Maanenschijn schreef: ↑14 jan 2025, 09:10
2. De kerk. In de verhandeling van advocaat word in grote stappen de kerk ontleed. Mijn eerste vraag is dan ook:
wat verstaat advocaat/wij onder de kerk? Ik neem aan het instituut. Waarbij, als ik de lijn volg in de verhandeling, vooral betrekking heeft op de Nederlands Hervormde Kerk (en haar voorgangers/opvolgers). Om nu niet gelijk met een zucht van verlichting achterover te vallen (daar behoren wij gelukkig niet bij), wil ik graag met advocaat constateren dat de kerk, kerkelijk Nederland, niet aan de tijdgeest ontkomt, dat deze doorwerkt ik kerk en prediking. Maar op een aantal onderdelen heb ik wat vragen: daar waar gesteld wordt dat de particuliere rechtvaardigmaking niet meer functioneert blijft alleen de conclusie over: de Heere wederbaart geen mensen meer.
is die conclusie juist? Ik meen van niet, want ik ben er van overtuigd dat bekering (onder meer) de rechtvaardigmaking van een mens inhoud. Persoonlijk en kennelijk. En ik ben er van overtuigd dat de Heere doorgaat met Zijn wederbarende werk. In de kerken. Dus het democratisch model (en daarin het verwerpen van Gods gezag) staat dat niet in de weg.
De tweede gedachte die ik hierbij heb is: de kerk bestaat krachtens de doop uit ‘bondelingen’ (zoals Vader Brakel het noemt) waarbij wedergeboorte (alleen gewerkt door God de Heere) mensen plaatst onder het teken en verzegeling van de doop en daarmee een lidmaat wordt van de Kerk. Deze ‘nieuwe mens’ in de Kerk zal niets liever willen dan buigen onder Gods gezag. En daarmee Gods Woord onverkort willen laten spreken. Dat zal onvermijdelijk schuren en vaak zelfs tegengesteld zijn met de mening van het demos en de gelovige in problemen brengen. Maar daarmee betoog ik dat binnen de kerk een Kerk is wat zich wil binden aan Gods gezag. Ik mis die notie in het betoog van advocaat. Ik vraag me dus af
is het kerkelijk model wel zo bepalend voor het toevallen aan Gods gezag?
Het zijn vragen van heel verschillende aard. Het lijkt mij daarom niet nodig een uitputtende beschouwing te geven wat verstaan moet worden onder de kerk. Noch minder lijkt me een persoonlijke interpretatie van de leer van de kerk nuttig.
Vooraf nog de vaststelling dat in mijn eerste bijdrage niet is gesproken over Gods werk in het hart van de mens. Bewust heb ik niets geschreven over bekering en wedergeboorte. De getrokken conclusie kan vervallen.
Dan de Kerk. Denken over de Kerk begint altijd met de woorden: ik geloof! De Kerk is een geloofszaak. Ze is geestelijk en bestaat onder haar hoofd Jezus Christus en is van alle tijden; verleden, heden en toekomst. De Kerk is verspreid over het rond der aarde en wordt voorzien van gaven en ambtsdragers. Deze gezonden ambtsdragers vergaderen de gemeenten en hebben het gezag over de gemeenten, niet uit zichzelf, maar vanuit het hoofd Christus. Door de prediking worden gemeenten samengebracht en geestelijk onderhouden.
Deze Kerk manifesteert zich in de samenleving, maar is uit zichzelf niet zichtbaar. Om te kunnen handelen binnen de maatschappij bedient de Kerk zich van instrumenten. Vaak wordt dit instrument ook met de naam kerk benoemd, of ook wel zichtbare kerk. Deze zichtbare kerk organiseert zich rond de bestuurlijke niveaus in volk en samenleving. Voor die aansluiting zie ook art. 36 NGB.
Van deze zichtbare kerk heb ik in mijn eerste bijdrage gewezen op het volgende.
De hoorders kwamen in toenemende mate onder invloed van het gelijkheidsbeginsel met haar democratisch gedachtengoed. Dit had naast de veranderingen vanuit de seculiere samenleving ook gevolgen voor het religieus denken. Zo verdween God als rechter, het eeuwig oordeel, de duivel en de hel, achter de horizon van het bewustzijn. Deze begrippen verdwenen eigenlijk uit de praktijk van het dagelijks leven. Gevolg daarvan was dat het leerstuk van de bewuste persoonlijke rechtvaardigmaking steeds minder ging functioneren en zelfs geheel verdween. Denk aan het verbondsautomatisme. Hiervoor in de plaats kwam de focus van de kerk steeds meer te liggen bij zending, activiteiten die als zondig werden gezien nalaten en het zich toeleggen op heiligmaking. Op de achtergrond geen God als rechter, maar een God met een goede wil, die de mens wel wilde helpen. Jezus als schuldoffer voor de zonde, werd Jezus als na te volgen voorbeeld.
Vanuit de zichtbare kerk werd de Kerk op deze manier zwaar geraakt en kwam zij, ondanks alle apostolisch vermaan steeds verder van haar grondslag in Christus Jezus te staan.
Tevens heb ik in mijn eerste bijdrage gewezen op het feit dat de ambten in de zichtbare kerk niet langer samenvallen met de van Godswege ingestelde ambten. De laatste zijn door de juridische constructie gekneveld, vervallen. In toenemende mate werd zichtbaar dat de zichtbare ambtsdragers niet in staat waren de zichtbare kerk te leiden volgens het apostolisch vermaan en te houden bij de leer die naar de Godzaligheid is. Het is zelfs zo dat de zichtbare kerk actief is gaan meewerken aan herziening van die leer. Dan blijft altijd de vraag: Wat heeft het licht met de duisternis vandoen?
Uiteindelijk blijkt dat het gelijkheidsdenken de hele samenleving heeft doortrokken, zowel seculier als religieus. Daarin is eigenlijk geen onderscheid meer te zien.
Ook blijkt het instrument om God buiten de deur te houden even effectief buiten de kerk als in de kerk. Binnen de kerk maakt een model dan niets uit. Gods gezag wordt tegengegaan door een absoluut schild van gelijkheid, de rechtsstaat.
Hiermee heb ik volgens mij alle vragen wel beantwoord.