voorbijganger, bedankt voor je bijdrage; het heeft me aan het denken gezet.
Ik denk aan een uitroep die ik laatst van een predikant hoorde: "hoe is het goud verdonkerd!"
de tale Kanaäns
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
". Dat het goud verdonkerd valt te verwachten na 1795. Daar ligt de schuld. En daarover is geen berouw! "
Ben hard aan het denken maar kan me bij 1795 niet direct een bepaalde gebeurtenis voor de geest halen.
Volgens mij was het toen de Franse overheersing en de revolutie.
Maar wat bedoel je precies hiermee ?
Ben hard aan het denken maar kan me bij 1795 niet direct een bepaalde gebeurtenis voor de geest halen.
Volgens mij was het toen de Franse overheersing en de revolutie.
Maar wat bedoel je precies hiermee ?
De komst van de Fransen in 1795 bracht onder meer vrijheid van godsdienst en maakte een einde aan de bevoorrechte positie van de Nederduits gereformeerde kerk, die in deze tijd meer en meer werd aangeduid als de hervormde kerk. De staatsregeling van 1798 legde de vrijheid van godsdienst en scheiding van kerk en staat definitief vast.
~~Soli Deo Gloria~~
Hoi voorbijganger,Oorspronkelijk gepost door voorbijganger
Nu de andere vragen, o.a. van Grace.
De preek is inderdaad zo uitgesproken. Er bestaat wel een boek met dezelfde titel. Dit is een uitwerking van de preek en is een samenspraak tussen twee wandelaars.
De preek komt uit Feeststoffen van Dr. H.F. Kohlbrugge. Ik heb de derde druk uit 1942 gebruikt.
Hoop hiermee alle vragen te hebben beantwoord.
VBG
Bedankt voor je antwoorden. Dacht inderdaad al dat het Kohlbrugge was. Deze bundel heb ik trouwens nog niet! Ik ben met je eens dat we een goudmijn hebben, die onder het stof ligt. De oudvaders worden veel geprezen, echter weinig gelezen. Aan de andere kant kun je daar niet bij stil blijven staan. Het gaat er wel om dat je christen bent in 2004 en niet in 1794.
We kunnen veel achterom kijken, maar de Heere zegt: 'sla de hand aan de ploeg en ga voorwaarts'. Natuurlijk, ook ik constateer dat we in een gevaarlijke tijd leven. Terecht merk je op: veel mensenwerk. Toch is het belangrijk om ook in deze tijd, ja in 2004, als 'vreemdeling' te getuigen van Die Ene Naam die er onder de hemel gegeven is, waardoor iedereen zalig moet en kan worden.
mvrgr, Grace
Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.(SV, Titus 2:11)
Dr. H.F. Kohlbrügge werd in het jaar 1803 te Amsterdam geboren. Zijn vader behoorde tot de Hersteld Lutherse gemeente. Hoewel Kohlbrügge in zijn vrije tijd theologie studeerde, lukte het hem onder veel moeilijkheden na de dood van zijn vader zijn studie te voltooien en werd hij als proponent op 29 okt. 1826 beroepen tot hulpprediker bij de Herst. Luth. Gemeente te Amsterdam.
Zoals hij zelf vermeld, werd hij bij de voorbereiding tot zijn eerst preek staande gehouden, welke hij uitsprak te Loenen a.d. Vecht over de woorden Rom.5:1. Spoedig bleek het, dat zijn optreden niet zonder gevolgen zou blijven, vooral daar de predikanten van genoemde gemeente niet de zuivere leer van Wet en Evangelie brachten. De oudste predikant ging zelfs zóver in een preek over Joh.16:5-15 de Godheid van Christus te loochenen. Mede op aandringen van verschillende gemeenteleden diende Kohlbrügge daarover een aanklacht in bij de kerkenraad. Waar hij wat de waarheid betrof geen haarbreed wijken kon, leidde dit feit tot zijn afzetting. ( 19 Juli 1827).
Om nu de belofte te vervullen, welke zijn vader op het sterfbed van hem verlangd had, om de graad van doctor in de theologie te behalen, zette Kohlbrügge de studie voort. Middelen daartoe bezat hij niet, doch vertrouwende op Gods hulp kwam hij niet beschaamd uit en verwierf in 1829 de doctorstitel na een dissertatie over Psalm 45.
Het onderzoek van de reformatorische geschriften, vooral van Calvijn en Olevianus bracht hem meer en meer tot de gereformeerde belijdenis. Het gevolg hiervan was, dat hij verzocht als lidmaat der Ned. Herv. Kerk toegelaten te worden, welk verzoek zeer willekeurig geweigerd is. Men vreesde n.l., dat Kohlbrügge de "rust" in de kerk verstoren zou.
Nu brak voor Kohlbrügge een tijd van zware beproeving aan. Hoewel krachtdadig van God tot het predikambt geroepen, scheen de mogelijkheid om hiertoe te geraken steeds kleiner te worden. De vrienden van het Reveil verwijderden zich ook steeds meer van hem, zodat hij bijna alleen te Utrecht overbleef. In dezen tijd ontviel hem ook zijn echtgenote door de dood (12 Febr.1833).
Kohlbrügge 's gezondheid werd door al deze omstandigheden zeer geschokt, zodat hij op advies van een geneesheer een reis langs de Rijn in Duitsland ondernam. Zo kwam hij dan ook in Elberfeld terecht.
Na herhaalde pogingen om weer in Nederland te kunnen komen, is het uiteindelijk nooit meer tot een eenheid gekomen met de mannen in Nederland. Ook niet met de mannen van het Réveil.
Later is hij weer op verzoek teruggegaan naar Elberfeld.
mvrgr, Grace
Zoals hij zelf vermeld, werd hij bij de voorbereiding tot zijn eerst preek staande gehouden, welke hij uitsprak te Loenen a.d. Vecht over de woorden Rom.5:1. Spoedig bleek het, dat zijn optreden niet zonder gevolgen zou blijven, vooral daar de predikanten van genoemde gemeente niet de zuivere leer van Wet en Evangelie brachten. De oudste predikant ging zelfs zóver in een preek over Joh.16:5-15 de Godheid van Christus te loochenen. Mede op aandringen van verschillende gemeenteleden diende Kohlbrügge daarover een aanklacht in bij de kerkenraad. Waar hij wat de waarheid betrof geen haarbreed wijken kon, leidde dit feit tot zijn afzetting. ( 19 Juli 1827).
Om nu de belofte te vervullen, welke zijn vader op het sterfbed van hem verlangd had, om de graad van doctor in de theologie te behalen, zette Kohlbrügge de studie voort. Middelen daartoe bezat hij niet, doch vertrouwende op Gods hulp kwam hij niet beschaamd uit en verwierf in 1829 de doctorstitel na een dissertatie over Psalm 45.
Het onderzoek van de reformatorische geschriften, vooral van Calvijn en Olevianus bracht hem meer en meer tot de gereformeerde belijdenis. Het gevolg hiervan was, dat hij verzocht als lidmaat der Ned. Herv. Kerk toegelaten te worden, welk verzoek zeer willekeurig geweigerd is. Men vreesde n.l., dat Kohlbrügge de "rust" in de kerk verstoren zou.
Nu brak voor Kohlbrügge een tijd van zware beproeving aan. Hoewel krachtdadig van God tot het predikambt geroepen, scheen de mogelijkheid om hiertoe te geraken steeds kleiner te worden. De vrienden van het Reveil verwijderden zich ook steeds meer van hem, zodat hij bijna alleen te Utrecht overbleef. In dezen tijd ontviel hem ook zijn echtgenote door de dood (12 Febr.1833).
Kohlbrügge 's gezondheid werd door al deze omstandigheden zeer geschokt, zodat hij op advies van een geneesheer een reis langs de Rijn in Duitsland ondernam. Zo kwam hij dan ook in Elberfeld terecht.
Na herhaalde pogingen om weer in Nederland te kunnen komen, is het uiteindelijk nooit meer tot een eenheid gekomen met de mannen in Nederland. Ook niet met de mannen van het Réveil.
Later is hij weer op verzoek teruggegaan naar Elberfeld.
mvrgr, Grace
Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.(SV, Titus 2:11)