Afgewezen schreef:De Zaligmaker en de zaligheid horen bij elkaar. Hand. 13:38, 39:
Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt; en dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd wordt.
Het eerste ontken in niet, maar ik wil deze volgorde en niet andersom.
Zie commentaar Studiebijbel bij deze tekst:
toutou (deze) is Jezus, door mensen gekruisigd, maar door God opgewekt uit de doden. Door Hem (vs.39) is er vergeving van zonden mogelijk, hetgeen nu wordt verkondigd, ook aan de joden in Antiochië. Met dia (door) wordt niet bedoeld dat Jezus Zelf deze vergeving predikt, maar dat de hoorders door middel van Hem, d.w.z. vanwege Zijn dood en opstanding en verheerlijking, deze vergeving kunnen ontvangen.
Afgewezen schreef:Niets. Ze zijn de keerzijde van het Evangelie en bestemd voor hen die het Evangelie verwerpen.
Dat is inconsistent. En strijdig met Gen. 2: 17:
Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. De Wet heeft de eerste rechten op ons (de eerste man uit Rom. 7). Pas als je in Christus bent, verliest de Wet zeggenschap en heeft het Evangelie de macht. Jij stelt een derde weg. Een mix tussen Wet en Evangelie. Het is of of.
Zie ook Joh. 3:36:
36 Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (je ligt in principe onder de toorn, niet onder de verzoening)
Afgewezen schreef:Beide zijn goede argumenten. Denk ook aan de belofte waarop Petrus doelt bij de Pinksterlingen ("Ik zal..."). Déze belofte komt u toe, zegt Petrus.
Denk ook aan Hebr. 4: 1,2, eerder door mij aangehaald. De Israëlieten kregen de toezegging dat God hen in het belofte land zou brengen. En dat noemt de schrijver van de Hebreeënbrief, het "Evangelie" dat hun is verkondigd!
Ja, maar daarmee hadden ze niet met de belofte al de schenking van de rust (ze waren nog volledig in de staat van onrust). Dat was wat je betoogde, en daar was ik het niet mee eens. Er is een ‘rust,’ maar je moet er nog komen (
in Zijn rust in te gaan: je bent er nog niet). Het gaat hier met name om het
woord der belofte (vers 2:
het woord van de prediking deed hen geen nut). Net als: er is het woord van de vergeving van de zonden, maar je moet aan de zaak deel krijgen. Dan weet je pas werkelijk dat jouw zonden vergeven zijn.
Afgewezen schreef:Je moet het in feite omdraaien. God bidt en smeekt ons (2 Kor. 5:20): Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade; wij bidden u van Christus' wege: Laat u met God verzoenen.
Kijk ook nog eens naar de pinksterlingen: Want u komt de belofte toe... En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht. Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt.
2 Kor. 5 moet je die zeker in context lezen. Vers 11: juist vanwege de schrik des Heeren beweegt Paulus mensen tot het geloof. Helemaal niet, omdat de zonden van elke hoorder in principe al vergeven zijn. In dit vers wordt ook een ‘belofte’ van loon voor het kwade gegeven (zie ktt 23:
Dat is, het loon des kwaads, uit verdienste). Ik vind het inconsistent dat je het woord van de belofte wel als een voorlopige schenking van de zaak ziet en de bedreiging niet. Ik zou dat eerder andersom zien: we hebben Gods toorn als een voorlopige schenking, TENZIJ (eerste regels Doopformulier) wij van nieuws geboren worden! En wat denk je van Rom. 9: 33
En of God, willende Zijn toorn bewijzen en Zijn macht bekendmaken, met veel lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid? Hebben die vaten in principe ook al de schenking van de zaak van de beloften?
Voor wat betreft de ‘wereld’ in vers 19 verwijs ik naar de ktt.: 49:
Dat is, de uitverkorenen en gelovigen door de gehele wereld Net alles dat je, evenals de ktt en ik, voor de 'alle' uit Joël 2:28 'allerlei' leest.
Je haalt hier weer de Pinksterbelofe aan, terwijl ik in een eerdere post al heb gesteld dat dit inhoudt dat God zijn Geest zal uitstorten over allerlei vlees. Dat wil niet zeggen, dat (om in de woorden van de tekst te blijven) elk vlees persoonlijk die Geest al ontvangt. Aan iedereen die het hoort, komt de belofte toe, dat God over allerlei mensen zijn Geest zal uitstorten.
Terug naar 2 Kor. 5: Er staat niet dat God ons bidt en smeekt of wij het woord der verzoening aannemen. Er staat ‘bade’; ‘smeken’ voeg jij toe. Hier helpt een (Koenen) woordenboek:
parakaleoo = o.m.: "uitnodigen, opwekken tot, aansporen, troosten, verzoeken." Dat God ons aanspoort tot geloof (vertrouwen en zich LATEN verzoenen met God) is me helder. Dat is iets anders dan te zeggen, dat er in principe al verzoening voor jou persoonlijk is en dat je die alleen nog maar hoeft aan te nemen. Er is verzoening voor je beschikbaar (recht van aannemen van de beloften: Erskines, Fisher). Pas als je wedergeboren bent en gelooft, weet je dat die verzoening voor jou geldig is (recht van bezit: Erskines, Fisher).
Mijn hoofdbezwaar tegen jouw standpunt is, dat het onderscheid tussen het woord van de belofte en de vervulling van de belofte wegvalt.
Het tweede bezwaar is dat je de geloofsdaad tot ‘aannemen’ beperkt. Met name voor het NT is dat dat onjuist. Aardig om hierbij op te merken is dat het Grieks voor ‘geloven’ (
pisteuoo 
kijk maar in een concordantie en woordenboek) allereerst ‘vertrouwen’ betekent. Woordenboek (Koenen): "vertrouwen, zich op iets of iemand verlaten". Je moet het zien als een totale overgave aan Christus en Zijn Woord (ook dat Hij iets doen zal en niet alleen dat Hij iets gedaan heeft aan jou persoonlijk).