Een profetisch gezicht op onze tijd?
Geplaatst: 26 sep 2012, 19:52
Omdat er in het topic "gelezen, gedacht en gehoord" een andere discussie loopt lijikt het me beter om die niet met iets anders te doorkruisen.
Vandaar dat ik er even een nieuw topic voor aanmaak, als het de moderatie goed dunkt.
Vanmiddag werd ik gewezen op een hoofstukje uit "Een handvol geitenhaar"
van wijlen ds. W.C. Lamain.
En gezien de zaken die hier momenteel worden besproken lijkt me dit artikel,
dat ooit in De Saambinder is gepubliceerd in zijn geheel te plaatsen.
Ik heb het hele hoofdstuk vanmiddag overgetypt, en tijden het typen
was ik ook wel verwonderd hoe ds. Lamain als het ware met een profetische
blik naar deze tijd toe, toen schreef. Ik zou zeggen, lees het aandachtig, ook
aangaande de zaken die hier nu op het forum spelen.
Dan hier het citaat:
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
GOD DENKT NOG AAN ONS
Wij zijn in Adam zó diep gevallen dat wij zelfs de opmerkzaamheid verloren hebben. Een mens verhardt zich maar tégen de oordelen in en maakt zich vet voor de dag der slachting.
Het is in onze dagen gelijk we lezen in Jesaja 22:12-13: "En te dien dage zal de Heere, de HEERE der heirscharen, roepen tot geween, en tot rouwklage en tot kaalheid en tot omgording des zaks. Maar zie, er is vreugde en blijdschap met runderen te doden en schapen te kelen, vlees te eten en wijn te drinken, en te zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen zullen wij sterven."
Wij leven onder een oordeel van verharding, en onder een wolk van verlating, maar wie neemt het ter harte? Wie keert er nog mee tot zichzelf in? Wie wordt er nog toe verwaardigd om er onder te bukken en God recht en gerechtigheid toe te schrijven, om een welgevallen te krijgen in de straffen der ongerechtigheid, en er winst mee te doen voor de ras naderende eeuwigheid? Inderdaad, het zijn de voortekenen van de toekomst van de Zoon des mensen
Een van onze ontslapen leraars zei jaren geleden op een biddag: De wereld wordt oud, koud en stout.
Christus verlangt ernaar om Zijn oudste en Zijn jongste zuster, de joodse en de heidense kerk, in de bruiloftszaal te brengen, en met de wereld af te rekenen. De Rechter staat voor de deur! Het einde aller dingen is nabij.
Hij komt, Hij komt, om de aard’ te richten, de wereld in gerechtigheid.
En, mijn vrienden, het zijn maar de beginselen der smarten! We leven in bange tijden, en een donkere toekomst ligt er voor ons en voor ons geslacht. Het begin is er van hetgeen God in Zijn Woord heeft voorzegd. En wij kunnen er vast van overtuigd zijn dat er niet een van de woorden, door God gesproken, op de aarde zal vallen. De lankmoedigheid en verdraagzaamheid Gods zijn groot, maar er komt een eind aan. God laat niet met Zich spotten; want zo wat een mens zaait, dat zal hij ook maaien, Galaten 6 vers 7.
O, wat moest ons hard wel beven en sidderen, doch wanneer de Heere er niet in meekomt, dan werkt het niets uit. Soms een indruk, die als een vroeg opkomende dauw weer spoedig verdwijnt. Het is alleen voor een ogenblik.
Ook gebeurt het dat de mens er onder is als Gallio, die zich geen van deze dingen aantrekt, en erger, ja verschrikkelijker is het dat de mens er tegenin vloekt en de Allerhoogste maar uitdaagt, in plaats van zich te vernederen onder de krachtige hand Gods.
De mens der zonde komt zich hoe langer hoe meer te openbaren, en hij gaat maar voort om tegen God te zondigen, totdat de maat vol en God de ongerechtigheid niet langer kan gedogen.
Een in de zonde wegzinkende wereld, een verscheurde Kerk en gesloten consciënties, dat is wat wij over het algemeen kunnen opmerken.
Toen God op weg was om Sodom en Gomorra om te keren vanwege hun ongerechtigheid, was er een godvrende Abraham die nog pleitte voor Gods aangezicht. Maar waar zullen wij ze vinden in de dagen die wij nu beleven?
Waar is een man die in de breuk geplaatst wordt en waar zijn de Daniëls en de Ezra’s die plat voor God mogen vallen? Wie is er nog die medelijden mag oefenen met Sions gruis?
Onze nu al jaren geleden ds. J. Fraanje heeft wel eens uitgedrukt: “De belijdenis is nog wel rechtzinnig, al wordt ook dat al minder en ellendiger, maar de praktijk is verrot.”
Het was wel wat plat uitgedrukt, en vele stoten zich aan zulk een uitdrukking, maar laat de mens het maar eens tegenspreken! Als we nog met eerlijkmakende genade bedeeld mogen worden, dan zullen wij het wel aannemen en beamen. Er is meer hoogheid dan vernedering; meer liegen dan de waarheid spreken."Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen! Zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen der dochter mijns volks". Jeremia 9 vers 1.
Als God eraan te pas kwam, dan zou een ander het niet gedaan hebben, dan zou het wel persoonlijk worden: Ik heb gezondigd en ik heb gedaan wat kwaad is in Uw heilige ogen.
Er zijn nationale zonden, maar daar liggen wij niet buiten, daar zijn wij ook in begrepen. Denk maar aan de belijdenissen van de verschillende Bijbelheiligen. Denk maar aan wat wij te dien opzichte lezen in de Klaagliederen van Jeremia. Wij zijn er van overtuigd dat hij een nauw leven met de Heere had, dat hij gedrukt en gebukt ging onder de zonden van zijn volk, maar hij heeft zichzelf er nooit boven geplaatst. Het is ook zijn belijdenis geweest: "Wij hebben God op het hoogst misdaan". Psalm 106:4. En zolang het daar niet komt, dan zijn wij voor God niet anders dan een verwaande farizeeër, die met al zijn godsdienst niet anders is dan een gruwel en een stank in Gods neusgaten.
Als we onszelf leren kennen, dan worden wij van niemand zo bang, als van onszelf! Onze val is zó diep dat het met geen woorden is uit te drukken. We lezen zelfs van Job:"In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet", Job 1:22. Uitwendig sprak hij wel de waarheid, op zijn belijdenis was niets aan te merken, maar vanbinnen was het niet meer als eerst. Het begon in zijn ziel te stormen, het vlees begon te redeneren en de strijd tussen vlees en Geest begon zich meer en meer te ontwikkelen.
Het is zulk een groot voorrecht wanneer de hoogheid Gods op ons hart gebonden wordt.
Als wij dan denken aan de geest die er uitgaat in onze dagen, ook op godsdienstig gebied, dan moeten wij wel zeggen: Wat een bedrog, wat een misleiding voor de eeuwigheid! Dat een mens tot God bekeerd moet worden, geroepen uit de dood tot het leven, afgesneden van Adam en ingelijfd in Christus, verloren moet gaan omdat hij verloren ligt, om behouden te worden door Christus. Dit eenzijdige werk Gods wordt praktisch miskend, en het zalig worden wordt gelegd in de hand van de mens, en het soevereine werk Gods wordt verdoezeld. Het is niet anders dan een godsdienst naar de mens, waar de vrije wil zegeviert.
Ik las kortgeleden in een tijdschrift (en dat is de algemene geest) het volgende: "Ik kan zeggen dat Jezus honderd procent Heere is in mijnleven, en dat ik hem nu mag dienen en andere mensen op Jezus wijzen en tot Hem brengen, opdat hun leven ook totaal vernieuwd zal worden", enz.
De doodstaat van de mens, het volbrachte werk van Christus voor Zijn volk, en de noodzakelijke en onmisbare bediening van de Heilige Geest worden meer en meer geloochend en verloochend.
De gevaren die ons bedreigen die ons bedreigen zijn inderdaad veel groter dan wordt vermoedt en verstaan. Daar is een kracht der dwaling gezonden en uitgegaan, dat de mensen de leugen geloven en steeds dieper wegzinken in het moeras van ongeloof en Godsverzaking.
Wij lezen in Gen. 19:14 van Lot, dat hij in de ogen zijner schoonzonen was als jokkende, en datzelfde wordt meer en meer waargenomen onder de laaghangende oordelen en gerichten Gods.
Het is maar een doorleven en een voortleven in de wereld en in de zonde. Geen stem of opmerking is er. Men spreekt van "natuurverschijnselen", maar dat God spreekt, daarover wordt - over het algemeen – met geen woord gerept. Alles gaat door, maar God gaat ook door, totdat het te laat zal zijn!
Geen zwaarder oordeel kan God over de mens en over een land en volk brengen dan het oordeel der verharding. Het oordeel der verharding gaat aan het oordeel der verwoesting vooraf, Inderdaad, we mochten wel beven en sidderen! Er komt een eind een de lankmoedigheid en verdraagzaamheid van God. Dan zal God lachen in ons verderf en spotten wanneer onze vrees
komt.
O, wat is het een voorrecht wanneer in ons leven bevestigd wordt: “De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem van de levende God! Dan wordt het werkelijkheid en dan wordt het eeuwigheid terwijl we nog in de tijd zijn.
Dan wordt een roepen geboren, gewerkt door Gods Geest, uit de diepten der ellenden. Dan vallen wij God te voet. Dan krijgen wij een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Dan vallen wij aan de zijde Gods. Dan zal de zaligmakende bediening van Gods Geest verstaan worden dat de wet door Mozes is gegeven, en dat de genade en waarheid door Jezus Christus is geworden. Dan wordt het wonder verklaard en gehoord: "Daarom hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten; hoe machtig vele zijn haar sommen", Ps. 139:17. Maar ook: "Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij", Ps. 40:18.
Dan wordt het steeds weer een wonder dat God in zegeningen en oordelen nog aan ons denkt. Dan zal iets beleefd worden van die waarachtige vernedering des harten, die een vrucht is van de vernedering van Christus, een werk van God de Heilige Geest, waarvan het einde zal zijn dat God verheerlijkt wordt en onze ziel geleerd en geoefend onder alle wegen die God met ons houdt, tot blijdschap van onze ziel.
Tot dusver.
Vandaar dat ik er even een nieuw topic voor aanmaak, als het de moderatie goed dunkt.
Vanmiddag werd ik gewezen op een hoofstukje uit "Een handvol geitenhaar"
van wijlen ds. W.C. Lamain.
En gezien de zaken die hier momenteel worden besproken lijkt me dit artikel,
dat ooit in De Saambinder is gepubliceerd in zijn geheel te plaatsen.
Ik heb het hele hoofdstuk vanmiddag overgetypt, en tijden het typen
was ik ook wel verwonderd hoe ds. Lamain als het ware met een profetische
blik naar deze tijd toe, toen schreef. Ik zou zeggen, lees het aandachtig, ook
aangaande de zaken die hier nu op het forum spelen.
Dan hier het citaat:
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
GOD DENKT NOG AAN ONS
Wij zijn in Adam zó diep gevallen dat wij zelfs de opmerkzaamheid verloren hebben. Een mens verhardt zich maar tégen de oordelen in en maakt zich vet voor de dag der slachting.
Het is in onze dagen gelijk we lezen in Jesaja 22:12-13: "En te dien dage zal de Heere, de HEERE der heirscharen, roepen tot geween, en tot rouwklage en tot kaalheid en tot omgording des zaks. Maar zie, er is vreugde en blijdschap met runderen te doden en schapen te kelen, vlees te eten en wijn te drinken, en te zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen zullen wij sterven."
Wij leven onder een oordeel van verharding, en onder een wolk van verlating, maar wie neemt het ter harte? Wie keert er nog mee tot zichzelf in? Wie wordt er nog toe verwaardigd om er onder te bukken en God recht en gerechtigheid toe te schrijven, om een welgevallen te krijgen in de straffen der ongerechtigheid, en er winst mee te doen voor de ras naderende eeuwigheid? Inderdaad, het zijn de voortekenen van de toekomst van de Zoon des mensen
Een van onze ontslapen leraars zei jaren geleden op een biddag: De wereld wordt oud, koud en stout.
Christus verlangt ernaar om Zijn oudste en Zijn jongste zuster, de joodse en de heidense kerk, in de bruiloftszaal te brengen, en met de wereld af te rekenen. De Rechter staat voor de deur! Het einde aller dingen is nabij.
Hij komt, Hij komt, om de aard’ te richten, de wereld in gerechtigheid.
En, mijn vrienden, het zijn maar de beginselen der smarten! We leven in bange tijden, en een donkere toekomst ligt er voor ons en voor ons geslacht. Het begin is er van hetgeen God in Zijn Woord heeft voorzegd. En wij kunnen er vast van overtuigd zijn dat er niet een van de woorden, door God gesproken, op de aarde zal vallen. De lankmoedigheid en verdraagzaamheid Gods zijn groot, maar er komt een eind aan. God laat niet met Zich spotten; want zo wat een mens zaait, dat zal hij ook maaien, Galaten 6 vers 7.
O, wat moest ons hard wel beven en sidderen, doch wanneer de Heere er niet in meekomt, dan werkt het niets uit. Soms een indruk, die als een vroeg opkomende dauw weer spoedig verdwijnt. Het is alleen voor een ogenblik.
Ook gebeurt het dat de mens er onder is als Gallio, die zich geen van deze dingen aantrekt, en erger, ja verschrikkelijker is het dat de mens er tegenin vloekt en de Allerhoogste maar uitdaagt, in plaats van zich te vernederen onder de krachtige hand Gods.
De mens der zonde komt zich hoe langer hoe meer te openbaren, en hij gaat maar voort om tegen God te zondigen, totdat de maat vol en God de ongerechtigheid niet langer kan gedogen.
Een in de zonde wegzinkende wereld, een verscheurde Kerk en gesloten consciënties, dat is wat wij over het algemeen kunnen opmerken.
Toen God op weg was om Sodom en Gomorra om te keren vanwege hun ongerechtigheid, was er een godvrende Abraham die nog pleitte voor Gods aangezicht. Maar waar zullen wij ze vinden in de dagen die wij nu beleven?
Waar is een man die in de breuk geplaatst wordt en waar zijn de Daniëls en de Ezra’s die plat voor God mogen vallen? Wie is er nog die medelijden mag oefenen met Sions gruis?
Onze nu al jaren geleden ds. J. Fraanje heeft wel eens uitgedrukt: “De belijdenis is nog wel rechtzinnig, al wordt ook dat al minder en ellendiger, maar de praktijk is verrot.”
Het was wel wat plat uitgedrukt, en vele stoten zich aan zulk een uitdrukking, maar laat de mens het maar eens tegenspreken! Als we nog met eerlijkmakende genade bedeeld mogen worden, dan zullen wij het wel aannemen en beamen. Er is meer hoogheid dan vernedering; meer liegen dan de waarheid spreken."Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen! Zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen der dochter mijns volks". Jeremia 9 vers 1.
Als God eraan te pas kwam, dan zou een ander het niet gedaan hebben, dan zou het wel persoonlijk worden: Ik heb gezondigd en ik heb gedaan wat kwaad is in Uw heilige ogen.
Er zijn nationale zonden, maar daar liggen wij niet buiten, daar zijn wij ook in begrepen. Denk maar aan de belijdenissen van de verschillende Bijbelheiligen. Denk maar aan wat wij te dien opzichte lezen in de Klaagliederen van Jeremia. Wij zijn er van overtuigd dat hij een nauw leven met de Heere had, dat hij gedrukt en gebukt ging onder de zonden van zijn volk, maar hij heeft zichzelf er nooit boven geplaatst. Het is ook zijn belijdenis geweest: "Wij hebben God op het hoogst misdaan". Psalm 106:4. En zolang het daar niet komt, dan zijn wij voor God niet anders dan een verwaande farizeeër, die met al zijn godsdienst niet anders is dan een gruwel en een stank in Gods neusgaten.
Als we onszelf leren kennen, dan worden wij van niemand zo bang, als van onszelf! Onze val is zó diep dat het met geen woorden is uit te drukken. We lezen zelfs van Job:"In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet", Job 1:22. Uitwendig sprak hij wel de waarheid, op zijn belijdenis was niets aan te merken, maar vanbinnen was het niet meer als eerst. Het begon in zijn ziel te stormen, het vlees begon te redeneren en de strijd tussen vlees en Geest begon zich meer en meer te ontwikkelen.
Het is zulk een groot voorrecht wanneer de hoogheid Gods op ons hart gebonden wordt.
Als wij dan denken aan de geest die er uitgaat in onze dagen, ook op godsdienstig gebied, dan moeten wij wel zeggen: Wat een bedrog, wat een misleiding voor de eeuwigheid! Dat een mens tot God bekeerd moet worden, geroepen uit de dood tot het leven, afgesneden van Adam en ingelijfd in Christus, verloren moet gaan omdat hij verloren ligt, om behouden te worden door Christus. Dit eenzijdige werk Gods wordt praktisch miskend, en het zalig worden wordt gelegd in de hand van de mens, en het soevereine werk Gods wordt verdoezeld. Het is niet anders dan een godsdienst naar de mens, waar de vrije wil zegeviert.
Ik las kortgeleden in een tijdschrift (en dat is de algemene geest) het volgende: "Ik kan zeggen dat Jezus honderd procent Heere is in mijnleven, en dat ik hem nu mag dienen en andere mensen op Jezus wijzen en tot Hem brengen, opdat hun leven ook totaal vernieuwd zal worden", enz.
De doodstaat van de mens, het volbrachte werk van Christus voor Zijn volk, en de noodzakelijke en onmisbare bediening van de Heilige Geest worden meer en meer geloochend en verloochend.
De gevaren die ons bedreigen die ons bedreigen zijn inderdaad veel groter dan wordt vermoedt en verstaan. Daar is een kracht der dwaling gezonden en uitgegaan, dat de mensen de leugen geloven en steeds dieper wegzinken in het moeras van ongeloof en Godsverzaking.
Wij lezen in Gen. 19:14 van Lot, dat hij in de ogen zijner schoonzonen was als jokkende, en datzelfde wordt meer en meer waargenomen onder de laaghangende oordelen en gerichten Gods.
Het is maar een doorleven en een voortleven in de wereld en in de zonde. Geen stem of opmerking is er. Men spreekt van "natuurverschijnselen", maar dat God spreekt, daarover wordt - over het algemeen – met geen woord gerept. Alles gaat door, maar God gaat ook door, totdat het te laat zal zijn!
Geen zwaarder oordeel kan God over de mens en over een land en volk brengen dan het oordeel der verharding. Het oordeel der verharding gaat aan het oordeel der verwoesting vooraf, Inderdaad, we mochten wel beven en sidderen! Er komt een eind een de lankmoedigheid en verdraagzaamheid van God. Dan zal God lachen in ons verderf en spotten wanneer onze vrees
komt.
O, wat is het een voorrecht wanneer in ons leven bevestigd wordt: “De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem van de levende God! Dan wordt het werkelijkheid en dan wordt het eeuwigheid terwijl we nog in de tijd zijn.
Dan wordt een roepen geboren, gewerkt door Gods Geest, uit de diepten der ellenden. Dan vallen wij God te voet. Dan krijgen wij een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Dan vallen wij aan de zijde Gods. Dan zal de zaligmakende bediening van Gods Geest verstaan worden dat de wet door Mozes is gegeven, en dat de genade en waarheid door Jezus Christus is geworden. Dan wordt het wonder verklaard en gehoord: "Daarom hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten; hoe machtig vele zijn haar sommen", Ps. 139:17. Maar ook: "Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij", Ps. 40:18.
Dan wordt het steeds weer een wonder dat God in zegeningen en oordelen nog aan ons denkt. Dan zal iets beleefd worden van die waarachtige vernedering des harten, die een vrucht is van de vernedering van Christus, een werk van God de Heilige Geest, waarvan het einde zal zijn dat God verheerlijkt wordt en onze ziel geleerd en geoefend onder alle wegen die God met ons houdt, tot blijdschap van onze ziel.
Tot dusver.