Wateren der Zwemming
Geplaatst: 23 mar 2015, 10:11
Wateren der zwemming.
Wat wordt er mee bedoeld?
Welke Bijbelteksten spreken daar over?
Wanneer wordt dat in het geloofsleven ervaren?
Spreken deze Schriftuurplaatsen er zo over? Of is er sprake van vergeestelijken?
Hier een aantal passages uit Digibron weergegeven:
Ezechiel mag zeer uitvoerig de nieuwe tempel zien.
De heerlijkheid van dat laatste huis zal groter zijn dan van de eerste, vanwege de komst van Christus.
We vinden de profeet in een visioen in het voorhof, de Heere gaat hem onderwijs geven.
Hij ziet uit het Heilige der Heiligen water vlieten, langs de zuidzijde van het brandofferaltaar
in de richting van het Oosten, dat onder de muur door zich een weg baant naar het Oosten.
Die Uitlegger neemt hem mee, steeds 1000 ellen verder en brengt hem in de rivier eerst tot de enkelen,
dan tot de lendenen en tenslotte zijn het wateren der zwemming:
En ziet er vloten wateren uit, van onder de dorpel des huizes. Ezechiël 47 : 1
Ook in Zacharia. 14 : 8 komen we ditzelfde beeld tegen.
En Johannes in Openbaring 22 : 1 heeft daar hetzelfde beeld aanschouwd:
Hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal voortkomende uit de troon Gods en des Lams".
Ezechiel wordt onderwezen in het werk van de Drieënige God aangaande de zaligheid.
Johannes zag de wateren komen uit de troon Gods.
Dat wijst op dat vrije, soevereine welbehagen des Vaders.
Ezechiël werd door de Engel des Heeren tenslotte in zulk een diepte van de stroom genadewater gebracht,
dat hij er niet meer door kon gaan en het hem werden wateren der zwemming.
Zwemmen in de wateren der genade Gods is weggelegd alleen voor hen, die nergens meer kunnen staan.
Het zuivere geloven wordt toch alleen beoefend door hen, die niet meer op eigen benen staan kunnen.
Daar wordt het een overgeven. Het wordt een vallen in de handen des Heeren,
een zeggen met de oude Eli: „Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijn ogen".
Zij vinden aan het eind van de wet waarlijk Christus tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft.
O, wat wonder, daar in onze diepe verlorenheid Jezus Christus te vinden.
Hem voor onze schuld te zien kruipen in de hof van Gethsémané.
Voor onze vloek te zien hangen aan het vloekhout van het kruis.
Hier mag de zondaar zich laten zaligen. Hier mag hij al zijn doem en vloek op Jezus Christus wentelen en ervaren:
„Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Jezus Christus zijn".
Daar worden de wateren van Gods genade zo diep, dat het worden wateren waardoor men niet kon gaan,
maar waardoor men zwemmen moest, zoals Ezechiël zegt.
De zondaar mag daar zwemmen in de liefde van Christus en zeggen:
O dierbare Heere Jezus, hebt U dit willen doen voor zo één als ik ben?
Hier is Jezus eerst recht blank en rood, dragende de banier boven tienduizend.
De zondaar mag zwemmen in de liefde des Vaders, Die immers om Christus'' wil al Zijn toorn afgelegd heeft
en de zondaar als draagt in Zijn armen roepende: Is Efraïm Mij niet een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind?
Maar ook mag de zondaar zwemmen in de liefde van de Heilige Geest:
Door de beloften van het evangelie immers getuigt Hij krachtig met hun geest dat zij kinderen Gods zijn.
Wat een zoete vertroostingen doet de Heilige Geest de totaal, ontledigde zondaar gevoelen
door de eden van Gods genadeverbond en de beloften van schuldvergiffenis met ongekende warmte en kracht in het hart te drukken.
Het laat zich niet beschrijven hoe waar het dan wordt wat Ezechiël mocht ervaren, namelijk: Het werden wateren der zwemming.
De zondaar mag zwemmen in de liefde Gods.
Met de bruid moet hij bidden: „Ondersteunt mij met de flessen en versterkt mij met de appelen,
want ik ben krank van liefde". Hier is Jezus'' linkerhand onder ons hoofd en Zijn rechterhand omhelst ons.
Ja, hier wordt de rust geschonken, hier het vette van Uw huis gemaakt, een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken.
Dat wil God nu zijn voor een mens, die vanwege zijn schuld, boosheid, goddeloosheid, ellende en vloek niet meer op eigen benen kan staan
en zich mag laten drijven op de wateren van de vrije genade Gods, die vloeien uit het heiligdom.
_________________
Wat wordt er mee bedoeld?
Welke Bijbelteksten spreken daar over?
Wanneer wordt dat in het geloofsleven ervaren?
Spreken deze Schriftuurplaatsen er zo over? Of is er sprake van vergeestelijken?
Hier een aantal passages uit Digibron weergegeven:
Ezechiel mag zeer uitvoerig de nieuwe tempel zien.
De heerlijkheid van dat laatste huis zal groter zijn dan van de eerste, vanwege de komst van Christus.
We vinden de profeet in een visioen in het voorhof, de Heere gaat hem onderwijs geven.
Hij ziet uit het Heilige der Heiligen water vlieten, langs de zuidzijde van het brandofferaltaar
in de richting van het Oosten, dat onder de muur door zich een weg baant naar het Oosten.
Die Uitlegger neemt hem mee, steeds 1000 ellen verder en brengt hem in de rivier eerst tot de enkelen,
dan tot de lendenen en tenslotte zijn het wateren der zwemming:
En ziet er vloten wateren uit, van onder de dorpel des huizes. Ezechiël 47 : 1
Ook in Zacharia. 14 : 8 komen we ditzelfde beeld tegen.
En Johannes in Openbaring 22 : 1 heeft daar hetzelfde beeld aanschouwd:
Hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal voortkomende uit de troon Gods en des Lams".
Ezechiel wordt onderwezen in het werk van de Drieënige God aangaande de zaligheid.
Johannes zag de wateren komen uit de troon Gods.
Dat wijst op dat vrije, soevereine welbehagen des Vaders.
Ezechiël werd door de Engel des Heeren tenslotte in zulk een diepte van de stroom genadewater gebracht,
dat hij er niet meer door kon gaan en het hem werden wateren der zwemming.
Zwemmen in de wateren der genade Gods is weggelegd alleen voor hen, die nergens meer kunnen staan.
Het zuivere geloven wordt toch alleen beoefend door hen, die niet meer op eigen benen staan kunnen.
Daar wordt het een overgeven. Het wordt een vallen in de handen des Heeren,
een zeggen met de oude Eli: „Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijn ogen".
Zij vinden aan het eind van de wet waarlijk Christus tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft.
O, wat wonder, daar in onze diepe verlorenheid Jezus Christus te vinden.
Hem voor onze schuld te zien kruipen in de hof van Gethsémané.
Voor onze vloek te zien hangen aan het vloekhout van het kruis.
Hier mag de zondaar zich laten zaligen. Hier mag hij al zijn doem en vloek op Jezus Christus wentelen en ervaren:
„Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Jezus Christus zijn".
Daar worden de wateren van Gods genade zo diep, dat het worden wateren waardoor men niet kon gaan,
maar waardoor men zwemmen moest, zoals Ezechiël zegt.
De zondaar mag daar zwemmen in de liefde van Christus en zeggen:
O dierbare Heere Jezus, hebt U dit willen doen voor zo één als ik ben?
Hier is Jezus eerst recht blank en rood, dragende de banier boven tienduizend.
De zondaar mag zwemmen in de liefde des Vaders, Die immers om Christus'' wil al Zijn toorn afgelegd heeft
en de zondaar als draagt in Zijn armen roepende: Is Efraïm Mij niet een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind?
Maar ook mag de zondaar zwemmen in de liefde van de Heilige Geest:
Door de beloften van het evangelie immers getuigt Hij krachtig met hun geest dat zij kinderen Gods zijn.
Wat een zoete vertroostingen doet de Heilige Geest de totaal, ontledigde zondaar gevoelen
door de eden van Gods genadeverbond en de beloften van schuldvergiffenis met ongekende warmte en kracht in het hart te drukken.
Het laat zich niet beschrijven hoe waar het dan wordt wat Ezechiël mocht ervaren, namelijk: Het werden wateren der zwemming.
De zondaar mag zwemmen in de liefde Gods.
Met de bruid moet hij bidden: „Ondersteunt mij met de flessen en versterkt mij met de appelen,
want ik ben krank van liefde". Hier is Jezus'' linkerhand onder ons hoofd en Zijn rechterhand omhelst ons.
Ja, hier wordt de rust geschonken, hier het vette van Uw huis gemaakt, een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken.
Dat wil God nu zijn voor een mens, die vanwege zijn schuld, boosheid, goddeloosheid, ellende en vloek niet meer op eigen benen kan staan
en zich mag laten drijven op de wateren van de vrije genade Gods, die vloeien uit het heiligdom.
_________________