-DIA- schreef:huisman schreef:DIA schreef:Dat is de bevinding toch?
Of niet
Vraag dat eens aan de stokbewaarder, aan Lydia, aan de moorman, aan Levi , aan de 3000 op de pinksterdag enz. Al deze mensen hadden een Schriftuurlijk bevinding toets daar eens jouw hele verhaal aan.
Met uitdrukkingen als "Hoe werkt God dan?" en "Gods werk is anders" ga je wel erg ver door dan je eigen gedachten neer te schrijven. Je eigen predikant waarschuwt daar tegen met het "Wij kennen ten dele " en heeft zo op een heel bescheiden en aangename wijze een leerboek geschreven. Kun jij nog veel van leren.
Nu ik eenmaal bezig ben wil ik proberen ook hier nog op te reageren.
- De stokbewaarder
Lydia
De Moorman
De pinksterlingen…
Al deze mensen hebben bevindelijk geleerd dat het van hun zijde een verloren zaak was.
Nu is er zeker verschil in de leidingen die de Heere met Zijn volk gaat.
Wij zijn nu bezig om elke zaterdag een preek te beluisteren van ds. B.J. van Boven.
Het zijn in feite geen preken, maar hij noemt het zelf een vrijwillige catechisatie, maar het
is wel in de vorm van een kerkdienst, Daar worden deze zaken helder verklaard.
Als uitgangspunt neemt ds. van Boven het aan ons overgeleverde geschriftje van
Pleun Kleijn.
Hier worden de onderscheidene gangen van Gods Kerk behandeld. Ook de boven en door
jou genoemde voorbeelden.
Voor een ieder van Gods volk komt het er op aan dat ze aan de zijde Gods vallen,
met een veroordeling van zichzelf, en een rechtvaardiging van God.
Bij Lydia was dit niet zo ingrijpend (zeker aan de buitenkant) als bij de stokbewaarder,
en vanuit hun achtergrond is het ook menselijk nog wat te vatten.
Maar ze zijn wel op het punt gekomen dat de God toevielen in Zijn Recht, en dat zij
zichzelf als een doemwaardige hebben leren kennen.
De stokbewaarder zou zichzelf van het leven hebben beroofd, ware het niet dat Christus
Borg voor hem was geworden. De Pinksterlingen werden verslagen in het hart, en wisten
niet wat ze moesten doen. Daar kwamen zij in het rechtvaardigen van God, en het zichzelf
dood- en doemwaardig kennen.
De Moorman verstond niet wat hij las. Toch moet hij aan Gods kant zijn gevallen, anders
kon hij nooit zijn weg met blijdschap gereisd hebben. En anders had God ook Zijn knecht
Filippus niet tot hem gezonden.
Al deze mensen hadden een Schriftuurlijke bevindelijke kennis door God de Heilige
Geest ontvangen. Want immers bestaat het ware geloof uit een kennen en toestemmen
van de Waarheid. Daar kan dus niets tegenstrijdigs in zijn, zo gij het wilt aannemen.
Uitdrukkingen als
Hoe werkt God dan?
en
Gods werk is anders.
Dit is overduidelijk in het leven van het levende volk en verklaard in de Heilige Schrift.
Wan zo het naar het Woord niet is het zal geen dageraad hebben.
Je spreekt van eigen gedachten: Mag ik daar op vragen wat hierin mijn eigen gedachten
mogelijk zijn?
En het is een zekere waarheid: Hier kennen wij ten dele, en profeteren ten dele.
Het volkomene wacht nog voor Gods volk.
Dat weet onze dominee ook, en dat zegt hij dan ook. Maar hij kent nog iets meer. Hij weet
ook van de schrik des Heeren, en vandaaruit vloeit een bewogen Schriftuurlijk-bevindelijke
ernstige vermanende prediking, die de natuurlijke mens niet verstaat en verwerpt.