Nieuw boek ds. C. Harinck
Heeft iemand onderstaand artikel gelezen? Zeeuw, ik reageer later op jouw reactie.
Contacten na vijftig jaar
Is na decennia van wederzijdse verkettering toenadering of zelfs helen van de breuk mogelijk? Er is in beide kerken na 1953 wel wat gebeurd. De 'synodalen' zijn minder eenvormig als toen; ze hebben ook vleugels en stromingen en kansels die formeel wél, maar in de praktijk níét meer openstaan voor alle eigen predikanten, er zijn wat lossere opvattingen over kleding, haardracht, tv-bezit en zo meer. Maar, sinds vorig najaar praten de beide kerkverbanden weer met elkaar, in commissies van beide generale synoden. De gesprekspartners mogen niets loslaten over het eerste gesprek. Er is echter hoop, want in april volgt een tweede samenspreking.
Ds. J.J. van Eckeveld, oud-preses van de generale synode der Geref. Gemeenten, zegt dat zijn synode het voorstel tot het gesprek deed en dat de Geref. Gemeenten in Nederland er positief op reageerden. 'Zijn' commissie, met onder meer de als vrij behoudend bekend staande predikanten Van Eckeveld, A. Schreuder en P. Blok, rapporteert aan de volgende synode. Daarom wil hij niets zeggen over het eerste gesprek.
Geen karikaturen
Ds. F. Mallan in Alblasserdam, emeritus van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, is de enige nog in leven zijnde predikant die in volle dienst de breuk meemaakte. Hij koos Steenbloks kant. In 'zijn' commissie zitten alle drie de predikanten van zijn kerkverband en enkele kerkenraadsleden, onder wie diaken L.M.P. Scholten. Mallan is positief over het hernieuwde contact. ,,Het eerste gesprek was vriendelijk. We hebben besloten dat we geen karikaturen meer maken van elkaar en dat we nu niet via de pers naar buiten treden, ook niet via onze kerkbladen''.
Mallan heeft het recente boek van de 'synodale' ds. C. Harinck over het aanbod van genade nog niet gelezen, ,,maar ik weet wel ongeveer, waar hij staat in deze zaken.'' Een publicatie van Mallan of iemand uit zíjn kerk met nog eens de 'uitgetreden' visie op de breuk van toen, is niet in voorbereiding. Over artikelen in kerkblad De Wachter Sions denkt de bejaarde pastor nog na.
Ds. C. Harinck (Terneuzen) is geen lid van de synode-commissie van de Geref. Gemeenten. Zijn boek is geheel op persoonlijke titel geschreven. ,,Dat pijnlijke herdenken zal wel beperkt blijven tot een artikel in De Saambinder. Ik verwacht niet, dat mijn boek veel opschudding zal veroorzaken. Ik blijf volhouden, dat het 'brede aanbod van genade', zoals onze gemeenten dat leren, de oudste en beste papieren heeft. Waarom beriep Steenblok zich op Turrettini en niet op Calvijn zelf? Zo belangrijk was die Italiaan nu toch ook weer niet? De kerkhistorische lijn is toch, dat het genadeaanbod welgemeend aan alle hoorders wordt gedaan. Steenblok maakte al in de Gereformeerde Kerken zijn theologische ommezwaai. Tegenover Kuypers 'veronderstelde wedergeboorte tot het tegendeel blijkt' kwam Steenblok met de totale omkering daarvan: 'iedereen is verworpen tot het tegendeel blijkt'. Daar had hij al problemen mee lang voor zijn overstap naar de Gereformeerde Gemeenten.''
Cultuurverschillen
Harinck weet dat de samenspreking vorig jaar positief was en dat in de tweede ronde wat rechtzettingen aan de orde komen. Over en weer zijn in het verleden onwaarheden en fouten gepubliceerd. Zoals over de synodezitting waarin de breuk een feit werd toen Steenbloks medestanders - zelf was hij niet afgevaardigd - de vergadering verlieten. De correcties moeten er komen om de weg te effenen voor een derde gesprek. Harinck: ,,Ons kerkverband zal daartoe wel bereid zijn. Ik verwacht dat in een latere gespreksronde wel de kern aan de orde komt: het aanbod van genade''.
De predikant erkent, dat de scheuring niet alleen om de leer ging, maar ook een kloof was tussen personen: Kersten, R. Kok, Steenblok, A. Verhagen. Ziet hij op termijn toch perspectief voor het helen van de breuk?
Harinck: ,,Formeel is dat níét de opdracht van de samensprekings-commissie. Er kan wél een tijd komen dat we elkaar hard nodig hebben. Onze gemeenten willen nu eerst een wederzijds aanvaarden. Zulke gesprekken zoeken we ook met de Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Doel is mede een gezamenlijk optreden bij de hoge overheid. Hereniging? Laten we eerst de pijn maar trachten weg te nemen. Ik ervoer recent hoe gevoelig de verhoudingen plaatselijk nog liggen. Er zijn in die halve eeuw ook cultuurverschillen gegroeid. Maar in onze gemeenten zijn er ook groepen die dicht tegen de 'uitgetreden' gemeenten aanleunen''.
Dat is bekend. De 'synodale' commissie vertegenwoordigt niet de volle breedte van de 'synodale' gemeenten. Het is niet zonder reden, dat predikanten als C. Harinck, J.S. van der Net of C.G. Vreugdenhil daarin geen zitting hebben. Zij vertegenwoordigen een vleugel in hun kerk die bepaald níét ,,aanleunt tegen de uitgetredenen''. Harinck is intussen allang blij dát de beide kerken weer met elkaar spreken.
Bron: Nederlands Dagblad (28 maart 2003)
Copyright 2003 Kerken.com
Contacten na vijftig jaar
Is na decennia van wederzijdse verkettering toenadering of zelfs helen van de breuk mogelijk? Er is in beide kerken na 1953 wel wat gebeurd. De 'synodalen' zijn minder eenvormig als toen; ze hebben ook vleugels en stromingen en kansels die formeel wél, maar in de praktijk níét meer openstaan voor alle eigen predikanten, er zijn wat lossere opvattingen over kleding, haardracht, tv-bezit en zo meer. Maar, sinds vorig najaar praten de beide kerkverbanden weer met elkaar, in commissies van beide generale synoden. De gesprekspartners mogen niets loslaten over het eerste gesprek. Er is echter hoop, want in april volgt een tweede samenspreking.
Ds. J.J. van Eckeveld, oud-preses van de generale synode der Geref. Gemeenten, zegt dat zijn synode het voorstel tot het gesprek deed en dat de Geref. Gemeenten in Nederland er positief op reageerden. 'Zijn' commissie, met onder meer de als vrij behoudend bekend staande predikanten Van Eckeveld, A. Schreuder en P. Blok, rapporteert aan de volgende synode. Daarom wil hij niets zeggen over het eerste gesprek.
Geen karikaturen
Ds. F. Mallan in Alblasserdam, emeritus van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, is de enige nog in leven zijnde predikant die in volle dienst de breuk meemaakte. Hij koos Steenbloks kant. In 'zijn' commissie zitten alle drie de predikanten van zijn kerkverband en enkele kerkenraadsleden, onder wie diaken L.M.P. Scholten. Mallan is positief over het hernieuwde contact. ,,Het eerste gesprek was vriendelijk. We hebben besloten dat we geen karikaturen meer maken van elkaar en dat we nu niet via de pers naar buiten treden, ook niet via onze kerkbladen''.
Mallan heeft het recente boek van de 'synodale' ds. C. Harinck over het aanbod van genade nog niet gelezen, ,,maar ik weet wel ongeveer, waar hij staat in deze zaken.'' Een publicatie van Mallan of iemand uit zíjn kerk met nog eens de 'uitgetreden' visie op de breuk van toen, is niet in voorbereiding. Over artikelen in kerkblad De Wachter Sions denkt de bejaarde pastor nog na.
Ds. C. Harinck (Terneuzen) is geen lid van de synode-commissie van de Geref. Gemeenten. Zijn boek is geheel op persoonlijke titel geschreven. ,,Dat pijnlijke herdenken zal wel beperkt blijven tot een artikel in De Saambinder. Ik verwacht niet, dat mijn boek veel opschudding zal veroorzaken. Ik blijf volhouden, dat het 'brede aanbod van genade', zoals onze gemeenten dat leren, de oudste en beste papieren heeft. Waarom beriep Steenblok zich op Turrettini en niet op Calvijn zelf? Zo belangrijk was die Italiaan nu toch ook weer niet? De kerkhistorische lijn is toch, dat het genadeaanbod welgemeend aan alle hoorders wordt gedaan. Steenblok maakte al in de Gereformeerde Kerken zijn theologische ommezwaai. Tegenover Kuypers 'veronderstelde wedergeboorte tot het tegendeel blijkt' kwam Steenblok met de totale omkering daarvan: 'iedereen is verworpen tot het tegendeel blijkt'. Daar had hij al problemen mee lang voor zijn overstap naar de Gereformeerde Gemeenten.''
Cultuurverschillen
Harinck weet dat de samenspreking vorig jaar positief was en dat in de tweede ronde wat rechtzettingen aan de orde komen. Over en weer zijn in het verleden onwaarheden en fouten gepubliceerd. Zoals over de synodezitting waarin de breuk een feit werd toen Steenbloks medestanders - zelf was hij niet afgevaardigd - de vergadering verlieten. De correcties moeten er komen om de weg te effenen voor een derde gesprek. Harinck: ,,Ons kerkverband zal daartoe wel bereid zijn. Ik verwacht dat in een latere gespreksronde wel de kern aan de orde komt: het aanbod van genade''.
De predikant erkent, dat de scheuring niet alleen om de leer ging, maar ook een kloof was tussen personen: Kersten, R. Kok, Steenblok, A. Verhagen. Ziet hij op termijn toch perspectief voor het helen van de breuk?
Harinck: ,,Formeel is dat níét de opdracht van de samensprekings-commissie. Er kan wél een tijd komen dat we elkaar hard nodig hebben. Onze gemeenten willen nu eerst een wederzijds aanvaarden. Zulke gesprekken zoeken we ook met de Oud-Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Doel is mede een gezamenlijk optreden bij de hoge overheid. Hereniging? Laten we eerst de pijn maar trachten weg te nemen. Ik ervoer recent hoe gevoelig de verhoudingen plaatselijk nog liggen. Er zijn in die halve eeuw ook cultuurverschillen gegroeid. Maar in onze gemeenten zijn er ook groepen die dicht tegen de 'uitgetreden' gemeenten aanleunen''.
Dat is bekend. De 'synodale' commissie vertegenwoordigt niet de volle breedte van de 'synodale' gemeenten. Het is niet zonder reden, dat predikanten als C. Harinck, J.S. van der Net of C.G. Vreugdenhil daarin geen zitting hebben. Zij vertegenwoordigen een vleugel in hun kerk die bepaald níét ,,aanleunt tegen de uitgetredenen''. Harinck is intussen allang blij dát de beide kerken weer met elkaar spreken.
Bron: Nederlands Dagblad (28 maart 2003)
Copyright 2003 Kerken.com
Beste Zeeuw,
Het is theoretisch prachtig. Maar het ging over de Gereformeerde Gemeenten en daar is een sterke benadrukking van de uitverkiezing en wordt de verantwoordelijkheid van de mens vaak onderbelicht. Ds. A.F. Honkoop gaf toe dat onze kring voornamelijk uit supra bestaat, en dat speet hem niet! De predikanten die dat niet zijn, worden bij ons nauwelijks gewaardeerd! Ik behoef geen namen te noemen. Dit geldt in nog ergere mate voor drieverbondenleer! Ik kan geeneens namen noemen. Als ik in onze kring gerespecteerd wil worden, moet ik supra zijn en tweeverbondenleer aanhangen. Dat is momenteel keiharde werkelijkheid in de Gereformeerde Gemeenten. Dat de zaken elders minder zwart/wit liggen is gelukkig een waarheid, ook in het verleden kwam dat voor. Maar bij ons maken ze van deze accentverschillen leerverschillen. Vervolgens dulden we geen afwijking in de leer, en het kringetje is rond. We moeten uitkijken om hierin teveel in de breedte en diepte te gaan, we gaan dan van onze werkelijkheid af.
Verder nogmaals, dat tweeverbondenleer geen ruim aanbod van genade in de weg hoeft te staan, heb ik zelf ook al eerder in deze discussie gezegd. Het gaat mij alleen om de bestaande situatie in de Gereformeerde Gemeente.
Groet, Hans
Het is theoretisch prachtig. Maar het ging over de Gereformeerde Gemeenten en daar is een sterke benadrukking van de uitverkiezing en wordt de verantwoordelijkheid van de mens vaak onderbelicht. Ds. A.F. Honkoop gaf toe dat onze kring voornamelijk uit supra bestaat, en dat speet hem niet! De predikanten die dat niet zijn, worden bij ons nauwelijks gewaardeerd! Ik behoef geen namen te noemen. Dit geldt in nog ergere mate voor drieverbondenleer! Ik kan geeneens namen noemen. Als ik in onze kring gerespecteerd wil worden, moet ik supra zijn en tweeverbondenleer aanhangen. Dat is momenteel keiharde werkelijkheid in de Gereformeerde Gemeenten. Dat de zaken elders minder zwart/wit liggen is gelukkig een waarheid, ook in het verleden kwam dat voor. Maar bij ons maken ze van deze accentverschillen leerverschillen. Vervolgens dulden we geen afwijking in de leer, en het kringetje is rond. We moeten uitkijken om hierin teveel in de breedte en diepte te gaan, we gaan dan van onze werkelijkheid af.
Verder nogmaals, dat tweeverbondenleer geen ruim aanbod van genade in de weg hoeft te staan, heb ik zelf ook al eerder in deze discussie gezegd. Het gaat mij alleen om de bestaande situatie in de Gereformeerde Gemeente.
Groet, Hans
Beste Hans,
"Het gaat mij alleen om de bestaande situatie in de Gereformeerde Gemeente. "
Goed; mij ook. Toch vind ik je reacties geen recht doen aan de werkelijkheid, althans niet aan de gehele werkelijkheid.
Wat moet ik doen met uitspraken over ds.Honkoop, over infra-dominees die niet getolereerd worden, etc; ?
Dat zijn zeer persoonlijk gekleurde uitspraken die nergens gestaafd kunnen worden, maar die in deze discussie er wel voor zorgen dat je beeldvorming over de Ger.Gemeenten zeer negatief is. Je hebt onder dit topic volgens mij alle mogelijke dwalingen binnen de GG reeds behandeld.
Dat kan in jouw persoonlijk geval best zo zijn. Persoonlijk zijn er voor mij evenzeer dingen waar ik het niet altijd mee eens ben. Bij wie zal dat niet zo zijn ?
Maar de mate van kritiek die je hier nu neerlegt, vind ik persoonlijk geen recht doen aan de werkelijkheid. Nogmaals;het gaat er me niet om klakkeloos voor het naambordje van de GG te strijden; helemaal niet. Als er kritiek is, mag dat best geuit worden.
En dat er onderling verschillen zijn, is inmiddels overduidelijk.
Zie je geplaatste artikel.
Groeten
"Het gaat mij alleen om de bestaande situatie in de Gereformeerde Gemeente. "
Goed; mij ook. Toch vind ik je reacties geen recht doen aan de werkelijkheid, althans niet aan de gehele werkelijkheid.
Wat moet ik doen met uitspraken over ds.Honkoop, over infra-dominees die niet getolereerd worden, etc; ?
Dat zijn zeer persoonlijk gekleurde uitspraken die nergens gestaafd kunnen worden, maar die in deze discussie er wel voor zorgen dat je beeldvorming over de Ger.Gemeenten zeer negatief is. Je hebt onder dit topic volgens mij alle mogelijke dwalingen binnen de GG reeds behandeld.
Dat kan in jouw persoonlijk geval best zo zijn. Persoonlijk zijn er voor mij evenzeer dingen waar ik het niet altijd mee eens ben. Bij wie zal dat niet zo zijn ?
Maar de mate van kritiek die je hier nu neerlegt, vind ik persoonlijk geen recht doen aan de werkelijkheid. Nogmaals;het gaat er me niet om klakkeloos voor het naambordje van de GG te strijden; helemaal niet. Als er kritiek is, mag dat best geuit worden.
En dat er onderling verschillen zijn, is inmiddels overduidelijk.
Zie je geplaatste artikel.
Groeten
Beste Hans,
Nog even terugkomend op onze discussie over de verantwoordelijkheid.
Na het te hebben nagekeken, kan ik zeggen dat de uitspraken van '31 nergens spreken over een hoofdverantwoordelijkheid.
Er word gesteld dat de verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping; en dat deze bijzonder vergroot word door de aanbieding van Christus.
RD-artikel van ds.Van Eckeveld, citaat
"Blaauwendraad heeft veel moeite met de leeruitspraken van de generale synode van 1931. Zijn kritiek komt overeen met hetgeen dr. J. G. Woelderink in de jaren dertig stelde ten aanzien van genoemde leeruitspraken. In 1931 sprak de synode uit dat de verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping, maar „in het bijzonder” groter wordt door de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden. Blaauwendraad meent dat door deze wijze van formuleren de aanbieding in de verdrukking komt. Hij verwerpt de gedachte dat onze verantwoordelijkheid wortelt in onze schepping.
Ook daarmee kan ik niet instemmen. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en de Heere heeft alle recht dat beeld van ons terug te eisen. Daar liggen de wortels van onze verantwoordelijkheid. Zo vinden wij het in de genoemde leeruitspraken. „Uit het feit dat van Adams nakomelingen in het Oude en Nieuwe Testament wordt gezegd, dat ze naar Gods beeld geschapen zijn, blijkt dat ze op het oorspronkelijk bedoelde beeld Gods aangesproken blijven worden.” (dr. W. H. Velema in ”Beknopte Gereformeerde Dogmatiek”, blz. 308). Volgens Blaauwendraad wordt in de leeruitspraken gezegd dat onze hoofdverantwoordelijkheid ligt in de schepping en niet in het verwerpen van Christus. Daardoor komt, volgens hem, de aanbieding in het gedrang. De leeruitspraken zeggen echter niets anders dan dat onze verantwoordelijkheid wortelt in onze schepping naar Gods beeld en dat die verantwoordelijkheid „in het bijzonder” vergroot wordt door de aanbieding van Christus. Dat is schriftuurlijk, omdat de Schrift ons leert dat het oordeel verzwaard wordt door het verachten van de Zaligmaker. Het oordeel is al zwaar, omdat we gevallen beelddragers zijn, maar het wordt „in het bijzonder” verzwaard als we de aanbieding van Christus verachten.
Nog even terugkomend op onze discussie over de verantwoordelijkheid.
Na het te hebben nagekeken, kan ik zeggen dat de uitspraken van '31 nergens spreken over een hoofdverantwoordelijkheid.
Er word gesteld dat de verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping; en dat deze bijzonder vergroot word door de aanbieding van Christus.
RD-artikel van ds.Van Eckeveld, citaat
"Blaauwendraad heeft veel moeite met de leeruitspraken van de generale synode van 1931. Zijn kritiek komt overeen met hetgeen dr. J. G. Woelderink in de jaren dertig stelde ten aanzien van genoemde leeruitspraken. In 1931 sprak de synode uit dat de verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping, maar „in het bijzonder” groter wordt door de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden. Blaauwendraad meent dat door deze wijze van formuleren de aanbieding in de verdrukking komt. Hij verwerpt de gedachte dat onze verantwoordelijkheid wortelt in onze schepping.
Ook daarmee kan ik niet instemmen. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en de Heere heeft alle recht dat beeld van ons terug te eisen. Daar liggen de wortels van onze verantwoordelijkheid. Zo vinden wij het in de genoemde leeruitspraken. „Uit het feit dat van Adams nakomelingen in het Oude en Nieuwe Testament wordt gezegd, dat ze naar Gods beeld geschapen zijn, blijkt dat ze op het oorspronkelijk bedoelde beeld Gods aangesproken blijven worden.” (dr. W. H. Velema in ”Beknopte Gereformeerde Dogmatiek”, blz. 308). Volgens Blaauwendraad wordt in de leeruitspraken gezegd dat onze hoofdverantwoordelijkheid ligt in de schepping en niet in het verwerpen van Christus. Daardoor komt, volgens hem, de aanbieding in het gedrang. De leeruitspraken zeggen echter niets anders dan dat onze verantwoordelijkheid wortelt in onze schepping naar Gods beeld en dat die verantwoordelijkheid „in het bijzonder” vergroot wordt door de aanbieding van Christus. Dat is schriftuurlijk, omdat de Schrift ons leert dat het oordeel verzwaard wordt door het verachten van de Zaligmaker. Het oordeel is al zwaar, omdat we gevallen beelddragers zijn, maar het wordt „in het bijzonder” verzwaard als we de aanbieding van Christus verachten.
Beste Zeeuw,
Bedankt voor je beantwoording. Ik kan me voorstellen dat ik negatief overkom. Soms zeg ik dingen ook wel scherper als dat ik zelf denk/vind. Juist om een reactie te krijgen misschien. Dat was zeker de laatste keren het geval.
Sommige dingen zie ik wel als zeer negatief binnen de Gereformeerde Gemeenten. Andere dingen waardeer ik juist heel erg. Het Godsbesef wat ik altijd meegekregen heb, is mijn inziens heel rijk. God is groot en wij zijn niets. Zulk soort zaken ben ik als heel positief gaan ervaren. Maar het is zeker niet zo dat ik alleen maar negatief tegen de Gereformeerde Gemeenten aankijk. Ik heb alleen mijn zorgen/vragen.
De grootste zorg is de (misschien schijnbare) grote lijdelijkheid die zich verspreidt over grote delen van onze gemeenten.
Gode bevolen,
Hans
Bedankt voor je beantwoording. Ik kan me voorstellen dat ik negatief overkom. Soms zeg ik dingen ook wel scherper als dat ik zelf denk/vind. Juist om een reactie te krijgen misschien. Dat was zeker de laatste keren het geval.
Sommige dingen zie ik wel als zeer negatief binnen de Gereformeerde Gemeenten. Andere dingen waardeer ik juist heel erg. Het Godsbesef wat ik altijd meegekregen heb, is mijn inziens heel rijk. God is groot en wij zijn niets. Zulk soort zaken ben ik als heel positief gaan ervaren. Maar het is zeker niet zo dat ik alleen maar negatief tegen de Gereformeerde Gemeenten aankijk. Ik heb alleen mijn zorgen/vragen.
De grootste zorg is de (misschien schijnbare) grote lijdelijkheid die zich verspreidt over grote delen van onze gemeenten.
Gode bevolen,
Hans
Wat het artikel van ds. Van Eckeveld betreft, ik kende het vaag nog. In de discussie dacht ik vooral aan de formuleringen die Blaauwendraad in zijn boek hanteert. Ook het interview met hem waar ds. Van Eckeveld op reageert in dit artikel formuleerde het zo.
Maar bedankt voor het plaatsen van het artikel!
Maar bedankt voor het plaatsen van het artikel!
Tot slot in de discussie over hoofdverantwoordelijkheid wilde ik dit citaat van Andrew Gray plaatsen. Ik denk dat we het daar allemaal mee eens kunnen zijn.
De gruwelijke zonde van het ongeloof
"En als Hij nabij kwam en de stad zag, weende Hij over haar, zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen." (Lukas 19 vers 41, 42)
Het is een verborgenheid en weergaloos wonder van de liefde van Christus dat Hij niet alleen medelijden met de mensen had, maar zelfs weende over hun ondergang en bijzonder over de verwoesting van hen die zouden uitroepen: "Kruist Hem, kruist Hem!"
O bewonder dit onbegrensde geduld en deze onmetelijke liefde van Christus, jegens de meest ellendige en snoodste zondaren. Welk een wonder moet het zijn voor mensen en engelen, dat onze verlossing en eeuwige zaligheid langs zulk een weg werd bewerkt, dat door Zijn striemen ons genezing is geworden en dat Hij onze ongerechtigheid heeft gedragen op Zijn gezegende rug.
Christenen, dit moet u bewegen u in Hem te verheugen en al uw liefde op Hem te vestigen. Laten uw afgoden of de wereld niet langer uw vermaak zijn, doch laat God hebben de eerstelingen van al uw inkomsten.
Ongeloof een gruwelijke zonde
We zullen nog een weinig spreken over de redenen waarom Christus weende en treurde over hun verwoesting. Het was hun verachting van het Evangelie en van Hem, de heerlijke en verheven Verkondiger van vrede.
Dat is duidelijk samengevat in de woorden: "Maar nu is het verborgen voor uw ogen."
Wij zeggen u dat alle zonden, vergeleken met deze slechts kleine zonden zijn. Wij moeten er over verwonderd staan, dat er zoveel verachting is van het Evangelie, bij zoveel prediking door de grote en heerlijke Leraar Jezus Christus, Die vrede verkondigt en Wiens voeten een goede tijding brengen van grote blijdschap.
Verachters van het Evangelie
Er zijn twee soorten van verachters van het Evangelie:
1. Sommigen wijzen het Evangelie af op een beleefde en beschaafde manier. "Zij begonnen allen zich eendrachtelijk te verontschuldigen. De eerste zeide tot hem: Ik heb een akker gekocht en het is nodig dat ik uitga en hem bezie; ik bid u houd mij voor verontschuldigd. En een ander zeide: Ik heb vijf juk ossen gekocht en ik ga henen om die te beproeven; ik bid u houd mij voor verontschuldigd. En een ander zeide: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen."
Doch kan er ooit enige reden of noodzaak worden genoemd, waarom wij Jezus Christus mogen weigeren? Ook velen onder ons wenden een onmogelijkheid voor. Wij hebben afgoden getrouwd. Daar willen wij heengaan en daarom kunnen wij niet komen.
2. Er zijn anderen die Hem meer bot en brutaal afwijzen: "Zij grepen zijn dienstknechten, deden hun smaadheid aan en doodden ze", Mat. 22:6. Hiertoe zou een schijn van reden geweest zijn, indien Hij was gekomen met dreigementen en met gramschap, maar Hij kwam om hun vrede en zaligheid toe te roepen. Hoe onredelijk en onbillijk was dan hun gedrag.
Wat zijn de beletsels om tot Hem te komen?
Wij zullen nog enkele beletselen noemen, waarom zij het Evangelie niet aannemen.
1. Het eerste beletsel is, het gemis van geloof in de waarheid van het Evangelie, hoewel het Evangelie een werkelijkheid is en geen inbeelding. Daarom zegt de apostel: "Want wij zijn geen kunstig verdicht fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en de toekomst van onze Heere Jezus Christus" (2 Petr. 1:16)
2. Het tweede beletsel, wat een oorzaak is van ons tegenstaan van het Evangelie is het gemis van het vaste geloof van de onuitsprekelijke weldaden, die het deel zijn, van een ieder die het aanbod van het Evangelie omhelst. Wij worden niet alleen bevorderd tot gemeenschap en omgang met God, (hetwelk inderdaad is een voorrecht van een zeer uitnemende en verhevene natuur) doch wij verkrijgen ook de aanneming tot kinderen van God. Is er iets waarnaar gij meer kunt verlangen, dan naar deze zegen?
3. Het derde beletsel is het gemis van een diepe overtuiging van onze ellende en hopeloze staat, waarin wij van nature verkeren. Ik ben er van verzekerd, dat indien wij meer werk maakten van de wet, het Evangelie meer werk zou maken van ons.
4. Het vierde beletsel is het gemis van diepe overtuiging van onze onbekwaamheid, te voldoen aan de rechtvaardigheid van God. Wij zoeken, evenals de Joden, onze eigengerechtigheid op te richten, daar wij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, zoals we lezen in Rom. 10:3.
5. Het vijfde beletsel is, dat sommigen, uit sterke overtuiging van hun onwaardigheid en uit wetenschap dat zij boos zijn van de jeugd af aan, het als brutaal beschouwen te komen op de nodiging van het Evangelie. Dit verhindert hen te komen.
Wij hebben enkele opmerkingen tot u te maken.
1. Wij wensen dat gij er van overtuigd moogt worden hoe groot de zonde van ongeloof is. Wij zijn van mening dat het missen van een diepe overtuiging van de zonde van ongeloof ons zo onvruchtbaar maakt.
2. Wij wensen dat gij zult weten dat ongeloof ons belet om vrijmoedig tot God te komen.
3. Wanneer wij zoeken tot komen tot oefening van het geloof, verkeren wij onder de macht van ongeloof, dan zijn vele beproevingen ons deel. Tot hen, die zuchten onder deze beproevingen, willen wij zeggen, dat indien zij de overwinning over ongeloof behalen mogen, grote blijdschap hun deel zal zijn en zij bewijzen zullen hebben van de werking van de Heilige Geest in hen.
4. Verkeer veel in overdenking van die dierbare voorrechten, welke gij moet missen vanwege uw ongeloof. Het ongeloof is een oorzaak, waardoor wij in grote mate het bewustzijn van ons aandeel in God missen en zeer gebrekkig zijn in de liefde van God.
5. Wees veel bezig in overdenking van het vrije aanbod van het Evangelie. God zegt in Zijn Woord tot ons: "Die dorst heeft kome en die wil, neme het water des levens om niet" (Opb. 22:17)
Wij zullen eindigen. We menen dat indien Christus nu wilde nederdalen, Hij ongetwijfeld zou prediken over deze tekst. "Dat gij bekendet, ook nog in deze uw dag, hetgeen tot u vrede dient.
Zekerlijk, indien Christus heden hier kwam, gelijk Hij eens nabij de stad kwam en de Joden zag en weende, zo zou Hij ook wenen over Glasgow. Het staat vast dat de versmaders van dit Evangelie zullen staan in de rijen dergenen, aan wie geboden zal worden uit Zijn tegenwoordigheid te vertrekken.
Ongetwijfeld zal hun oordeel en verderf verzwaard worden, door dat zij zullen weten, dat er een weg was uitgevonden om zalig te worden en dat zij niet hebben gewild. En toch roept Hij nog in deze uw dag: "Och of gij bekendet, hetgeen dat uwen vrede dient. Doch uw dag zal niet lang duren en de dag zal aanbreken, wanneer het verborgen zal zijn voor uw ogen. O, wanneer zult hij ontwaken en uw eigen ellende kennen?
Oproep aan christenen
Christenen, gij zijt gelijk degenen, die slapen in het opperste van de mast, en gij zijt het u niet bewust. "Dwaalt niet, God laat Zich niet bespotten. Want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien."
O ontwaak, sta met ontzag stil en zondig niet meer, opdat de goddelijke rechtvaardigheid u niet achterhale of overvalle. Wees er van overtuigd dat indien u ongerechtigheid hebt gezaaid, gij een wervelwind zult oogsten. Doch indien u uw zaad gezaaid hebt met tranen, wees dan getroost, want er nadert voor u een vrolijke oogstdag. U zult dan voortgaan en uw oogst binnenhalen en u zult wederkeren met grote vreugde en blijdschap en zult de schoven dragen op uw schouders. O wanneer zal die dag komen? Welk een blijde oogstdag zal dat zijn voor hen, die hebben gewacht op hun Verlosser! Het zal een dag zijn van vreugde en groot gejuich. Wij zullen te dezer tijd niet verder spreken, doch laat uw ziel met verwachting uitzien naar die dag, die zal aanbreken. Laat die gezegende en heerlijke oogstdag komen en laten alle andere oogstdagen wegvluchten!
Uit: "De overste Leidsman" van Andrew Gray
De gruwelijke zonde van het ongeloof
"En als Hij nabij kwam en de stad zag, weende Hij over haar, zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen." (Lukas 19 vers 41, 42)
Het is een verborgenheid en weergaloos wonder van de liefde van Christus dat Hij niet alleen medelijden met de mensen had, maar zelfs weende over hun ondergang en bijzonder over de verwoesting van hen die zouden uitroepen: "Kruist Hem, kruist Hem!"
O bewonder dit onbegrensde geduld en deze onmetelijke liefde van Christus, jegens de meest ellendige en snoodste zondaren. Welk een wonder moet het zijn voor mensen en engelen, dat onze verlossing en eeuwige zaligheid langs zulk een weg werd bewerkt, dat door Zijn striemen ons genezing is geworden en dat Hij onze ongerechtigheid heeft gedragen op Zijn gezegende rug.
Christenen, dit moet u bewegen u in Hem te verheugen en al uw liefde op Hem te vestigen. Laten uw afgoden of de wereld niet langer uw vermaak zijn, doch laat God hebben de eerstelingen van al uw inkomsten.
Ongeloof een gruwelijke zonde
We zullen nog een weinig spreken over de redenen waarom Christus weende en treurde over hun verwoesting. Het was hun verachting van het Evangelie en van Hem, de heerlijke en verheven Verkondiger van vrede.
Dat is duidelijk samengevat in de woorden: "Maar nu is het verborgen voor uw ogen."
Wij zeggen u dat alle zonden, vergeleken met deze slechts kleine zonden zijn. Wij moeten er over verwonderd staan, dat er zoveel verachting is van het Evangelie, bij zoveel prediking door de grote en heerlijke Leraar Jezus Christus, Die vrede verkondigt en Wiens voeten een goede tijding brengen van grote blijdschap.
Verachters van het Evangelie
Er zijn twee soorten van verachters van het Evangelie:
1. Sommigen wijzen het Evangelie af op een beleefde en beschaafde manier. "Zij begonnen allen zich eendrachtelijk te verontschuldigen. De eerste zeide tot hem: Ik heb een akker gekocht en het is nodig dat ik uitga en hem bezie; ik bid u houd mij voor verontschuldigd. En een ander zeide: Ik heb vijf juk ossen gekocht en ik ga henen om die te beproeven; ik bid u houd mij voor verontschuldigd. En een ander zeide: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen."
Doch kan er ooit enige reden of noodzaak worden genoemd, waarom wij Jezus Christus mogen weigeren? Ook velen onder ons wenden een onmogelijkheid voor. Wij hebben afgoden getrouwd. Daar willen wij heengaan en daarom kunnen wij niet komen.
2. Er zijn anderen die Hem meer bot en brutaal afwijzen: "Zij grepen zijn dienstknechten, deden hun smaadheid aan en doodden ze", Mat. 22:6. Hiertoe zou een schijn van reden geweest zijn, indien Hij was gekomen met dreigementen en met gramschap, maar Hij kwam om hun vrede en zaligheid toe te roepen. Hoe onredelijk en onbillijk was dan hun gedrag.
Wat zijn de beletsels om tot Hem te komen?
Wij zullen nog enkele beletselen noemen, waarom zij het Evangelie niet aannemen.
1. Het eerste beletsel is, het gemis van geloof in de waarheid van het Evangelie, hoewel het Evangelie een werkelijkheid is en geen inbeelding. Daarom zegt de apostel: "Want wij zijn geen kunstig verdicht fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en de toekomst van onze Heere Jezus Christus" (2 Petr. 1:16)
2. Het tweede beletsel, wat een oorzaak is van ons tegenstaan van het Evangelie is het gemis van het vaste geloof van de onuitsprekelijke weldaden, die het deel zijn, van een ieder die het aanbod van het Evangelie omhelst. Wij worden niet alleen bevorderd tot gemeenschap en omgang met God, (hetwelk inderdaad is een voorrecht van een zeer uitnemende en verhevene natuur) doch wij verkrijgen ook de aanneming tot kinderen van God. Is er iets waarnaar gij meer kunt verlangen, dan naar deze zegen?
3. Het derde beletsel is het gemis van een diepe overtuiging van onze ellende en hopeloze staat, waarin wij van nature verkeren. Ik ben er van verzekerd, dat indien wij meer werk maakten van de wet, het Evangelie meer werk zou maken van ons.
4. Het vierde beletsel is het gemis van diepe overtuiging van onze onbekwaamheid, te voldoen aan de rechtvaardigheid van God. Wij zoeken, evenals de Joden, onze eigengerechtigheid op te richten, daar wij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, zoals we lezen in Rom. 10:3.
5. Het vijfde beletsel is, dat sommigen, uit sterke overtuiging van hun onwaardigheid en uit wetenschap dat zij boos zijn van de jeugd af aan, het als brutaal beschouwen te komen op de nodiging van het Evangelie. Dit verhindert hen te komen.
Wij hebben enkele opmerkingen tot u te maken.
1. Wij wensen dat gij er van overtuigd moogt worden hoe groot de zonde van ongeloof is. Wij zijn van mening dat het missen van een diepe overtuiging van de zonde van ongeloof ons zo onvruchtbaar maakt.
2. Wij wensen dat gij zult weten dat ongeloof ons belet om vrijmoedig tot God te komen.
3. Wanneer wij zoeken tot komen tot oefening van het geloof, verkeren wij onder de macht van ongeloof, dan zijn vele beproevingen ons deel. Tot hen, die zuchten onder deze beproevingen, willen wij zeggen, dat indien zij de overwinning over ongeloof behalen mogen, grote blijdschap hun deel zal zijn en zij bewijzen zullen hebben van de werking van de Heilige Geest in hen.
4. Verkeer veel in overdenking van die dierbare voorrechten, welke gij moet missen vanwege uw ongeloof. Het ongeloof is een oorzaak, waardoor wij in grote mate het bewustzijn van ons aandeel in God missen en zeer gebrekkig zijn in de liefde van God.
5. Wees veel bezig in overdenking van het vrije aanbod van het Evangelie. God zegt in Zijn Woord tot ons: "Die dorst heeft kome en die wil, neme het water des levens om niet" (Opb. 22:17)
Wij zullen eindigen. We menen dat indien Christus nu wilde nederdalen, Hij ongetwijfeld zou prediken over deze tekst. "Dat gij bekendet, ook nog in deze uw dag, hetgeen tot u vrede dient.
Zekerlijk, indien Christus heden hier kwam, gelijk Hij eens nabij de stad kwam en de Joden zag en weende, zo zou Hij ook wenen over Glasgow. Het staat vast dat de versmaders van dit Evangelie zullen staan in de rijen dergenen, aan wie geboden zal worden uit Zijn tegenwoordigheid te vertrekken.
Ongetwijfeld zal hun oordeel en verderf verzwaard worden, door dat zij zullen weten, dat er een weg was uitgevonden om zalig te worden en dat zij niet hebben gewild. En toch roept Hij nog in deze uw dag: "Och of gij bekendet, hetgeen dat uwen vrede dient. Doch uw dag zal niet lang duren en de dag zal aanbreken, wanneer het verborgen zal zijn voor uw ogen. O, wanneer zult hij ontwaken en uw eigen ellende kennen?
Oproep aan christenen
Christenen, gij zijt gelijk degenen, die slapen in het opperste van de mast, en gij zijt het u niet bewust. "Dwaalt niet, God laat Zich niet bespotten. Want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien."
O ontwaak, sta met ontzag stil en zondig niet meer, opdat de goddelijke rechtvaardigheid u niet achterhale of overvalle. Wees er van overtuigd dat indien u ongerechtigheid hebt gezaaid, gij een wervelwind zult oogsten. Doch indien u uw zaad gezaaid hebt met tranen, wees dan getroost, want er nadert voor u een vrolijke oogstdag. U zult dan voortgaan en uw oogst binnenhalen en u zult wederkeren met grote vreugde en blijdschap en zult de schoven dragen op uw schouders. O wanneer zal die dag komen? Welk een blijde oogstdag zal dat zijn voor hen, die hebben gewacht op hun Verlosser! Het zal een dag zijn van vreugde en groot gejuich. Wij zullen te dezer tijd niet verder spreken, doch laat uw ziel met verwachting uitzien naar die dag, die zal aanbreken. Laat die gezegende en heerlijke oogstdag komen en laten alle andere oogstdagen wegvluchten!
Uit: "De overste Leidsman" van Andrew Gray
Beste Zeeuw e.a.,
Ik heb een vraagje:
Dominee Van der Zwan zegt op refoweb het volgende over de Gereformeerde Gemeenten:
"God heeft met Christus als het Hoofd van de uitverkorenen Zijn verbond opgericht. De beloften zijn dus alleen bestemd voor de uitverkorenen. Alleen die mensen mogen op de vervulling van de verbondsbeloften pleiten. Al ben je gedoopt, daarom kun je nog niet zomaar werkzaam zijn met je doop, want als je niet uitverkoren bent, gelden de beloften niet voor jou."
Klopt dat, dat je niet op de doop kunt pleiten, tenzij je weet dat je uitverkoren bent?
Dominee Van der Groep zei verder:
"In de Chr. Geref. Kerken is de prediking meer appelerend: men wordt opgeroepen om biddend en gelovig werkzaam te worden met Gods beloften en eisen."
Is dat zo? Wordt er in de Geref. Gem. niet opgeroepen om werkzaam te wezen met Gods beloften en eisen in de doop aan je betekend en verzegeld?
En is mag het wel om verbond en verkiezing aan elkaar gelijk te stellen en tegelijkertijd op te roepen om met beloften werkzaam te zijn? Dat kan toch eigenlijk niet?
Ik heb een vraagje:
Dominee Van der Zwan zegt op refoweb het volgende over de Gereformeerde Gemeenten:
"God heeft met Christus als het Hoofd van de uitverkorenen Zijn verbond opgericht. De beloften zijn dus alleen bestemd voor de uitverkorenen. Alleen die mensen mogen op de vervulling van de verbondsbeloften pleiten. Al ben je gedoopt, daarom kun je nog niet zomaar werkzaam zijn met je doop, want als je niet uitverkoren bent, gelden de beloften niet voor jou."
Klopt dat, dat je niet op de doop kunt pleiten, tenzij je weet dat je uitverkoren bent?
Dominee Van der Groep zei verder:
"In de Chr. Geref. Kerken is de prediking meer appelerend: men wordt opgeroepen om biddend en gelovig werkzaam te worden met Gods beloften en eisen."
Is dat zo? Wordt er in de Geref. Gem. niet opgeroepen om werkzaam te wezen met Gods beloften en eisen in de doop aan je betekend en verzegeld?
En is mag het wel om verbond en verkiezing aan elkaar gelijk te stellen en tegelijkertijd op te roepen om met beloften werkzaam te zijn? Dat kan toch eigenlijk niet?
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Beste Zeeuw e.a.,
Ik heb een vraagje:
Dominee Van der Zwan zegt op refoweb het volgende over de Gereformeerde Gemeenten:
"God heeft met Christus als het Hoofd van de uitverkorenen Zijn verbond opgericht. De beloften zijn dus alleen bestemd voor de uitverkorenen. Alleen die mensen mogen op de vervulling van de verbondsbeloften pleiten. Al ben je gedoopt, daarom kun je nog niet zomaar werkzaam zijn met je doop, want als je niet uitverkoren bent, gelden de beloften niet voor jou."
Klopt dat, dat je niet op de doop kunt pleiten, tenzij je weet dat je uitverkoren bent?
Dominee Van der Groep zei verder:
"In de Chr. Geref. Kerken is de prediking meer appelerend: men wordt opgeroepen om biddend en gelovig werkzaam te worden met Gods beloften en eisen."
Is dat zo? Wordt er in de Geref. Gem. niet opgeroepen om werkzaam te wezen met Gods beloften en eisen in de doop aan je betekend en verzegeld?
En is mag het wel om verbond en verkiezing aan elkaar gelijk te stellen en tegelijkertijd op te roepen om met beloften werkzaam te zijn? Dat kan toch eigenlijk niet?
Hierop wil wel reageren, al zal Zeeuw dat ook wel doen.
Wat Ds. V.d. Zwan zegt, in welke context maakt me niet uit, is waar tenminste als je zegt verkiezing = genadeverbond. Toch is het niet mijn visie op het verbond. God heeft zeer zeker van eeuwigheid een volk verkoren. God realiseerde deze verkiezing in de tijd. Hoe? In de bedding van het (genade)verbond. Deze bedding kende verschillende vormen:
Oa.
Patriarchale vorm tijdens de aarstvaders.
Nationale vorm vanaf Abraham tot en met de komst van Christus. Met het volk Israël richtte Hij Zijn verbond op.
Universele vorm vanaf Christus komst tot en met de wederkomst. (‘het laatste der dagen).
Hoe nog meer? Dat gebeurt door de prediking van Zijn Woord! Dr. C. van der Sluijs schreef eens over het aanbod van genade het volgende: Ze spreken allemaal over het aanbod. In de gehele Schrift lees ik niet over een aanbod. Wel lees ik over de Woordbediening. Deze Woordbediening (of sleutelmacht) is als een scherpsnijdend zwaard. Ter linker zijde valt het ongeloof, ter rechterzijde valt het geloof.
Nu mogen we hierbij nooit uit het oog verliezen dat het God is die het geloof werkt. Daarom kunnen we ook nooit spreken alsof de verbondsbeloften voorwaardelijk zijn en dus de schenking afhangt van ons ja zeggen. Nee de verbondsbeloften worden in het genadeverbond door de bediening voorgesteld / aangeboden. Gods Geest zal de ‘geschonken geloofshand’ vervullen met Zijn beloften in Christus Jezus. De beloften worden dus gepredikt / voorgesteld / aangeboden in de prediking en deze beloften worden geëigend door de geloofsomhelzing.
Groeten,
Ik heb een vraagje:
Dominee Van der Zwan zegt op refoweb het volgende over de Gereformeerde Gemeenten:
"God heeft met Christus als het Hoofd van de uitverkorenen Zijn verbond opgericht. De beloften zijn dus alleen bestemd voor de uitverkorenen. Alleen die mensen mogen op de vervulling van de verbondsbeloften pleiten. Al ben je gedoopt, daarom kun je nog niet zomaar werkzaam zijn met je doop, want als je niet uitverkoren bent, gelden de beloften niet voor jou."
Klopt dat, dat je niet op de doop kunt pleiten, tenzij je weet dat je uitverkoren bent?
Dominee Van der Groep zei verder:
"In de Chr. Geref. Kerken is de prediking meer appelerend: men wordt opgeroepen om biddend en gelovig werkzaam te worden met Gods beloften en eisen."
Is dat zo? Wordt er in de Geref. Gem. niet opgeroepen om werkzaam te wezen met Gods beloften en eisen in de doop aan je betekend en verzegeld?
En is mag het wel om verbond en verkiezing aan elkaar gelijk te stellen en tegelijkertijd op te roepen om met beloften werkzaam te zijn? Dat kan toch eigenlijk niet?
Hierop wil wel reageren, al zal Zeeuw dat ook wel doen.
Wat Ds. V.d. Zwan zegt, in welke context maakt me niet uit, is waar tenminste als je zegt verkiezing = genadeverbond. Toch is het niet mijn visie op het verbond. God heeft zeer zeker van eeuwigheid een volk verkoren. God realiseerde deze verkiezing in de tijd. Hoe? In de bedding van het (genade)verbond. Deze bedding kende verschillende vormen:
Oa.
Patriarchale vorm tijdens de aarstvaders.
Nationale vorm vanaf Abraham tot en met de komst van Christus. Met het volk Israël richtte Hij Zijn verbond op.
Universele vorm vanaf Christus komst tot en met de wederkomst. (‘het laatste der dagen).
Hoe nog meer? Dat gebeurt door de prediking van Zijn Woord! Dr. C. van der Sluijs schreef eens over het aanbod van genade het volgende: Ze spreken allemaal over het aanbod. In de gehele Schrift lees ik niet over een aanbod. Wel lees ik over de Woordbediening. Deze Woordbediening (of sleutelmacht) is als een scherpsnijdend zwaard. Ter linker zijde valt het ongeloof, ter rechterzijde valt het geloof.
Nu mogen we hierbij nooit uit het oog verliezen dat het God is die het geloof werkt. Daarom kunnen we ook nooit spreken alsof de verbondsbeloften voorwaardelijk zijn en dus de schenking afhangt van ons ja zeggen. Nee de verbondsbeloften worden in het genadeverbond door de bediening voorgesteld / aangeboden. Gods Geest zal de ‘geschonken geloofshand’ vervullen met Zijn beloften in Christus Jezus. De beloften worden dus gepredikt / voorgesteld / aangeboden in de prediking en deze beloften worden geëigend door de geloofsomhelzing.
Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Gelukkig heb ik afgelopen zondag 2 maal een predikant gehoord die dit helemaal niet voorstaat. Tja en als je zo niet denk dan ben je in de GG links!Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Beste Zeeuw e.a.,
Ik heb een vraagje:
Dominee Van der Zwan zegt op refoweb het volgende over de Gereformeerde Gemeenten:
"God heeft met Christus als het Hoofd van de uitverkorenen Zijn verbond opgericht. De beloften zijn dus alleen bestemd voor de uitverkorenen. Alleen die mensen mogen op de vervulling van de verbondsbeloften pleiten. Al ben je gedoopt, daarom kun je nog niet zomaar werkzaam zijn met je doop, want als je niet uitverkoren bent, gelden de beloften niet voor jou."
Klopt dat, dat je niet op de doop kunt pleiten, tenzij je weet dat je uitverkoren bent?
Dominee Van der Groep zei verder:
"In de Chr. Geref. Kerken is de prediking meer appelerend: men wordt opgeroepen om biddend en gelovig werkzaam te worden met Gods beloften en eisen."
Is dat zo? Wordt er in de Geref. Gem. niet opgeroepen om werkzaam te wezen met Gods beloften en eisen in de doop aan je betekend en verzegeld?
En is mag het wel om verbond en verkiezing aan elkaar gelijk te stellen en tegelijkertijd op te roepen om met beloften werkzaam te zijn? Dat kan toch eigenlijk niet?
Klopt dat, dat je niet op de doop kunt pleiten, tenzij je weet dat je uitverkoren bent?
Is dat zo? Wordt er in de Geref. Gem. niet opgeroepen om werkzaam te wezen met Gods beloften en eisen in de doop aan je betekend en verzegeld?
En is mag het wel om verbond en verkiezing aan elkaar gelijk te stellen en tegelijkertijd op te roepen om met beloften werkzaam te zijn? Dat kan toch eigenlijk niet?
Wanneer weet je dat je uitverkoren bent?
Is dat zo? Wordt er in de Geref. Gem. niet opgeroepen om werkzaam te wezen met Gods beloften en eisen in de doop aan je betekend en verzegeld?
En is mag het wel om verbond en verkiezing aan elkaar gelijk te stellen en tegelijkertijd op te roepen om met beloften werkzaam te zijn? Dat kan toch eigenlijk niet?
Wanneer weet je dat je uitverkoren bent?
Sorry voor mijn korte vraag. Ik zal mijn persoonlijke mening geven. Ik denk persoonlijk dat je op je doop kunt pleiten en werkzaam zijn met Gods beloften, ook al weet je niet of je uitverkoren bent. Ik weet wat voor vragen dit op kan roepen. Hoe kan de Heere de zaligheid nu beloven aan mensen die toch niet zalig zullen worden? Dat is een logische constructie. Dan maken wij er weer wat van om het sluitend te krijgen. Want als we het Doopsformulier eerlijk en onbevooroordeeld proberen te lezen, waar gaat het anders om dan om de belofte van de zaligheid?
Een uitgewerkte zaligheid wordt beloofd. Als de Drie-enige God naar ons toe komt… als de Vader belooft dat Hij ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, de Zoon dat Hij ons van al onze zonden wast in Zijn bloed en de Heilige Geest dat Hij bij ons en in ons wonen wil, ons toe-eigenend hetgeen wij in Christus hebben, wat wil dat dan zeggen? De afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij eindelijk (tenslotte) onder de gemeente der uitverkorenen onbevlekt zullen gesteld worden!
Het is de belofte van de zaligheid van a tot z.
Maar een belofte betekent niet de vervulling. Er is een weg van belofte naar vervulling.
Laten we de Schrift laten spreken. Er staat in 1 Korinthe 10.
1. En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
2. En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;
3. En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben;
4. En allen dezelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.
Dus heel het volk zalig geworden? Nee, "maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn terneder geslagen. En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, zoals zij lust gehad hebben".
Dus het hele volk mocht deze voorrechten ontvangen, maar het grootste deel heeft de voorrechten verkwanseld. "Ze konden niet ingaan in het land van Gods belofte vanwege hun ongeloof," zegt de Heere.
God meent het wél
Maar we mogen niet van de weeromstuit gaan zeggen: "O, dan is de belofte niet voor iedereen welgemeend." Dat was de fout die dr. Abraham Kuyper maakte. Abraham Kuyper ging ervan uit dat een kind gedoopt werd onder de veronderstelling dat het al wedergeboren was, tenzij het tegendeel blijkt. En als dan het tegendeel bleek, was Kuyper heel consequent. Dan zei hij: "Dan is de doop een schijndoop geweest."
Het is heel consequent geredeneerd, maar natuurlijk een verschrikkelijke redenering.
Het is vreselijk als je zegt: "Dan heeft God het met dit kind niet gemeend."
Laten we alsjeblieft staande houden dat God het met elk gedoopt kind op dezelfde wijze, vanuit heel Zijn hart, meent. Laten we staande houden dat Hij gezworen heeft: "Ik heb geen lust in de dood van de goddeloze; ook niet in jouw dood, maar daarin, dat jij je bekeert en leeft."
Laten we nooit terugprojecteren op de welmenendheid van de Heere wat aan ons eigen ongelovige hart ligt.
Gode bevolen,
Hans
Een uitgewerkte zaligheid wordt beloofd. Als de Drie-enige God naar ons toe komt… als de Vader belooft dat Hij ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, de Zoon dat Hij ons van al onze zonden wast in Zijn bloed en de Heilige Geest dat Hij bij ons en in ons wonen wil, ons toe-eigenend hetgeen wij in Christus hebben, wat wil dat dan zeggen? De afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij eindelijk (tenslotte) onder de gemeente der uitverkorenen onbevlekt zullen gesteld worden!
Het is de belofte van de zaligheid van a tot z.
Maar een belofte betekent niet de vervulling. Er is een weg van belofte naar vervulling.
Laten we de Schrift laten spreken. Er staat in 1 Korinthe 10.
1. En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
2. En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;
3. En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben;
4. En allen dezelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.
Dus heel het volk zalig geworden? Nee, "maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn terneder geslagen. En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, zoals zij lust gehad hebben".
Dus het hele volk mocht deze voorrechten ontvangen, maar het grootste deel heeft de voorrechten verkwanseld. "Ze konden niet ingaan in het land van Gods belofte vanwege hun ongeloof," zegt de Heere.
God meent het wél
Maar we mogen niet van de weeromstuit gaan zeggen: "O, dan is de belofte niet voor iedereen welgemeend." Dat was de fout die dr. Abraham Kuyper maakte. Abraham Kuyper ging ervan uit dat een kind gedoopt werd onder de veronderstelling dat het al wedergeboren was, tenzij het tegendeel blijkt. En als dan het tegendeel bleek, was Kuyper heel consequent. Dan zei hij: "Dan is de doop een schijndoop geweest."
Het is heel consequent geredeneerd, maar natuurlijk een verschrikkelijke redenering.
Het is vreselijk als je zegt: "Dan heeft God het met dit kind niet gemeend."
Laten we alsjeblieft staande houden dat God het met elk gedoopt kind op dezelfde wijze, vanuit heel Zijn hart, meent. Laten we staande houden dat Hij gezworen heeft: "Ik heb geen lust in de dood van de goddeloze; ook niet in jouw dood, maar daarin, dat jij je bekeert en leeft."
Laten we nooit terugprojecteren op de welmenendheid van de Heere wat aan ons eigen ongelovige hart ligt.
Gode bevolen,
Hans
Beste Hans,
Bedankt voor je heldere uitleg. Ik ben het helemaal van a tot z met je eens.
Alleen de Gereformeerde Gemeenten leren dit: "God heeft met Christus als het Hoofd van de uitverkorenen Zijn verbond opgericht. De beloften zijn dus alleen bestemd voor de uitverkorenen."
Terwijl wij (naar mijn mening terecht) stellen dat God in de doop ook de zaligheid belooft aan de kinderen der gelovigen. En dat dus die kinderen op de vervulling van die beloften mogen en moeten pleiten. Alleen zo wordt de doop een pleitgrond.
Is dat in Geref. Gem. ook zo, of niet? En klopt de leeruitspraak dan nog wel en komt de consequentie (het niet zomaar mogen pleiten op de doop, want de beloften zijn enkel voor de uitverkorenen) wel overeen met het doopformulier en de leer van de Schrift?
Dat is simpelweg mijn vraag. Ik hoop dat Zeeuw of jij of anderen het kunnen beantwoorden.
Bedankt voor je heldere uitleg. Ik ben het helemaal van a tot z met je eens.
Alleen de Gereformeerde Gemeenten leren dit: "God heeft met Christus als het Hoofd van de uitverkorenen Zijn verbond opgericht. De beloften zijn dus alleen bestemd voor de uitverkorenen."
Terwijl wij (naar mijn mening terecht) stellen dat God in de doop ook de zaligheid belooft aan de kinderen der gelovigen. En dat dus die kinderen op de vervulling van die beloften mogen en moeten pleiten. Alleen zo wordt de doop een pleitgrond.
Is dat in Geref. Gem. ook zo, of niet? En klopt de leeruitspraak dan nog wel en komt de consequentie (het niet zomaar mogen pleiten op de doop, want de beloften zijn enkel voor de uitverkorenen) wel overeen met het doopformulier en de leer van de Schrift?
Dat is simpelweg mijn vraag. Ik hoop dat Zeeuw of jij of anderen het kunnen beantwoorden.