vragensteller schreef:Ds. Kersten onderscheidt hier de dadelijke rechtvaardiging: wanneer de uitverkoren zondaar in een staat der verzoening met God wordt gesteld. En de lijdelijke rechtvaardiging: wanneer de Heilige Geest hiervan de verzekering geeft. Ik wil over deze termen niet twisten. Maar ik zou ze zelf duiden als: de eerste (alleen) uit het perspectief van God, de tweede vanuit het perspectief van God én van de mens. Het hoe weet ik ook niet. Ik ben geen God.
Nee, en daarom moeten we ook niet alle geheimen van het werk van de Geest aan en in de mens willen ontrafelen. Ds. Kersten heeft op deze manier het werk van in een mens willen ‘verklaren’, en daarmee heeft hij een rechtvaardigmaking gesteld vóór de rechtvaardigmaking (in navolging van Comrie). En wanneer – wat in de praktijk vaak gebeurt - de nadruk gaat vallen op die zgn. dadelijke rechtvaardigmaking, raakt de lijdelijke rechtvaardigmaking (de ‘echte’ rechtvaardigmaking, zoals die in de Bijbel en de belijdenissen geleerd wordt) meer en meer op de achtergrond. En wordt er zelfs een beetje denigrerend over gedaan, zoals door jou: “Iemand die niet is wedergeboren, zegt: ‘ik moet geloven, want door het geloof ben ik rechtvaardig voor God.’” M.a.w., het benadrukken van de rechtvaardigmaking door het geloof, is vooral iets wat een onwedergeborene doet. Een wedergeborene heeft andere belangen. Zie je niet dat hier iets volledig uit zijn voegen is geraakt?
vragensteller schreef:De DL zegt hierover in I, 12:
Van deze hun eeuwige en onveranderlijke verkiezing ter zaligheid worden de uitverkorenen te zijner tijd, hoewel bij onderscheiden trappen en met ongelijke mate, verzekerd; niet, als zij de verborgenheden en diepten Gods curieuselijk doorzoeken, maar als zij de onfeilbare vruchten der verkiezing, in het Woord Gods aangewezen (als daar zijn: het waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enz.), in zichzelven met een geestelijke blijdschap en heilige vermaking waarnemen (2 Kor. 13:5).
Deze passage heeft niets van doen met het onderhavige onderwerp. Het gaat in deze discussie niet over de mate van verzekerdheid die de gelovige heeft, maar over de wijze waarop de zondaar zalig wordt.
vragensteller schreef:Het verschil is in theorie idd subtiel. Dat komt door de betekenisnuances die bepaalde woorden hebben. Het komt hier erg aan op correct woordgebruik en naar elkaar verwoorden welke gevoelswaarde een woord voor ons persoonlijk heeft. Ieder interpreteert bepaalde termen volgens zijn eigen referentiekader. De uitwerking daarvan kan totaal verschillend zijn. Als jij bijvoorbeeld stelt, dat in het Evangelie de vrijspraak wordt gegeven, die wij alleen hoeven aan te nemen, dan zie ik dat voor me als dat er in het Evangelie zou staan: “Jíj bent behouden, geloof dat en je hebt het behoud.” Op grond van je citaten van The Marrowmen interpreteer ik je standpunt anders. Christus wordt in het Evangelie aangeboden, in Hem is de vergeving van zonden en recht op het eeuwige leven, wat als gevolg heeft de vrijspraak in het gericht Gods. Jij vat dat samen met: "de vrijspraak wordt in het Evangelie aangeboden." Als ik reageer dat het geloof dan teveel op de weldaad gericht is i.p.v. op de Weldoener, reageer je met: die vrijspraak is niet los te koppelen van de Weldoener. Je zegt dan dingen die op zichzelf genomen waar zijn. Het gaat om bepaalde gevoels- (misschien wel ‘bevindings’-nuance, hoewel ik dat zelf een te beladen term vind in een discussie als deze). Ik geef maar een voorbeeld, in het besef dat het natuurlijk ergens mank gaat, maar misschien kan ik dan duidelijker maken, wat ik bedoel met betrekking tot de verwoording van het aanbod en het onderscheid wedergeboorte-geloof.
Wat ik geloof van de vrijspraak die in het Evangelie is neergelegd, kan ik niet beter verwoorden dan met het volgende citaat (uit: dr. J. van Genderen,
Gerechtigheid als geschenk, blz. 89). Ik verwacht niet dat je het ermee eens zult zijn, maar dat zij dan zo.
Wanneer Gods gerechtigheid in het Evangelie geopenbaard wordt, betekent dat niet, dat het Evangelie laat zien, dat de gerechtigheid er is. Het evangelie is geen mededeling, waarvan we desgewenst kennis kunnen nemen. Het wordt ons verkondigd om ons aan te spreken en ons te bepalen bij een werkelijkheid die ons onmiddellijk aangaat. In het evangelie komt de God en Vader van onze Here Jezus Christus naar ons toe. De prediking van de beloften van het evangelie brengt het heil vlak bij ons en het is van levensbelang om met een geopend hart naar die blijde boodschap te luisteren. Het is het woord des geloofs, dat gepredikt wordt (Rom. 10:8)
Gods vrijsprekend oordeel kennen wij alleen uit het evangelie. Hoe zou het ons anders bereiken dan juist door middel daarvan? Wij zullen er buiten het evangelie om nooit zeker van kunnen zijn, dat wij vrijgesproken of gerechtvaardigd zijn.
Men wil het wel eens met een beeld verduidelijken. In de sfeer van het aardse recht is het tamelijk ongewoon, dat een rechter, die vonnis geveld heeft, er niet mee volstaat, dat hij aan het recht voldoening heeft gegeven, maar zich tot de beschuldigde wendt en er moeite voor doet hem te bewegen om niet slechts gedwongen, maar vrijwillig en met volle overtuiging in te stemmen met de rechterlijke uitspraak. Dat behoeft hij niet te doen, want als er recht is gesproken, is het vonnis van kracht. God handelt echter anders. Hij wil niet, dat Zijn vrijsprekend woord over ons hoofd heengaat. Het moet niet alleen maar aangehoord worden. Het moet beantwoord worden. Het enige antwoord, dat erbij hoort, is dat wij het van harte beamen. We aanvaarden het dan met de erkenning, dat wij de veroordeling verdiend hadden en dat de vrijspraak ons geheel onverdiend ten deel valt. (blz. 89)
vragensteller schreef:Stel, ik ben vrijgezel, met een enorme schuld. Op een dag krijg ik een brief van een heel rijke man, die over miljoenen beschikt. Hij zegt, dat hij bereid is met me te trouwen en mij te laten delen in zijn miljoenen. Ik houd van die man. Wat vertel ik tegen een vriendin: “ik heb een brief gekregen, dat mijn schuld kwijtgescholden is”? Welnee, ik zeg: “Die en die wil met mij trouwen. Wat ben ik gelukkig, want ik houd van hem.” En daarna: “wel fijn dat ik mag delen in zijn miljoenen om mijn schulden te betalen.”
Stel, dat ik nu een enorme hekel aan die man hebt. Dan is het waarschijnlijker dat ik zeg: “hij is bereid met mij te trouwen, nu kan ik mooi mijn schulden aflossen.” En dat is waar.
Nu terug naar de Bijbel. Iemand die wedergeboren is (in wiens hart de liefde is uitgestort) leest de Bijbel op de manier van het eerste voorbeeld, als betuiging van Gods liefde, daar richt hij zich op. Iemand die niet is wedergeboren, zegt: “ik moet geloven, want door het geloof ben ik rechtvaardig voor God.” En hij zegt iets wat waar is. De totale vernieuwing van het hart zorgt dat het om God te doen is. Dat uit zich in de bekering. Zodra de zondaar wedergeboren is, is hij ingelijfd in Christus en heeft feitelijk deel aan Zijn weldaden. Maar hij kent Christus nog niet, laat staan de weldaden. Hij kan veel over Hem weten, maar dat is iets anders dan liefdeskennen. Denkend aan het voorbeeld: hij heeft iets over het karakter van Hem gelezen in de brief (de Bijbel), maar hij moet in Zijn nabijheid zijn, om daadwerkelijk (met bewustheid) in de weldaden te delen. Dát is m.i. de rechtvaardigheid door het geloof. (In gedachten houdend, dat ik ‘geloof’ liever met ‘vertrouwen’ vertaal. Dat moet je eens doen: elk woord ‘geloof’ in het NT in gedachten veranderen in ‘vertrouwen’, je komt tot een heel ander beeld van geloof, dat zo weer heel dicht bij ‘bekering’ komt: totale overgave, totale verandering vanuit de liefde en het vertrouwen). Direct met deze inplanting in Christus begint de heiligmaking (Rom. 6) en daarmee de gerichtheid op God, de bekering. Rechtvaardiging en heiligmaking moet je niet van elkaar scheiden. (INST. Boek III,c. 11, 6).
Veel wijsgerig-theologische speculatie, weinig Schriftuurlijk taalgebruik. Voortdurend wordt door jou het aannemen van de belofte van het Evangelie als iets ondergeschikts beschreven, en het benadrukken van het belang ervan als een vorm van inferieur geloofsleven. Immers, het echte, het ware heeft toch ándere belangen? Daarbij is het toch om God te doen, om liefde tot Christus? Het gaat toch om “totale overgave, totale verandering vanuit de liefde en het vertrouwen”? Of mijn schuld vergeven is, is van ondergeschikt belang, dat is maar een weldaad, nee, het gaat mij om de Weldoener!
De rechtvaardiging door het geloof is zo inmiddels wel ingewisseld tegen een gemeenschap met God en met Christus, zonder dat de genoegdoening aan het recht van God nog een rol speelt: er is liefde in het hart uitgestort, ik heb Christus lief om Hemzelf, ik leef voor Hem en het gaat me niet om Zijn weldaden, nee, het gaat me om Gods eer - en dit is dan de rechtvaardigmaking, en de heiligmaking. En dat alles terwijl de zaak van mijn schuld nog onbeslist is. Hoe Bijbels kun je dit nog noemen? Niet, dacht ik.
Dan kun je inderdaad tot uitspraken komen, zoals eerder door jou gedaan: “De kern van de Schrift is niet ons behoud. ’Rechtvaardiging door het geloof’ is een gevleugeld begrip geworden, maar er staat natuurlijk méér in de Schrift.” Als je al met God en Christus in het reine bent zonder dat de zaak van je schuld is opgelost, als je al gerechtvaardigd bent, terwijl je dit helemaal niet weet, en al heiligmaking beoefent, terwijl je Christus persoonlijk niet kent (of wel, je bent hier niet duidelijk in), ja, wat moet je dan eigenlijk nog met een rechtvaardiging door het geloof, waarbij de zondaar zélf de vrijspraak in het Evangelie omhelst?
vragensteller schreef:De zaak van de bekering (totale levensvernieuwing) kom je tegen in NGB art. 24.
Wij geloven dat dit waarachtig geloof, in den mens gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwen mens, en doet hem leven in een nieuw leven, en maakt hem vrij van de slavernij der zonde. Daarom is het zo ver vandaar dat dit rechtvaardigmakend geloof de mensen zou doen verkouden in een vroom en heilig leven, dat zij daarentegen zonder ditzelve nimmermeer iets doen zullen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelven en uit vrees van verdoemd te worden.
Het gaat hier over de heiligmaking, die jij vóór de (echte) rechtvaardigmaking wilt plaatsen. Het worstelen van de zondaar om behoud, plaats jij in het kader van de heiligmaking, en dan zeg je: zie je wel, het moet gaan om de liefde tot God, niet om je eigen behoud. Dan is het pas echt. Terwijl je hier de zaken volkomen op zijn kop zet. Wie God niet kent, wie niet gerechtvaardigd is door het geloof in Christus, kán helemaal niet Gods eer bedoelen en alles doen uit liefde tot God.
vragensteller schreef:N.a.v. je citaat uit art. 22 NGB.
Doch wij verstaan niet dat het, om eigenlijk te spreken, het geloof zelf is dat ons rechtvaardigt; want het is maar een instrument, waarmede wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus, ons toerekenende al Zijn verdiensten en zoveel heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan, is onze rechtvaardigheid;
Ik denk dat jij leest: door het geloof maken wij ons Christus en Zijn weldaden eigen. Maar kijk nu eens in de zin erna, wat er over Christus gezegd wordt: “
ons toerekende al Zijn verdiensten.” M.a.w. je omhelst Christus, Die jou (al) iets aan het toerekenen is. Het toerekenen kenmerkt (de Geest van) Christus. Toerekenen gaat Hij niet pas doen, als jij Hem omhelst. Dat was hij al aan het doen en Hij gaat ermee door.
Als dit nu het enige was wat de NGB hierover zei, had je misschien nog een punt, maar nu kun je dit echt niet staande houden. Je leest iets in in de NGB, wat de opsteller helemaal niet voor ogen had. Het is gewoon een wisselwerking: wij nemen aan, Christus rekent ons toe. Daar hoef je geen speculatieve theorieën voor in te zetten, alle dienend om het punt van ds. Kersten in te lezen in de gereformeerde belijdenis. Maar als je eerlijk bent, moet je de NGB toch wel afvallen, als zij zegt: “Wij geloven dat onze gelukzaligheid gelegen is in de vergeving onzer zonden om Jezus Christus' wil, en dat daarin onze rechtvaardigheid voor God begrepen is; gelijk David en Paulus ons leren, verklarende de gelukzaligheid des mensen te zijn, dat God hem de rechtvaardigheid zonder werken toerekent.” Immers, voor jou is de gelukzaligheid niet gelegen in de vergeving der zonden, denk maar aan je voorbeeld van die brief. Dat is goed voor oppervlakkige mensen, die wel Gods weldaden willen, maar geen gemeenschap met Hem Zelf willen hebben. Jij opteert voor een geloof dat zich bevindt op een ‘hoger’ niveau, geloven is immers vertrouwen? En geloof dat zich aan Jezus toevertrouwt, ongeacht of Hij de zonde vergeeft of niet.
Ja, zo ver kun je gaan, als je de Bijbelse notie van de rechtvaardiging door het geloof uit het oog verliest en deze vervangt door een speculeren en theologiseren over het werk van God in de mens. Een werk dat
bedoeld is om de mens dáár te brengen, waar hij als een schuldige de vrijspraak door Christus omhelst. Om daar het leven uit God in Christus te ontvangen!