Gemakzuchtige gemakkelijke godsdienst
Geplaatst: 11 jun 2012, 22:42
Met het bijbellezen ben ik toegekomen aan Richteren 17 en 18.
Deze hoofdstukken gaan over de gemakzuchtige godsdienst van Micha en zijn moeder.
En het huren van een luie Leviet als voorganger voor zijn afgoden.
Die vervolgens gestolen worden door de stam van Dan, die door deze afgoden ,
zelf daarmee óók weer besmet worden.
Hoezo gemakzuchtig?
Men leze deze hoofdstukken 17 en 18 eens.
Welke les kunnen wij hiervan leren als gereformeerde gezindte?
Matthew Henry schrijft hierover onder andere:
1. De mensen hebben den Godsdienst gaarne onder hun hand, dat is in hunne macht, om er naar welgevallen mee te handelen. Een afwijking van de weg der waarheid, en een binnenlaten van alle bedrog.
2. Evenals van andere zonden, is het begin van afgoderij, gelijk één die het water opening geeft. Verbreek de dam, en gij veroorzaakt een overstroming.
3. Het is een teken dat de Godsdienst in verval komt, als goede leraren veronachtzaamd worden.
4. Geen wonder dat zij, die van alles een god kunnen maken, iedereen tot een priester kunnen maken.
5. Zo zullen zij, die zich in hun ijdele verzinselen verlustigen,
indien Gods voorzienigheid hun iets ter hand doet komen dat hen voorthelpt op hun boze weg,
maar al te gemakkelijk hieruit afleiden dat God behagen in hen schept.
6. Velen vleien zich met een goede mening over hun staat, door een gedeeltelijke reformatie of verbetering van hun leven.
7. Vleselijkgezinde mensen zijn maar al te zeer geneigd om op hun uitwendige voorrechten te bouwen, en te vertrouwen,
en tot de gevolgtrekking te komen dat God het gewis en zeker zal weldoen,
omdat zij geboren zijn uit Godvruchtige ouders, tot gezinnen behoren waarin gebeden wordt,
verbonden zijn in de maatschappij met personen, die zeer Godvruchtig zijn,
een goede en gezonde prediking bijwonen, terwijl dit alles slechts is,
als het hebben van een Leviet tot hun priester,
dat volstrekt geen zekerheid geeft dat God hun zal weldoen,
tenzij zij zelf Godvruchtig zijn, en van hun voorrechten een goed gebruik maken.
8. Velen denken nooit aan de Godsdienst, dan wanneer het eens in hun kraam te pas komt,
of wanneer zij het niet kunnen vermijden.
Micha’s armzalige Leviet zal een godsspraak voor hen zijn.
9. Zie hoe weinig zorg deze armzalige Levietenpriester droeg voor zijn afgoden,
terwijl hij rondslenterde aan de poort en de vreemdelingen aanstaarde, werd zijn “schat” weggenomen. Dwaas voorwaar, om zijn hart op zulke nietige, domme dingen te zetten,
en zich als ongelukkig en gans verloren te beschouwen nu hij ze (de afgoden) verloren heeft!
10. Velen worden door hunne gerustheid ten verderve gebracht.
Satan heeft het voordeel over ons als wij zorgeloos zijn en niet waken;
zalig is dus de mens, die te allen tijde vreest.
11. Ziet hoe gevaarlijk het is om een besmetting toe te laten,
want geestelijke krankheden worden niet zo spoedig genezen als opgedaan.
Deze hoofdstukken gaan over de gemakzuchtige godsdienst van Micha en zijn moeder.
En het huren van een luie Leviet als voorganger voor zijn afgoden.
Die vervolgens gestolen worden door de stam van Dan, die door deze afgoden ,
zelf daarmee óók weer besmet worden.
Hoezo gemakzuchtig?
Men leze deze hoofdstukken 17 en 18 eens.
Welke les kunnen wij hiervan leren als gereformeerde gezindte?
Matthew Henry schrijft hierover onder andere:
1. De mensen hebben den Godsdienst gaarne onder hun hand, dat is in hunne macht, om er naar welgevallen mee te handelen. Een afwijking van de weg der waarheid, en een binnenlaten van alle bedrog.
2. Evenals van andere zonden, is het begin van afgoderij, gelijk één die het water opening geeft. Verbreek de dam, en gij veroorzaakt een overstroming.
3. Het is een teken dat de Godsdienst in verval komt, als goede leraren veronachtzaamd worden.
4. Geen wonder dat zij, die van alles een god kunnen maken, iedereen tot een priester kunnen maken.
5. Zo zullen zij, die zich in hun ijdele verzinselen verlustigen,
indien Gods voorzienigheid hun iets ter hand doet komen dat hen voorthelpt op hun boze weg,
maar al te gemakkelijk hieruit afleiden dat God behagen in hen schept.
6. Velen vleien zich met een goede mening over hun staat, door een gedeeltelijke reformatie of verbetering van hun leven.
7. Vleselijkgezinde mensen zijn maar al te zeer geneigd om op hun uitwendige voorrechten te bouwen, en te vertrouwen,
en tot de gevolgtrekking te komen dat God het gewis en zeker zal weldoen,
omdat zij geboren zijn uit Godvruchtige ouders, tot gezinnen behoren waarin gebeden wordt,
verbonden zijn in de maatschappij met personen, die zeer Godvruchtig zijn,
een goede en gezonde prediking bijwonen, terwijl dit alles slechts is,
als het hebben van een Leviet tot hun priester,
dat volstrekt geen zekerheid geeft dat God hun zal weldoen,
tenzij zij zelf Godvruchtig zijn, en van hun voorrechten een goed gebruik maken.
8. Velen denken nooit aan de Godsdienst, dan wanneer het eens in hun kraam te pas komt,
of wanneer zij het niet kunnen vermijden.
Micha’s armzalige Leviet zal een godsspraak voor hen zijn.
9. Zie hoe weinig zorg deze armzalige Levietenpriester droeg voor zijn afgoden,
terwijl hij rondslenterde aan de poort en de vreemdelingen aanstaarde, werd zijn “schat” weggenomen. Dwaas voorwaar, om zijn hart op zulke nietige, domme dingen te zetten,
en zich als ongelukkig en gans verloren te beschouwen nu hij ze (de afgoden) verloren heeft!
10. Velen worden door hunne gerustheid ten verderve gebracht.
Satan heeft het voordeel over ons als wij zorgeloos zijn en niet waken;
zalig is dus de mens, die te allen tijde vreest.
11. Ziet hoe gevaarlijk het is om een besmetting toe te laten,
want geestelijke krankheden worden niet zo spoedig genezen als opgedaan.