Afgewezen schreef:vragensteller schreef:@ Afgewezen: dit is in zoverre relevant voor de discussie, dat -als je weet dat DL "hongeren en dorsten naar de gerechtigheid" niet toeschrijven aan iemand die niet wedergeboren is (III,IV, verw dwalingen 4)- je "het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid" dan dus na de wedergeboorte als daad/ onderdeel moet zien van "bekering en geloof".
Je moet het begrip "(bekering en) geloof" niet versmallen tot de Christusomhelzing. Geloven is in het OT met name "voor waar houden wat God gesproken heeft", "er amen op zeggen", dus óók op het verdiende oordeel.
Ik zie niet in dat de 'actu-kwestie' in dezen jouw gelijk bevestigt. Maar om even op dat laatste door te gaan, de Bijbel verbindt de zaligheid wel degelijk aan het geloof
in Christus. Teksten zou ik hier niet hoeven noemen, maar hier dan een enkele (naast die Bazuin al gegeven heeft):
"Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die
in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
"Tenzij dan dat gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelf."
Leg hier ook eens naast wat onze belijdenissen over het geloof zeggen en wat Calvijn hierover zegt in Inst. III, II, 29-31.
Sluit ik dan uit dat er voordien al geloof is? Ik weet niet precies hoe het zit, maar als er voordien al sprake is van geloof of een beginsel van geloof, dan moeten we toch zeggen dat dit zijn bestemming pas heeft bereikt als het rust in Christus gevonden heeft.
Ik ben het met je eens wat betreft alles na je eerste zin.
Waar het om gaat (maar ik herhaal mezelf) is dat geloof zich op verschillende manieren uit. Er zijn mensen die weten dat ze Christus liefhebben, maar geen verzekerd geloof hebben, dat ze Christus omhelsd hebben. En toch is beide geloof, omdat er liefde is.
Gal. 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.
Even in het algemeen: waar ik het meest moeite mee heb is de richting van het geloof in deze discussie. Het gaat steeds maar om ons aannemen, om ons ontvangen om ons omhelzen, want dan is het pas van ons. Zeker, ben ik het niet mee oneens, maar het accent ligt daar m.i. niet juist. Persoonlijk denk ik dat, zolang we bezig zijn met ons eigen 'geluk' te zoeken en daarom willen/ moeten geloven, Christus niet op de eerste plaats staat. Wij staan dan zelf op de eerste plaats. Als in de wedergeboorte geloof en liefde tot Hem in het hart zijn uitgestort, is het geloof door de liefde werkende. Dat kan een achter Hem aangaan zijn, zonder dat je eerst de weldaden (aan)pakt. Dan gaat het allereerst om de Weldoener! Dat is wat de vrouw bewoog in Luk 7:36-50:
36 En een der farizeeën bad Hem dat Hij met hem ate; en ingegaan zijnde in des farizeeërs huis, zat Hij aan.
37 En zie, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande dat Hij in des farizeeërs huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf.
38 En staande achter aan Zijn voeten, wenende, begon zij Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten en zalfde ze met de zalf.
39 En de farizeeër die Hem genood had, zulks ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet was, zou wel weten wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares.
40 En Jezus antwoordende zeide tot hem: Simon, Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak: Meester, zeg het.
41 Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de ander vijftig;
42 En als zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van dezen zal hem meer liefhebben?
43 En Simon antwoordende zeide: Ik acht dat hij het is , dien hij het meeste kwijtgescholden heeft. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geoordeeld.
44 En Hij Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen natgemaakt en met het haar van haar hoofd afgedroogd.
45 Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen.
46 Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd.
47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief.
48 En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven.
49 En die medeaanzaten, begonnen te zeggen bij zichzelven: Wie is Deze, Die ook de zonden vergeeft?
50 Maar Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede.
Christus noemde hier de uiting van de liefde tot Hem een geloofsdaad.