Laat haar van u
Geplaatst: 02 jul 2013, 11:59
Vanmorgen las ik dit Bijbelgedeelte:
Mattheüs 15, vanaf vers 21
De Kananese vrouw
En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon.
En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten.
Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na.
Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels.
En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij!
Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen.
En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.
Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure.
======
Het trof mij opeens dat de Heere Jezus haar in eerste instantie niet eens antwoordde en de discipelen zelfs zeiden: "stuur haar toch weg, anders blijft ze maar schreeuwen achter ons aan".
De vrouw blijft aanhouden, en Jezus zegt tot haar: "het brood dat bestemd is voor de kinderen Israëls, kun je niet aan honden (heidenen) geven.
Wat confronterend!
Dan zegt de vrouw dat ze aan de broodkruimels genoeg zou hebben.
Pas dan zegt de Heere Jezus dat zij een groot geloof heeft.
Wij moeten dus lang aanhouden, ook al lijkt het "hopeloos"?
Soms lees je tien keer een stukje en dan in één keer lees je het anders.
Mattheüs 15, vanaf vers 21
De Kananese vrouw
En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon.
En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten.
Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na.
Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels.
En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij!
Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen.
En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.
Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure.
======
Het trof mij opeens dat de Heere Jezus haar in eerste instantie niet eens antwoordde en de discipelen zelfs zeiden: "stuur haar toch weg, anders blijft ze maar schreeuwen achter ons aan".
De vrouw blijft aanhouden, en Jezus zegt tot haar: "het brood dat bestemd is voor de kinderen Israëls, kun je niet aan honden (heidenen) geven.
Wat confronterend!
Dan zegt de vrouw dat ze aan de broodkruimels genoeg zou hebben.
Pas dan zegt de Heere Jezus dat zij een groot geloof heeft.
Wij moeten dus lang aanhouden, ook al lijkt het "hopeloos"?
Soms lees je tien keer een stukje en dan in één keer lees je het anders.