en niet meer of minder) moet ik dergelijke zaken laten liggen.
Ik wil mij houden aan slechts één punt. Volgens mijn ervaring is het één van de belangrijkste oorzaken waarom deze stijl van preken nalaat om een middel tot bekering te zijn. Het vloeit voort uit een misbruik van ons aloude calvinisme voor onze prediking; het dilemma dat velen voelen, hoe kan ik, als calvinist, de zondaren het Evangelie verkondigen? In feite zie ik een oprukkend hyper-calvinisme! Een verlamming die ons bekruipt.
Hier volgt een korte definitie van een hypercalvinist door Martin Lloyd-Jones: ‘Een hypercalvinist is iemand die zegt dat het aanbod van genade alleen komt tot de verlosten, en dat een Evangelieprediker het aanbod van genade niet mag aanbieden aan iedereen. Dat is een hypercalvinist. Een hypercalvinist beschouwt een man die de genade aan iedereen aanbiedt als een gevaarlijk persoon... Ik bied u allen de zaligheid aan... Dàt is het verschil tussen een hypercalvinist en een calvinist.’
Daar is altijd een neiging in de Calvinisten om hypercalvinist te worden. Het gebeurde in Engeland in de 18e eeuw en in de zuidelijke Staten van Amerika in het begin van de 19e eeuw. Het kan opzettelijk gebeuren; echter in veel gevallen onbedoeld. Maar het is even fataal per ongeluk hypercalvinist te worden als opzettelijk. Over deze tendens maak ik mij bezorgd. O! Wij ontkennen eenvoudig dat wij deze dingen doen. We geloven dat we het Evangelie Bijbels preken, vrijelijk Christus aanbiedend aan alle zondaren, maar ik herhaal dat er een soort beginnend hypercalvinisme in omloop is. Wij houden ons aan het vrije aanbod van het Evangelie, maar de vraag is niet ‘Doen wij recht aan het dogma van het vrije aanbod?’ Het is deze: Bieden wij de zondaren openhartig en gunnend Christus aan?
Zien wij dit als een dringende noodzaak en doen wij het met de nodige kracht en aandrang? Aan dit doel moeten wij beantwoorden, maar wij doen het meest niet!
Soms zijn de motieven begrijpelijk. We leven in de dag der kleine dingen en misschien vervallen wij, onbewust, in hypercalvinisme, als verdedigingsmechanisme. Soms zijn de motieven weloverwogen. Velen hebben een Arminiaanse achtergrond, en dreigen terug te vallen in het moeras van de vrije wil. Het is prijzenswaardig dat we trouw willen blijven aan onze calvinistische overtuigingen. We hebben de walgelijke gevolgen gezien van het oppervlakkig geloof, sentimentele, niet leerstellige 'Evangelieverkondiging'; en ten koste van alles willen we dat vermijden. Maar in het vermijden van de éne fout zien wij mogelijk de andere over het hoofd.
En dit alleen al is hetgeen calvinisten maakt die het Evangelie niet verkondigen zoals ze het behoren te doen. Dit bedrog vermindert onvermijdelijk het aantal ware bekeringen. Dàt is waarover ik wil trachten te spreken.
John Murray zei: ‘In de kringen waar de meesten van ons leven en het predikambt beoefenen heerst geen verdeeldheid aangaande het vrije aanbod van genade aan alle mensen. Misschien, echter, is er weliswaar collectieve instemming met deze leerstelling, en is een krachtige verdediging ervan gelegen in... theologische verdeeldheid, terwijl tegelijkertijd sprake is van een vrijwel volledige afwezigheid van deze grote waarheid in de Evangelieverkondiging. Soms is de reden hiervan, dat ze calvinist zijn geworden en dus verplicht zijn niet langer de Arminiaanse interpretatie van het aanbieden van het Evangelie te hanteren.’
Maar... ik vrees dat ze niet in staat zijn geweest een zodanige verandering in hun denken teweeg te brengen, zodat ze het Evangelie vrij en spontaan konden aanbieden. Op de een of andere wijze vrezen ze dat de volle, vrije en onbelemmerde opening van Christus in het Evangelie voor alle mensen zonder onderscheid, en het voortdurende vermanen van in de zonde dode en verloren mensen en de eisen en verplichtingen van die vrije opening zullen botsen op andere waarheden als soevereine uitverkiezing, beperkte verzoening en krachtdadige genade. Daarom, hoewel het dogma van het vrije aanbod erkennend, zijn ze er niet in geslaagd het Evangelie spontaan en zonder reserves tot de mensen te brengen. Dit is een ernstige fout, ja, een tragedie. Slechts vanuit ons gereformeerd geloof kunnen wij Christus tonen in al Zijn volheid en uitgestrektheid, als Zaligmaker. Het is een ernstige zonde tegen Christus en het Evangelie, dat men geen besef heeft van het feit dat juist de beperktheid van de verlossing die Christus verworven heeft, zowel een grond is voor, als ook een bekrachtiging van de algenoegzaamheid en vrijheid waarmee Hij aangeboden wordt aan alle mensen. Als wij enige gereserveerdheid of gebrek aan spontaniteit betonen in het aanbieden van Christus, dan is dat omdat wij een verwrongen voorstelling hebben van de relatie tussen Gods soevereiniteit en het vrije aanbod van Christus in het Evangelie, die door Gods soevereiniteit bekrachtigd en staande blijft.’
‘Deze verwrongen voorstelling komt naar voren in een opvallende onhandigheid en een gebrek aan spontaniteit in het preken. Reacties en methoden van Arminiaanse zijde hebben het velen onmogelijk gemaakt deze relatie te begrijpen of in de praktijk uit te werken (hoe 's mensen onvermogen, persoonlijke verlossing, en het vrije aanbod met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht; of hoe de onmacht van de mens en Gods uitverkiezing samen kunnen gaan) met de noodzaak van de dringendste en meest hartstochtelijke oproep tot oefening van het geloof en berouw.’
Ik durf te zeggen dat wij maar al te vaak feilen in het verkondigen van het Evangelie aan zondaren zoals wij verplicht zijn te doen: met de wil om zielen te winnen. Wij zijn onder de maat naar de Bijbelse maatstaf die door de calvinistische predikers uit het verleden dichter benaderd werd. Ons falen ligt beide in de inhoud van onze predikaties èn in de stijl waarin wij ze brengen.
Wat houdt dit 'vrije aanbod' eigenlijk in?
Behoren Christus en de zaligheid vrij aan alle zondaren te worden aangeboden? Moeten wij deze zondaren roepen, smeken, ja, bìdden in Christus te geloven? Dienen wij hun te zeggen dat God er geen geheim van maakt van harte bereidwillig te zijn tot en zelfs behagen heeft in het redden van zondaren en dat een ieder genodigd en geroepen wordt om tot Christus te komen?
Worden wij gehouden alle zondaren te bevelen en aan te moedigen des Heeren Naam aan te roepen, hun de volle verzekering gevend dat, indien zij roepen, God hen zàl verhoren en redden? Moeten wij de mensen smeken en hun de grote, allesomvattende waarborg voor het geloof tonen; namelijk, dat zij juist òmdat ze zondaren zijn het volste recht hebben om op Christus te vertrouwen en zich op Hem te verlaten, teneinde vergeving van al hun zonden te ontvangen? En moet dit niet naarstig gedaan worden, met bezielde ernst, met de warmste, doch ook met de meest nadrukkelijke en indringende smeekbeden? Want het gaat niet slechts om een onderdeel van de Evangelieprediking, maar om véél meer: een wezenlijk bestanddeel van een zodanige prediking. Als Christus en de zaligmaking niet vrij en zonder onderscheid aan de zondaren worden aangeboden, hoe kunnen wij dan nog spreken van Evangelieprediking?
Zo vat ik het vrije aanbod op. Ik besef dat het gebruik van het woord 'aanbod' sommigen moeilijk valt, zelfs voor sommigen aanstootgevend is. Ik begeer niet te twisten over het woord en ik heb geen tijd voor afdwalen. Hoe dan ook, mijn betoog is van dit woord niet afhankelijk. Maar het beginsel ervan is belangrijk. Het is waarlijk van levensbelang.
Is het onze plicht alle mensen uit te nodigen, te bemoedigen en te bidden in Christus te geloven?
Kunnen wij ons ervan verzekerd houden dat deze uitnodiging echt is, en ernstig gemeend? Zijn wij gerechtigd om zondaren trachten te overtuigen dat deze uitnodiging en dit aanbod in haar volledigheid oprecht tot hen wordt gebracht? Dat is de vraag. Is dit volgens de Schrift? Wegens gebrek aan tijd is het verwijzen naar de volgende Schriftplaatsen alles wat ik doen kan:
Jesaja 45: 22. ‘Wendt u naar Mij toe, wordt behouden alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.’
Jesaja 55: 1-3 . ‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk. Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven...’
Mattheüs 11: 28. ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’
Mattheüs 22: 9-10. ‘Daarom gaat op de uitgangen der wegen, en zovelen als gij er zult vinden, roept ze tot de bruiloft.'... En dezelve dienstknechten uitgaande op de wegen, vergaderden allen die zij vonden, beide kwaden en goeden...’
Lukas 14: 21-23. ‘...'Ga haastiglijk uit in de straten en wijken der stad, en breng de armen en verminkten en kreupelen en blinden hier in... En de dienstknecht zeide:...'en nog is er plaats.' ... Ga uit in de wegen en heggen; en dwing hen in te komen, opdat mijn huis vol worde.’
Handelingen 17: 30. ‘God... verkondigt nu allen mensen alom dat zij zich bekeren.’
2 Korinthe 5: 18-20. ‘En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft... en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen.’
Openbaring 3: 20. ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.’
Openbaring 22: 17. ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom! ... En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.’
Luister naar Jonathan Edwards. ‘Christus is er op uit u zalig te maken... Daartoe zendt Hij zijn knechten tot u. Zij smeken u in Christus' plaats: Laat u met God verzoenen... Christus tracht zondaren voor Zich te winnen. En Hij gebruikt middelen om bij hen sterk aan te dringen tot het kiezen en aannemen van de zaligheid. Zeer menigvuldiglijk nodigt Hij hen uit om tot Hem te gaan, opdat zij het leven verkrijgen mogen, en rust vinden voor hun zielen; van Christus' zijde komt de nodiging tot het heil, tot het nemen van het Water des levens... om nìet! Hij staat aan de deur en Hij klopt, en laat niet af zulks te doen, ofschoon de zondaren Hem voor zeer lange tijd de toegang ontzeggen. Hun herhaalde weigeringen, Hij verdraagt ze alle en Hij gaat door met genadevol te kloppen, zeggende: 'Doe Mij open, opdat Ik in moge komen, en gij met Mij avondmaal houdt, en Ik met u.' Aan de deuren van vele zondaarsharten staat Hij, reeds vele jaren te kloppen. Christus is een Minnaar, Die er onophoudelijk op aandringt, dat Hij hun Heere moge worden. Hij stelt hun vaak voor ogen hoe nodig zij Hem hebben, de erbarmelijke omstandigheden waarin zij verkeren, en het grote goed dat voor hun zielen is weggelegd, en nodigt hen uit om dit grote goed te aanvaarden, en belooft daarbij dat zij er zeker in het bezit van zullen komen, enkel en alleen door het te ontvangen. Gij allen weet hoe naarstig Christus de redding en behoudenis van Jeruzalem heeft gezocht, en hoe Hij weende, toen zij weigeraars gebleken waren, Lukas 19: 32, Mattheüs 23: 37. Zò zoekt nu Christus uw zaligheid; hoeveel middelen wendt Hij niet aan tot uw behoudenis! Alle personen uit de Drieëenheid zoeken nu uw zaligheid. God de Vader heeft Zijn Zoon gezonden, Die de weg tot de zaligheid voor u geopend heeft, en alle moeilijkheden heeft weggenomen, behalve die moeilijkheden die ge zelf in uw eigen hart maakt. En Hij wacht op het moment dat hij genade aan u kan bewijzen; de deur van Zijn genade staat voor u open; Hij heeft u een fontein geopend om u van zonde en vuilheid te wassen. Christus roept u, nodigt u uit en smeekt u. De Heilige Geest twist met u door Zijn innerlijke bewegingen en invloeden.’
David Brainerd verklaarde hoe hij was geholpen onder de Indianen, ‘door het prediken van de gekruisigde Christus. Ik stelde Hem als middelpunt en einddoel van al mijn preken onder hen; alles dat ik tot hen sprak was gericht op Hem. Het was mijn wens en wil hun Zijn algenoegzaamheid en bereidheid tot het zaligen van de grootste der zondaren te laten zien. De rijkdom en ruimte der Goddelijke genade, 'zonder prijs, en zonder geld', diegenen voorgesteld en aangeboden die het aanbod willen aannemen. Daarenboven hielp mij God iedere keer dat ik aanhield op het zonder uitstel zoeken van Christus, zodat ik mij ook blijvend mede aan deze plicht kon wijden. Ik liet niet af hen te roepen om tot Christus te gaan, in het aanhoudende besef van hun verloren staat, voor het verkrijgen van volmaakte verlichting, wegneming en eeuwigdurende zaligheid. En hun de overvloedige bemoediging en vertroosting te tonen die het Evangelie nooddruftige, verdrinkende en hulpeloze zondaren voorstelt. Deze zaken benadrukte ik voortdurend, wat de opening van een aanhoudende Evangelie-nodiging van stervende zielen uitwerkte. Een nodiging van ledigen, naakten, door onweder voortgedrevenen, ongetroosten, belasten en vermoeiden, om hen op Christus te werpen, de oneindige rijkdommen van Zijn genade en goedheid te openen, de wondervolle aanmoediging die in het Evangelie wordt voorgesteld aan onwaardigen, tot zondaren van geen enkele kant meer hulp durven verwachten. Te roepen, te nodigen en te smeken om zichzelf op te geven, zich aan Christus overgevend om door Christus met God verzoend te zijn. Hen te vermanen over hun verachting van Iemand Die zo vrij en liefelijk wordt aangeboden, en dit op een zodanige wijze, met zoveel vrijheid, zulk een geestdrift op hun geweten bindend. En juist deze prediking wilde God gebruiken als instrument, om zondaren wakker te schudden. Het was opmerkelijk dat wanneer ik begiftigd werd met bijzondere vrijheid en lust van boven in het getuigen van Gods vermogen en wil tot het redden van ten dode gedoemde zondaars, dat dàn Gods werkende kracht zich op de meest grootse wijze openbaarde: bemoedigende overtuigingen begonnen in de hoorders door Gods Geest te werken, de terneergeslagenen werden vertroost.’
Dit raakt aan onze zwakke en gevoelige plaats. Wij wensen 'de openbaring der Goddelijke kracht', nietwaar? We willen de opwekking en overtuiging van grote aantallen zielen. Maar, prediken wij, als Brainerd, vanuit het inzicht dat het benadrukken van Christus' vermogen en bereidheid tot het zaligen van verlorenen noodzakelijk is? Ik belijd dat ik nog niet eens begonnen ben met het Evangelie Bijbels te verkondigen. Dit is volledig hieraan te wijten, dat ik 'gewoonweg' niet de waarde besef van dit vrije aanbod, en wat het insluit. En dat is de reden waarom ik nalatig geweest ben in het prediken van het Evangelie op de juiste manier. Ik heb teveel in negatieve termen gedacht, ik heb er te klein van gedacht, ik heb gepoogd het Evangelie te beschermen en te verdedigen tegen het Arminianisme en het ‘kiezen voor Jezus’, ik heb de vrijheid van het Evangelie niet gezien. Gevoelt u hetzelfde? Ik ben er zeker van dat dit een groot deel van ons probleem is.
Maar nu kom ik tot de kern, het hart ervan. En dat is het juiste woord, namelijk ‘hart’!
Het is duidelijk dat God Zich verheugt over de zaligheid van zondaren. Het is juist te zeggen dat God vermaak schept in hun behoudenis. Maar alleen dat te zeggen gaat niet ver genoeg, dan schiet het nog tekort in het licht van het Bijbelse onderwijs aangaande de leer van het vrije aanbod. Het punt is: begeert God eigenlijk wel de zaligheid van zondaren? Wil Hij dat zondaren gered worden? En verder: begeert God ook de zaligheid zelfs van degenen die verworpen zijn?
Dit is het fundamentele punt dat aan de orde is in het vrije aanbod. John Murray zei het zo: ‘Het zou blijken dat het werkelijke punt aangaande het vrije aanbod van het Evangelie is, of het naar waarheid mag worden gezegd dat God de zaligheid van alle mensen begeert.’
Ik beweer dat ik zeggen mag dat dit het hart der zaak is. Begèèrt God de zaligheid van alle mensen? Zo ja, kunnen wij, behoren wij, moeten wij in onze prediking aan alle mensen zonder onderscheid te maken verklaren dat God begeert hen allen zalig te zien worden? Voorts, kan eerst van ons gezegd worden dat we het Evangelie op de juiste wijze verkondigen als we overtuigd zijn van de waarheid van deze begeerte in God en openlijk met die overtuiging preken? Is het zo, dat wij pas op de goede manier beginnen zondaren te overreden met God verzoend te worden als we zelf ervan overtuigd zijn dat God zich niet slechts verheugt over hun zaligheid, doch haar zelfs begeert?
Ik houd vol dat het antwoord op deze vragen ‘Ja!’ moet luiden. Helaas, ik heb nu geen tijd om het Schriftuurlijke bewijs gedetailleerd te leveren. Ik kan u slechts verwijzen naar enige toepasselijke passages, en mocht u zich daarna niet overtuigd voelen, dan vraag ik u bescheiden en beleefd de boeken van mannen als Johannes Calvijn, John Murray, Matthew Poole, Patrick Fairbairn, C.H. Spurgeon, Matthew Henry, John Lillie, J.C. Ryle enz. te raadplegen.
Ezechiël 18: 23. ‘Zou ik enigszins lust hebben aan den dood des goddelozen? spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve?’
Ezechiël 33: 11. ‘Zeg tot hen: Zo waarachtig als ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve...’
Mattheüs 23: 37. ‘Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild.’ Johannes 3: 16. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’
1 Timotheüs 2: 3, 4. ‘...God onzen Zaligmaker, Welke wil, dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen.’
2 Petrus 3: 9. ‘De Heere vertraagt de belofte niet..., maar is lankmoedig over ons (of, u), niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen.’
Er zijn twee aspecten aangaande de wil van God. Vooreerst, daar is Zijn absolute voornemen en Zijn eeuwig besluit. Dit wordt altijd vervuld. Psalm 115: 3; Psalm 135:6; Jesaja 46: 10 enz. Ten tweede, daar is Gods geopenbaarde wil, Zijn geboden, uitnodigingen, de uitdrukkingen van Zijn liefdadigheid. Jezus zei, dat Hij vaak datgene begeerde wat God duidelijk niet besloten had. God is hierin niet in het minst tegenstrijdig, al is het voor ons mensenverstand onbegrijpelijk. Doch zoals R.B. Kuiper schreef, ‘De Gereformeerde Christen gaat geen Bijbelse paradoxen uit de weg... Indien hij in de Schrift onwedersprekelijk twee waarheden verklaard vindt, die volgens de menselijke rede niet met elkander in overeenstemming te brengen zijn, dan onderwerpt hij blijmoedig zijn logica aan het Goddelijke Woord. Eén der meest opvallende Bijbelse paradoxen is dat God, Die uit het menselijke ras soeverein een bepaald getal van schepselen verkoos die het eeuwige leven beërven zullen, nochtans aan alle mensen zonder onderscheid het eeuwige leven aanbiedt en, zo doende, hen verzekert dat niets voor Hem meer reden tot verblijding zou betekenen dan hun aannemen van Zijn aanbod. God verzekert zondaren alom dat Hij ‘wil, dat alle mensen zalig worden’, 1 Timotheüs 2: 4. Dat is óók een blijk van Gods soevereiniteit, en de bekendmaking van deze soevereiniteit is er tevens de erkenning van. De Calvinist verklaart dit stellig en met hartstocht.’
Is dat waar? Verklaren wij dit vurig? Wij moeten de volle kracht en het volle gewicht aan ieder Bijbels leerstuk geven. We zouden moeten huiveren bij de blote gedachte aan het forceren van de Schrift door haar om te vormen, totdat ze in de banen van de menselijke rede en logica kan worden geleid en begrepen. Wij hebben niet op alle vragen een antwoord! Dat is onze taak niet! Hoe kon Christus wenen over de verworpenen? Wij kunnen het niet uitleggen! Maar Hij weende! Hij weende! Hij plengde Zijn tranen over al hun weigeringen. Zulk een aanbiddenswaardig wonder mogen wij niet aantasten en kleineren door onze disputen hierover en onze zogenaamde ‘uitleg’ hiervan.
Zinspelend op Bijbelse paradoxen, schreef Dr. Withington: ‘Ik moet deze waarheden mengen zoals ze ook in de Bijbel zijn gemengd, en ik heb niet het recht de ene in mindere mate naar voren te brengen dan de andere. Ik moet deze samenstelling achter mij laten, met al haar verwarringen en Goddelijke tegenstellingen.’ Francis Wayland drukte zijn instemming hiermee als volgt uit: ‘Ik blijf trouw aan wat God gesproken heeft; wat de mensen er van maken is menselijk en mensenwerk, dat voor mij niets waard is.’
Wij weten dat God goed is voor alle mensen; Hij heeft medelijden met een ieder hunner. En ons wordt opgedragen eenzelfde geestesgesteldheid te vertonen, aangezien wij kinderen van onze hemelse Vader zijn, Mattheüs 5: 44, 48. In de Schrift hebben wij opmerkelijke voorbeelden van heiligen die deze bewogenheid met alle mensen in hun leven kenbaar maakten. Paulus in Romeinen 9: 1, 3: ‘Ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet (mijn geweten mij medegetuigenis gevende door den Heiligen Geest), dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is. Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees.’ Romeinen 10: 1: ‘Broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed dat ik tot God voor Israël doe, is tot hun zaligheid.’ En als u zich de onderwijzing van Romeinen 9 voor de geest haalt, die geschreven is tussen deze twee zinsneden, hoe opwekkend zijn dan deze uitdrukkingen van begeerte!
Welnu, wanneer de begeerte van een mens reeds dermate groot was, hoe groot moet dan Gods begeerte tot het goede voor zondaren wel zijn? ‘En Hij de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen die geen herder hebben.’, Mattheüs 9: 36. ‘En Jezus hem aanziende beminde hem...’, Markus 10: 21. ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’, Lukas 23: 34.
Ik verzeker u dat God een bijzondere, onoverwinlijke liefde voor Zijn uitverkorenen heeft en nochtans ook een algemene goedwillendheid heeft voor alle mensen, en met hen allen medelijden heeft.
Kort geleden vroeg een vriend mij ‘Wordt onder ons wel veel overreding en smeking gehoord? Is ons probleem niet het overeind houden van beide, namelijk enerzijds dat goddelijke genade particulier is, en anderzijds de algemeenheid van de goddelijke barmhartigheid? Een korte tijd terug bedankte iemand mij omdat ik vanaf de kansel gezegd had: ‘Christus wil dat u tot Hem komt.’. Ik was er mij niet van bewust dat gezegd te hebben, en het is inderdaad dàt soort opmerkingen waar ik en anderen met mij zo angstvallig in zijn. Ik denk dat wij dit hebben toe te schrijven aan een grote fout: wij allen zijn ervan overtuigd dat Christus een volk heeft dat zalig zal worden, maar zijn wij ook voldoende doordrongen van Zijn bereidwilligheid zondaren te redden?’
Het antwoord op zijn vraag is ‘Nee!’. Onder ons wordt niet genoeg volharding en toewijding gevonden in het aanhouden op Christus' bereidwilligheid. En o zeker, wij zijn veel te huiverig om zondaren te vertellen dat Christus hen zalig wil zien. Deze twee gaan samen. Dat is het hart van ons probleem. Wij wekken de indruk dat we meer belang stellen in het verzoenen van de mysteries van Gods wil, dan in de verzoening van God met de zondaren.
O! mijn broeders, ik verzeker u dat ik geen uwer bedoel te kwetsen. Ik twijfel er niet aan, of velen onder u betreuren de geringe vrucht die zij op 'hun' prediking genieten. Keer op keer heb ik mij moeten beschuldigen tijdens het voorbereiden van deze toespraak. Ik ben geschud en heen en weer bewogen. Het is voor mij helder geworden, waar de oorzaken lagen van mijn falen. Ik had mij zelfs niet gerealiseerd wat ik gehouden was te doen in de preekstoel. Het wonder van het verkondigen van het Evangelie aan zondaren, van het smeken, van het overreden en het worstelen met hen aan de genadetroon; en dat alles gefundeerd op dè grondslag: niet alleen van Gods besluit van verkiezing en verwerping maar ook op de basis van Zijn uitdrukkelijke begeerte zoveel mogelijk zondaren behouden te zien worden. Ik belijd dat ik dit niet tot mij heb laten doordringen.
Mijn broeders, wij zijn ambassadeurs van Christus. We staan in Christus' Naam en Christus' plaats om zondaren te bedelen zich met God te laten verzoenen. In de dagen van Zijn omwandeling op aarde toonde Christus een hartroerende begeerte en hartenwens zondaren gered te zien worden. Tot op heden is Hij niet veranderd, nog steeds is Hij Dezelfde, Hebreeën 13: 8. En Hij stoot u uit in Zijn wijngaard, Hij zendt u tot de zondaren, om voor hen in Zijn Naam te staan, en van Zijnentwege. U, als knechten, bent Zijn ambassadeurs. U staat voor de mensen zoals Christus voor hen heeft gestaan.
Wat wil dat zeggen?
U moet prediken met gezag. U kunt, nee, u mòet het volle vertrouwen hebben. U staat in Jezus Christus' Naam met al Zijn gezag en kracht met u, ter ondersteuning. ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde... gaat dan heen...’, Mattheüs 28: 18, 20.
U moet prediken met medelijden. Vraag uzelf niet of de zondaren voor u door God ten eeuwigen leven bestemd zijn. Dat is niet uw zaak! Vraag niet of het gevoelige zondaars zijn.
Zij zijn zondaren, wanhopig nooddruftige zondaren, helwaardige zondaren; dat is genoeg. Bemin hen! Wees voor dit woord toch niet bevreesd. Heb liefde voor de zondaren tot wie ge spreekt, ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.­..’ Druk de voetstappen van uw Meester. Wees met ontferming bewogen. Ween over zondaren, als ge kunt. Christus weende ook over Jeruzalem. Paulus weende over de Efeziërs. En Whitefield weende schier elke keer als hij preekte. U moet niet bang zijn uw hart te tonen, als het liefde bevat. Doe uw hoorders versmelten; niet alleen door uw woorden, maar niet minder door uw daden. Smeek hun ernstig, wees vol van liefde en preek met de hartelijke begeerte hen allen tot Christus te zien komen. Toon hun Zijn grote medelijden. Voel uzelf hierin geenszins belemmerd of angstig. Vergeet uzelf! Hoe moesten wij God niet bidden om de werking van Zijn grenzeloze liefdevuur in onze harten. Dat de liefde van Christus ons toch zou moeten dringen! O wanneer zal ik in staat zijn om, als Whitefield, te zeggen dat, indien het effectief zou zijn, ik vrijwillig zou sterven voor de zondaren die mij hoorden!
U moet vrij preken. Is dit voor ons niet altijd een moeilijkheid geweest? Hebben wij ons nooit beperkt gevoeld door ons Calvinisme? Maken de dogma's van verkiezing en particuliere zaligmaking ons nooit al te voorzichtig? Zo ja, dan hebben wij onze arbeid verricht onder de druk van een vreselijk misverstaan.
Wij moeten niet proberen de oneindige mysteries, die er in God zijn met elkaar in overeenstemming te brengen: onze plicht is niet paradoxen te combineren of te rijmen, maar wij dienen erop uit te zijn zondaren te bekeren en te leiden tot Christus. Verkiezing en het particuliere aspect van verlossing behoren de boventoon in onze predikaties te voeren.
Laat u niet verwikkelen in het Saumur-conflict of het Marrow-standpunt over de uitgestrektheid van de verzoening. Dat heeft geen zin met betrekking tot de discussie van deze zaken. Een zondaar behoeft niet te geloven, dat hij uitverkoren is, alvorens hij is wedergeboren. Hij moet in de Heere Jezus Christus geloven. Het is onze taak hem dat te zeggen en hem met alle krachten die in ons zijn aan te moedigen dat te geloven. Het is niet aan een onbekeerde zondaar te geloven dat Christus voor hem persoonlijk stierf. Hij moet geloven in de Heere Jezus Christus. De verborgen dingen behoren God toe. Maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons. En Gods geopenbaarde wil is, dat Hij begeert dat zondaren behouden worden en dat Hij ons uitzendt, opdat wij hen zouden dwingen in te komen. In de dagen Zijns vleses riep Jezus zondaren een hartelijk welkom toe, en nòch is Hij Dezelfde. De arme melaatse was overtuigd van Christus' macht en bekwaamheid om hem te reinigen; doch hij maakte er zich zorgen over of Christus ook wel wilde. Hij behoefde zich geen zorgen te maken: Christus wilde. ‘En Jezus met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, strekte de hand uit en raakte hem aam en zeide: Ik wil, word gereinigd.’ Markus 1:41. Nog steeds wil Hij u reinigen.
Zo zegt Joseph Hart in zijn Evangelie-Gezangen (nr. 402)
‘Komt gij zondaren, arm en slecht,
krachteloos en gewond, ziek en ellendig:
Jezus staat gereed te uwer behoudenis,
vol van medelijden, aangegord met kracht;
Hij vermag U te redden.
Hij wil U redden, zo twijfelt niet langer.’
Robert Murray MacCheyne, over II Corinthe 5:20-21: ‘Beschouw wat hier voor zondaren ligt... Wij moeten met tederheid spreken. God is liefde. Christus is liefde. Toen Christus in de wereld kwam, kwam Hij met een liefdesboodschap; welk een liefde ligt in deze woorden besloten: ‘Och, dat zij zulk een hart hadden om Mij te vrezen en al mijn geboden alle dagen te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid!’ Wat een woorden. Gij moet met God worden verzoend. Ons wordt geboden, dat wij, wanneer wij tot mensen komen, wij hun moeten roepen zich met God te laten verzoenen. O, gij wordt uitgenodigd tot verzoening, heden! O, kom, gij oude en verstokte zondaar! Komt, komt gij jonge zondaars, ik smeek u te komen. God Zèlf smeekt u te komen. Het is God Die smeekt en het is Christus Die u zondaars smeekt om u door Hem met God te laten verzoenen. U wordt uitgenodigd te komen! Zondaar! Zondaar! Indien ge niet luistert, hoe kunt ge dan een smekend God ontmoeten? God smeekt u; Christus smeekt u ook; de Heilige Geest smeekt u... Spoedig zult gij Hem zien, en als ge niet nu naar Zijn stem hoort, zal Hij zeggen, ‘Dewijl ik geroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand uitgestrekt heb en er niemand was, die opmerkte, en hebt al Mijn raad verworpen en Mijn bestraffing niet gewild, zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten wanneer uw vreze komt.’
Het vrije aanbod, wanneer het op de juiste wijze gepredikt wordt, is het meest doeltreffend bij de trekking van zondaren tot Christus. Maar zelfs als het wordt geweigerd, heeft het nòg de uitwerking van het drijven van zondaren tot Christus. MacCheyne gebruikt het tot dat einde, zoals u gezien hebt. Whitefield zou tot zondaren zeggen dat dezelfde Christus Die hun werd aangeboden hen in de hel zou werpen, indien Zijn aanbod werd geweigerd.
‘Zeg niet dat ge nooit van Christus hebt gehoord, want Hij wordt u nu aangeboden, hoewel gij zelf Hem niet zult aannemen. Maak toch mijn Meester niet te schande, Hij wil u zalig maken als ge in geloof de hand op Hem legt. En als ge het niet doet, zal uw bloed van uw eigen hand geëist worden.’
Sedgewick, afgevaardigde op de Westminster-synode, daagde zondaren uit, ‘Wat kan Christus méér doen? Hij roept, en roept luide, klopt, nodigt, wacht en weent - nòg wilt ge niets van Hem hebben, zelfs niet de zaligheid. Uw ellende hebt ge aan uzelf te danken. Eens zult ge moeten zeggen en belijden: Ik had genade kunnen bezitten. Mij werden Christus en Diens genade aangeboden. Ik voelde hem kloppen, door Zijn Geest; maar ik verwierp hem, en God doet nu recht, wanneer Hij de deur der genade voor mij sluit.’
O! mijn broeders, wat heb ik ervan terecht gebracht! Hebt u iets gehoord dat u er onweerstaanbaar toe beweegt een beter predikant te worden? Ach, moge dat zo zijn! En moge onze hoorder er iets van bemerken! Dat wij vrijmoedig in de Naam van onze Verlosser mogen gaan. Wij doen niet aan mensverheerlijking, noch halen wij Christus omlaag, als wij vurig voor het behoud van zondaren worstelen. Het maakt inderdaad een deel van Zijn verheerlijking uit, stelt Zijn liefde in een luisterrijk licht en het toont Zijn genade. Ik doe een beroep op u allen: Wees moedig en vrijmoedig.
Houd geen lezing, maar predik het Evangelie!
Zeg niet ‘ons’ en ‘wij’. Spreek direct en confronterend tot uw hoorders. Zeg, als Nathan, ‘Gìj zijt die man!’ Wees vol van medelijden met hen die verloren dreigen te gaan. Hoe kunt u hen bereiken? Hoe kunt u hen dwingen in te gaan? Paulus toont ons de weg. ‘Want hoewel ik vrij van allen was, heb ik mijzelven allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen... opdat ik degenen die onder de wet zijn winnen zou... Ik ben de zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou. En dit doe ik om des Evangelies wil...’ I Corinthe 9:19-23.
Whitefield zei dat hij wel vanaf alle daken wou prediken, of vanaf een boerenwagen. Hoe spreekt men over ons? Voelen wij ons te goed om dwazen om Christus' wil te worden genoemd? Wees niet bevreesd het stempel opgedrukt te krijgen van te enthousiast, te scherp of te veel aandringend te zijn. Paulus werd dwaas geacht! Hoe kunnen wij met onze boodschap de onkerkelijke massa's mensen bereiken? Opnieuw Whitefield: toen zondaren zich te arm en te vies voelden om een gebouw binnen te gaan, is hij tot hen uitgegaan in de velden. Broeders, is er iets dat wij meer moeten doen dan dit? Is het werkelijk uw eerste wens en wil, predikaties te preken die zondaren zullen doen ontwaken? Is het uw belangrijkste doel?
Spurgeon zei dat hij ‘genegenheid voelde om niet langer tot heiligen te preken, maar zeven jaar lang zich geheel tot zondaren te richten.’
Zover kan ik niet gaan, maar zit daar niet wat in? Een praktisch probleem voor mij is dat zo weinig onbekeerde zondaren mijn prediking aanhoren. Bent u ook die mening toegedaan? Wat kunnen wij er aan doen? Wij moeten niet terughoudend zijn. Wij moeten het Evangelie prediken, en dat kunnen wij vrij doen. De Particuliere Baptisten in Engeland werden 200 jaar geleden gekweld door hypercalvinisme. In 1779 hield Robert Hall een preek om de greep van het hypercalvinisme te breken, in 1781 gepubliceerd als ‘Hulp aan Sions reizigers’. William Carey zei hiervan: ‘Ik kan mij niet herinneren, een boek met meer vervoering te hebben gelezen.’
Andrew Fuller, grotelijks gezegend door Hall's bediening, liet zijn ‘Evangelie, aller aanneming waardig’ het licht zien in 1784. Het betekende een geduchte knauw voor de dwalingen. Carey zelf hield een baanbrekende preek over Jesaja 54:2 op 30 mei 1792, ‘Maak de plaats uwer tent wijd... maak uw koorden lang...’ Wat was het resultaat van dit alles? Op de 2e Oktober van datzelfde jaar werd de Particuliere Baptistische Zending opgericht. En op 13 juni 1793 kozen Carey en anderen het ruime sop naar India. De zaken staan er vandaag de dag weliswaar niet zo duister voor als in 1790, maar ik merk dat wij weer in hypercalvinistisch vaarwater dreigen te komen. Konden wij slechts de geest hebben van de calvinisten die ik geciteerd heb. We hebben dezelfde Verlosser; dezelfde Heilige Geest; hetzelfde glorievolle Evangelie te verkondigen als zij. Alom zien wij zondaren verloren gaan. Hoe weinigen worden er gezaligd! Mijn broeders, laat ons onze taak met onverminderde kracht voortzetten, met groter geloof en zielversmeltend medelijden. Voor de resultaten zijn wij niet verantwoordelijk. Maar voor onze prediking wèl. Als wij doen waartoe wij geroepen zijn, dan zal God toornen over de weigeraars, niet over ons. Ezechiël 2:5; 33:1-9.
Maar voor onszelf moeten wij onze verantwoordelijkheid beseffen en dragen. Omwille van de zondaren ook! En om Gods wil - ja! om Gods wil. Het verheugt Hem als Hij zoveel mogelijk zondaren ziet zalig worden. Hij wil het feest van Zijn Evangelie rondom gevuld zien met gasten. ‘Nog is er plaats’ zegt Hij. ‘Ga uit... en dwing ze in te komen, opdat Mijn huis vol worde.’ Jezus vertelde ons dat wij moeten bidden: ‘Uw wil geschiede’. Wij moeten echter niet alleen bidden. Wij moeten ook alles doen om Gods wil te vervullen. Boven alles, laten wij doen wat wij moeten doen. O! verlene God ons meer en meer vrucht wanneer wij trachten het Evangelie te verkondigen aan zondaren!
Plaats reactie