Willem schreef:Laten we het positief benaderen. Deze jongen stelde vragen - blijkbaar n.a.v. het woordeke "gij" - over de Heere Jezus. Zelfs een vader die dan "heel boos" reageert voorkomt niet dat zijn vragen later aan een ander worden gesteld. Door dit soort vragen kan aan een "onwetenende" worden uitgelegd wie de Heere Jezus is. Als men de een andere vertaling had gelezen waarin gewoon U had gestaan dan had de jongen waarschijnlijk gedacht dat de Heere Jezus een beleefde man was uit het "ABN gebied" en hadden er verder geen vragen gesteld geweest. Hoogstens had deze jongen geconstateerd dat hij deze Iemand in dit boek - die de taal sprak van zijn eigen leefomgeving - niet kende en dus enkel een "fantasiefiguur" uit dit boek is. Op grond van deze "anekedote" kan men toch constateren dat het woordeke "gij" meer aanknopingspunten om over God te spreken biedt dan het hier voorgestane "u" en/of "jij"?
Je benadert het inderdaad positief.

Het woord "gij" wordt in de Bijbel gebruikt zowel om God mee aan te spreken, als ook mensen.
Het betekent dan ook gewoon "u".
De vraag van deze jongen kwam dan ook voort uit verbazing over het taalgebruik: "het lijkt wel Brabants".
Welnu, dat klopt ook, het is ook Brabants, omdat de inbreng van zuidelijke Nederlanders op de Statenvertaling relatief groot is geweest en het dus "gij" is geworden in plaats van "du".
Of het meer aanknopingspunten biedt om over God te spreken? In dit geval wel, maar in andere gevallen denk ik weer niet, dat hangt er maar helemaal vanaf.