Ken je de ' buurvrouw' versie ?samanthi schreef:Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
Gedichten
Re: Gedichten
Re: Gedichten
Ik niet...helma schreef:Ken je de ' buurvrouw' versie ?samanthi schreef:Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
Mijn naaste-DIA- schreef:Ik niet...helma schreef:Ken je de ' buurvrouw' versie ?samanthi schreef:Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
Ik droomde dat mijn buurvrouw was gestorven,
Ik zag me huilend bij de lijkkist staan
en deed mezelf niets anders dan verwijten:
wat heb ik voor haar ziel en zaligheid gedaan?
Ik had met haar nooit over God gesproken;
zij wist niet dat ze zalig worden kon.
Want als ik bij haar koffie zat te drinken,
dan hoopte ik dat ze uit zichzelf begon.
Nooit had ik haar verteld van Jezus' liefde
en dat Hij ook voor mij gestorven was.
Waarom was mij dat nooit tot schuld geworden,
besefte ik dat bij haar sterven pas?
Verdrietig werd ik wakker, maar ik leefde.
En buurvrouw had nog steeds genadetijd.
Ik nam me ernstig voor met haar te spreken;
er was gelukkig nog gelegenheid.
Er ging een dag voorbij; twee dagen.
Ik praatte met de buurvrouw over 't weer.
Ik sprak niet over zonde en genade;
dat deed ik dan nog wel een and're keer...
----
O Heere, geef mij iets van uw ontferming,
Uw liefde voor een zondig mensenkind.
Geef mij vrijmoedig van Uw Woord te spreken,
zodat mijn naaste ook het Leven bij U vindt.
Re: Gedichten
Toch is het de praktijk in deze wereldhelma schreef:Mijn naaste-DIA- schreef:Ik niet...helma schreef:Ken je de ' buurvrouw' versie ?samanthi schreef:Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
Ik droomde dat mijn buurvrouw was gestorven,
Ik zag me huilend bij de lijkkist staan
en deed mezelf niets anders dan verwijten:
wat heb ik voor haar ziel en zaligheid gedaan?
Ik had met haar nooit over God gesproken;
zij wist niet dat ze zalig worden kon.
Want als ik bij haar koffie zat te drinken,
dan hoopte ik dat ze uit zichzelf begon.
Nooit had ik haar verteld van Jezus' liefde
en dat Hij ook voor mij gestorven was.
Waarom was mij dat nooit tot schuld geworden,
besefte ik dat bij haar sterven pas?
Verdrietig werd ik wakker, maar ik leefde.
En buurvrouw had nog steeds genadetijd.
Ik nam me ernstig voor met haar te spreken;
er was gelukkig nog gelegenheid.
Er ging een dag voorbij; twee dagen.
Ik praatte met de buurvrouw over 't weer.
Ik sprak niet over zonde en genade;
dat deed ik dan nog wel een and're keer...
----
O Heere, geef mij iets van uw ontferming,
Uw liefde voor een zondig mensenkind.
Geef mij vrijmoedig van Uw Woord te spreken,
zodat mijn naaste ook het Leven bij U vindt.
dat velen hun naaste zomaar kunnen laten gaan.
Niet gewaarschuwd.
Ik geloof als je iets voelt van de eeuwigheid
waar we allen naartoe reizen
dat je dan niet altijd kunt zwijgen.
Er wordt van de kansel wel eens gezegd:
We kunnen elkaar zo makkelijk verloren laten gaan.
Bang voor een zuur gezicht.
Dan maar om de lieve vrede wil zwijgen?
Ik dacht dat dit niet Bijbels is.
Wel zal het zo zijn
dat dit onze diepe onkunde
en liefdeloosheid openbaart.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
AT THE TABLE
Where can you communicate while you eat?
Where can you enjoy real fellowship sweet?
Where can you laugh with friends who are neat?
At the table.
Where can you pour out your heart and soul?
Where can you explain what is taking its toll?
Where can you share your vision and goal?
At the table.
Where can you dialogue and sift through ideas?
Verbalize thoughts and yet still be at ease?
Discover new subjects to debate if you please?
At the table.
Where can your hearts be knitted as one?
Where can you yarn and old stories be spun?
And feel accepted so you don’t have to run?
At the table.
Where can your children learn to sit still?
Acquire eating habits that won’t make them ill?
Be taught good manners of which some have nil?
At the table.
Where to imbibe values and ethics for life?
Learn to eat correctly with fork and knife?
Observe how “to father” and be a good wife?
At the table.
Where can you reveal God’s ways to your kin?
Teach them His Word will keep them from sin?
And to follow God’s laws is the way to win?
At the table.
Where can you encourage your children each day?
And boost the confidence of these “jars of clay”?
Give counsel that will keep them from going astray?
At the table.
Where can you make your house feel a “home”?
With a lovely warm ambiance and happy tone?
From where your children will not want to roam?
At the table.
Where can you show love to God’s special “flock”?
Feed those who come to your door and knock?
Even those who don’t know God can be their Rock?
At the table.
Where does God love His presence to fill?
Where does He want His blessings to spill?
Where does He want restless hearts to be still?
At the table.
Dear father and mother, look again at your table,
Family meals together will make your home stable!
Make it a priority--your God will enable!
Sit at your table!
~ Nancy Campbell
Where can you communicate while you eat?
Where can you enjoy real fellowship sweet?
Where can you laugh with friends who are neat?
At the table.
Where can you pour out your heart and soul?
Where can you explain what is taking its toll?
Where can you share your vision and goal?
At the table.
Where can you dialogue and sift through ideas?
Verbalize thoughts and yet still be at ease?
Discover new subjects to debate if you please?
At the table.
Where can your hearts be knitted as one?
Where can you yarn and old stories be spun?
And feel accepted so you don’t have to run?
At the table.
Where can your children learn to sit still?
Acquire eating habits that won’t make them ill?
Be taught good manners of which some have nil?
At the table.
Where to imbibe values and ethics for life?
Learn to eat correctly with fork and knife?
Observe how “to father” and be a good wife?
At the table.
Where can you reveal God’s ways to your kin?
Teach them His Word will keep them from sin?
And to follow God’s laws is the way to win?
At the table.
Where can you encourage your children each day?
And boost the confidence of these “jars of clay”?
Give counsel that will keep them from going astray?
At the table.
Where can you make your house feel a “home”?
With a lovely warm ambiance and happy tone?
From where your children will not want to roam?
At the table.
Where can you show love to God’s special “flock”?
Feed those who come to your door and knock?
Even those who don’t know God can be their Rock?
At the table.
Where does God love His presence to fill?
Where does He want His blessings to spill?
Where does He want restless hearts to be still?
At the table.
Dear father and mother, look again at your table,
Family meals together will make your home stable!
Make it a priority--your God will enable!
Sit at your table!
~ Nancy Campbell
Re: Gedichten
In het tweede deel van de 89e Psalm klaagt Asaf over de zware verdrukkingen
die de gemeente Gods wedervaren zijn, biddende om verlossing uit dezelve
(Kantt. inleiding Psalm 89)
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht;
Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon dragen,
Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen;
Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven,
En onze Koning is van Isrels God gegeven.
Gij hebt weleer van hem, dien Gij geheiligd hadt,
Gezegd in een gezicht, dat zoveel troost bevat:
"Ik heb bij enen held voor Isrel hulp beschoren,
Hem uit het volk verhoogd; hem had Ik uitverkoren.
'k Heb David, Mijnen knecht, Mijn gunsteling gevonden,
En hem met heil'ge zalf aan Mij en 't rijk verbonden."
"Mijn hand zal hoe 't ook ga, hem sterken dag en nacht;
Mijn arm zal hem in nood voorzien van moed en kracht;
De vijand zal hem nooit door wreev'le handelingen,
Door list, of hels bedrog, in uiterst' engten dringen;
Den booswicht zal 't geweld nooit tegen hem gelukken,
Noch in- noch uitlands vorst zijn zetel onderdrukken."
"Ik zal, integendeel, al wie hem wederstaat,
Verplett'ren voor zijn oog, en plagen, wie hem haat.
Mijn trouw zal met hem zijn, Mijn goedheid hem geleiden;
Zijn macht zal in Mijn naam zich over d' aard' verspreiden;
Zijn hand de grote zee, zijn schepter de rivieren,
Door Mijn geducht bestel, met roem en eer bestieren."
"Gij," zal hij zeggen, "zijt mijn Vader en mijn God,
De rotssteen van mijn heil". "'k Zal hem ook stellen tot
Een eerstgeboren Zoon, door al zijn broeders t' eren;
Als koning zal hij zelf de koningen regeren;
Mijn goedertierenheid zijn rijkstroon eeuwig stijven,
En Mijn gemaakt verbond met hem bestendig blijven."
"Ik zal de heerschappij doen duren bij zijn zaad,
Zolang de hemel zelf op vaste pijlers staat.
Maar zo zijn kinders ooit Mijn zuiv're wet verlaten,
Zo 't richtsnoer van Mijn recht ter reeg'ling niet kan baten,
Zo zij ontheiligen, wat Ik heb voorgeschreven,
Dan mogen zij gewis voor Mijne straffen beven."
"Dan zal Ik hen, die dwaas en wreev'lig overtreên,
Bezoeken met de roe en bitt're tegenheên;
Doch over hem Mijn gunst en goedheid nooit doen enden.
Niet feilen in Mijn trouw, noch Mijn verbond ooit schenden;
'k Zal nooit herroepen 't geen Ik eenmaal heb gesproken,
't Geen uit Mijn lippen ging, blijft vast en onverbroken."
"'k Heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid:
Zo Ik aan David lieg', zo hem Mijn woord misleid'!
Zijn zaad zal eeuwig zijn; zijn troon zal heerlijk pralen,
Zo duurzaam als de zon, zo glansrijk als haar stralen;
Bevestigd als de maan; en aan des hemels bogen
Staat Mijn getuige trouw te schitt'ren in elks ogen."
Maar ach, mijn God, waar blijkt Uw trouw nu, waar Uw eer?
Gij stoot en werpt, vergramd, thans uw Gezalfde neer.
Gij schijnt niet van 't verbond met Uwen knecht te weten,
Zijn kroon, ontheiligd, ligt ter aarde neergesmeten;
Zijn sterke muren zijn door 's vijands macht verbroken,
Zijn vestingen verwoest en in het stof gedoken.
Hij is door elk beroofd, den nabuur tot een smaad;
Gij hebt de rechterhand verhoogd van die hem haat;
Gij deedt den vijand in zijn rampspoed zich verblijden;
Zijn zwaard ligt om, 't is stomp, en nutteloos in 't strijden;
Gij doet hem, vol van schrik, van 't bloedig slagveld vluchten
En onder 's vijands juk, van U verlaten, zuchten.
Zijn schoonheid is vergaan; zijn troon ligt neergestort;
De dagen zijner jeugd zijn door Uw hand verkort;
Met schaamt' is hij bedekt, elk kan hem straff'loos tergen.
Hoe lang, getrouwe God, zult Gij U steeds verbergen?
Zal dan Uw grimmigheid, die niemand af kan keren,
Gelijk een brandend vuur, 't verdrukte volk verteren?
Gedenk, o HEER', hoe zwak ik ben, hoe kort van duur;
Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur;
Zou 't mensdom dan vergeefs op aarde zijn geschapen?
Wie leeft er, die den slaap des doods niet eens zal slapen?
Wie redt zijn ziel van 't graf? Ai, help ons, als tevoren,
Gelijk Gij bij Uw trouw aan David hebt gezworen.
Gedenk den smaad, dien elk van Uwe knechten lijdt,
Waarmee elk machtig volk mijn bang gemoed doorsnijdt;
Den smaad, o HEER', waarmee Uw haters ons beladen,
Waarmede zij den gang van Uw Gezalfde smaden.
Gij immers wilt of zult nooit onze hoop beschamen;
Den HEER' zij eeuwig lof, en elk zegg': "Amen, Amen!"
die de gemeente Gods wedervaren zijn, biddende om verlossing uit dezelve
(Kantt. inleiding Psalm 89)
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht;
Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon dragen,
Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen;
Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven,
En onze Koning is van Isrels God gegeven.
Gij hebt weleer van hem, dien Gij geheiligd hadt,
Gezegd in een gezicht, dat zoveel troost bevat:
"Ik heb bij enen held voor Isrel hulp beschoren,
Hem uit het volk verhoogd; hem had Ik uitverkoren.
'k Heb David, Mijnen knecht, Mijn gunsteling gevonden,
En hem met heil'ge zalf aan Mij en 't rijk verbonden."
"Mijn hand zal hoe 't ook ga, hem sterken dag en nacht;
Mijn arm zal hem in nood voorzien van moed en kracht;
De vijand zal hem nooit door wreev'le handelingen,
Door list, of hels bedrog, in uiterst' engten dringen;
Den booswicht zal 't geweld nooit tegen hem gelukken,
Noch in- noch uitlands vorst zijn zetel onderdrukken."
"Ik zal, integendeel, al wie hem wederstaat,
Verplett'ren voor zijn oog, en plagen, wie hem haat.
Mijn trouw zal met hem zijn, Mijn goedheid hem geleiden;
Zijn macht zal in Mijn naam zich over d' aard' verspreiden;
Zijn hand de grote zee, zijn schepter de rivieren,
Door Mijn geducht bestel, met roem en eer bestieren."
"Gij," zal hij zeggen, "zijt mijn Vader en mijn God,
De rotssteen van mijn heil". "'k Zal hem ook stellen tot
Een eerstgeboren Zoon, door al zijn broeders t' eren;
Als koning zal hij zelf de koningen regeren;
Mijn goedertierenheid zijn rijkstroon eeuwig stijven,
En Mijn gemaakt verbond met hem bestendig blijven."
"Ik zal de heerschappij doen duren bij zijn zaad,
Zolang de hemel zelf op vaste pijlers staat.
Maar zo zijn kinders ooit Mijn zuiv're wet verlaten,
Zo 't richtsnoer van Mijn recht ter reeg'ling niet kan baten,
Zo zij ontheiligen, wat Ik heb voorgeschreven,
Dan mogen zij gewis voor Mijne straffen beven."
"Dan zal Ik hen, die dwaas en wreev'lig overtreên,
Bezoeken met de roe en bitt're tegenheên;
Doch over hem Mijn gunst en goedheid nooit doen enden.
Niet feilen in Mijn trouw, noch Mijn verbond ooit schenden;
'k Zal nooit herroepen 't geen Ik eenmaal heb gesproken,
't Geen uit Mijn lippen ging, blijft vast en onverbroken."
"'k Heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid:
Zo Ik aan David lieg', zo hem Mijn woord misleid'!
Zijn zaad zal eeuwig zijn; zijn troon zal heerlijk pralen,
Zo duurzaam als de zon, zo glansrijk als haar stralen;
Bevestigd als de maan; en aan des hemels bogen
Staat Mijn getuige trouw te schitt'ren in elks ogen."
Maar ach, mijn God, waar blijkt Uw trouw nu, waar Uw eer?
Gij stoot en werpt, vergramd, thans uw Gezalfde neer.
Gij schijnt niet van 't verbond met Uwen knecht te weten,
Zijn kroon, ontheiligd, ligt ter aarde neergesmeten;
Zijn sterke muren zijn door 's vijands macht verbroken,
Zijn vestingen verwoest en in het stof gedoken.
Hij is door elk beroofd, den nabuur tot een smaad;
Gij hebt de rechterhand verhoogd van die hem haat;
Gij deedt den vijand in zijn rampspoed zich verblijden;
Zijn zwaard ligt om, 't is stomp, en nutteloos in 't strijden;
Gij doet hem, vol van schrik, van 't bloedig slagveld vluchten
En onder 's vijands juk, van U verlaten, zuchten.
Zijn schoonheid is vergaan; zijn troon ligt neergestort;
De dagen zijner jeugd zijn door Uw hand verkort;
Met schaamt' is hij bedekt, elk kan hem straff'loos tergen.
Hoe lang, getrouwe God, zult Gij U steeds verbergen?
Zal dan Uw grimmigheid, die niemand af kan keren,
Gelijk een brandend vuur, 't verdrukte volk verteren?
Gedenk, o HEER', hoe zwak ik ben, hoe kort van duur;
Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur;
Zou 't mensdom dan vergeefs op aarde zijn geschapen?
Wie leeft er, die den slaap des doods niet eens zal slapen?
Wie redt zijn ziel van 't graf? Ai, help ons, als tevoren,
Gelijk Gij bij Uw trouw aan David hebt gezworen.
Gedenk den smaad, dien elk van Uwe knechten lijdt,
Waarmee elk machtig volk mijn bang gemoed doorsnijdt;
Den smaad, o HEER', waarmee Uw haters ons beladen,
Waarmede zij den gang van Uw Gezalfde smaden.
Gij immers wilt of zult nooit onze hoop beschamen;
Den HEER' zij eeuwig lof, en elk zegg': "Amen, Amen!"
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
Na een psalm, dan nu een lied, ook door iemand gedicht.
De zon komt op, maakt de morgen
wakker;
mijn dag begint met een lied voor U.
Heer, wat er ook gebeurt
en wat mij mag overkomen,
laat mij nog zingen als de avond valt.
Refrein:
Loof de Heer, o mijn ziel.
O mijn ziel, prijs nu zijn heilige Naam.
Met meer passie dan ooit;
o mijn ziel, verheerlijk zijn heilige
Naam.
Heer, vol geduld toont U ons Uw
liefde.
Uw Naam is groot en Uw hart is
zacht.
Van al Uw goedheid wil ik blijven
zingen;
tienduizend redenen tot
dankbaarheid.
(Refrein)
En op die dag, als mijn kracht
vermindert,
mijn adem stokt en mijn einde komt,
zal toch mijn ziel Uw loflied blijven
zingen;
tienduizend jaar en tot in
eeuwigheid.
(Refrein 2x)
slot:
Verheerlijk zijn heilige naam.
Verheerlijk zijn heilige naam.
(Refrein 2x)
Verheerlijk zijn heilige naam.
Verheerlijk zijn heilige naam.
De zon komt op, maakt de morgen
wakker;
mijn dag begint met een lied voor U.
Heer, wat er ook gebeurt
en wat mij mag overkomen,
laat mij nog zingen als de avond valt.
Refrein:
Loof de Heer, o mijn ziel.
O mijn ziel, prijs nu zijn heilige Naam.
Met meer passie dan ooit;
o mijn ziel, verheerlijk zijn heilige
Naam.
Heer, vol geduld toont U ons Uw
liefde.
Uw Naam is groot en Uw hart is
zacht.
Van al Uw goedheid wil ik blijven
zingen;
tienduizend redenen tot
dankbaarheid.
(Refrein)
En op die dag, als mijn kracht
vermindert,
mijn adem stokt en mijn einde komt,
zal toch mijn ziel Uw loflied blijven
zingen;
tienduizend jaar en tot in
eeuwigheid.
(Refrein 2x)
slot:
Verheerlijk zijn heilige naam.
Verheerlijk zijn heilige naam.
(Refrein 2x)
Verheerlijk zijn heilige naam.
Verheerlijk zijn heilige naam.
We moeten ons niet alleen in God verblijden om wat we van Hem ontvangen hebben en nog dagelijks ontvangen,
maar ook om wat Hij beloofd heeft en wat we nog van Hem hopen te ontvangen.
Matthew Henry
maar ook om wat Hij beloofd heeft en wat we nog van Hem hopen te ontvangen.
Matthew Henry
-
- Berichten: 726
- Lid geworden op: 10 jul 2010, 11:10
Re: Gedichten
VITELLUS
Waar is Vitellus, de wafelverkooper?
Waar is Vitellus, die snelle looper?
Hij danste als hij liep, en hij stond op één voet,
Zijn wafels waren zoo warm en zoet.
De keizer kocht, en de gladiatoren,
En de keizerin heeft van hem gekocht.
Hij mocht alles zien en alles hooren.
Was overal en nergens als men hem zocht.
Vitellus komt in paleizen en kroegen,
Men weet nooit wat hij doet, en nooit waar hij is.
Hij sprak straks met lieden die ketenen droegen,
Zij vertrouwen hem, want hij teekent den Visch.
Vitellus heeft voor Christus gekozen,
Hij loopt bij Christenen uit en in.
Wáár is Vitellus, brullen de matrozen,
Dat bakkertje was zoo naar onzen zin.
Men heeft Vitellus gevangen genomen,
Op een nacht, met veel "godsdienstig gespuis".
Toen de keizer het hoorde, liet hij hem komen,
Hij wou Christus niet vloeken; hij moest aan 't kruis.
Men heeft hem slechts aan het hout gebònden,
Hij is jong en mooi, men liet hem graag vrij.
Spijker maar vast mijn lijf vol zonden,
Sprak hij; Heere Jezus, denk aan mij.
Allen die aten van zijn wafels
Zien hoe een leeuw hem bespringt en verscheurt.
Slaven verwijderen bloed en rafels,
Men praat en lacht of er niets is gebeurd.
Waar is Vitellus, de wafelverkooper?
Waar is Vitellus, die snelle looper?
Vitellus zag Christus, verliet zijn gewin
En snelde den Heer na, den hemel in.
Willem de Merode
Waar is Vitellus, de wafelverkooper?
Waar is Vitellus, die snelle looper?
Hij danste als hij liep, en hij stond op één voet,
Zijn wafels waren zoo warm en zoet.
De keizer kocht, en de gladiatoren,
En de keizerin heeft van hem gekocht.
Hij mocht alles zien en alles hooren.
Was overal en nergens als men hem zocht.
Vitellus komt in paleizen en kroegen,
Men weet nooit wat hij doet, en nooit waar hij is.
Hij sprak straks met lieden die ketenen droegen,
Zij vertrouwen hem, want hij teekent den Visch.
Vitellus heeft voor Christus gekozen,
Hij loopt bij Christenen uit en in.
Wáár is Vitellus, brullen de matrozen,
Dat bakkertje was zoo naar onzen zin.
Men heeft Vitellus gevangen genomen,
Op een nacht, met veel "godsdienstig gespuis".
Toen de keizer het hoorde, liet hij hem komen,
Hij wou Christus niet vloeken; hij moest aan 't kruis.
Men heeft hem slechts aan het hout gebònden,
Hij is jong en mooi, men liet hem graag vrij.
Spijker maar vast mijn lijf vol zonden,
Sprak hij; Heere Jezus, denk aan mij.
Allen die aten van zijn wafels
Zien hoe een leeuw hem bespringt en verscheurt.
Slaven verwijderen bloed en rafels,
Men praat en lacht of er niets is gebeurd.
Waar is Vitellus, de wafelverkooper?
Waar is Vitellus, die snelle looper?
Vitellus zag Christus, verliet zijn gewin
En snelde den Heer na, den hemel in.
Willem de Merode
Hier beneden is het niet.
Re: Gedichten
Met name het 3e couplet betekent zoveel voor me, het sterven van m'n moeder.......Desiree schreef:Na een psalm, dan nu een lied, ook door iemand gedicht.
De zon komt op, maakt de morgen
wakker;
mijn dag begint met een lied voor U.
Heer, wat er ook gebeurt
en wat mij mag overkomen,
laat mij nog zingen als de avond valt.
Refrein:
Loof de Heer, o mijn ziel.
O mijn ziel, prijs nu zijn heilige Naam.
Met meer passie dan ooit;
o mijn ziel, verheerlijk zijn heilige
Naam.
Heer, vol geduld toont U ons Uw
liefde.
Uw Naam is groot en Uw hart is
zacht.
Van al Uw goedheid wil ik blijven
zingen;
tienduizend redenen tot
dankbaarheid.
(Refrein)
En op die dag, als mijn kracht
vermindert,
mijn adem stokt en mijn einde komt,
zal toch mijn ziel Uw loflied blijven
zingen;
tienduizend jaar en tot in
eeuwigheid.
(Refrein 2x)
slot:
Verheerlijk zijn heilige naam.
Verheerlijk zijn heilige naam.
(Refrein 2x)
Verheerlijk zijn heilige naam.
Verheerlijk zijn heilige naam.
Re: Gedichten
Ach..
We moeten ons niet alleen in God verblijden om wat we van Hem ontvangen hebben en nog dagelijks ontvangen,
maar ook om wat Hij beloofd heeft en wat we nog van Hem hopen te ontvangen.
Matthew Henry
maar ook om wat Hij beloofd heeft en wat we nog van Hem hopen te ontvangen.
Matthew Henry
Re: Gedichten
GOD SPREEKT
Wat drift beheerst het woedend heidendom,
En heeft het hart der volken ingenomen?
De koningen verheffen zich alom,
De vorsten zijn vermetel saâmgeko - men,
Om God, den HEER', zelfs naar de kroon te steken,
En tegen Zijn Gezalfde op te staan.
Zij spreken saam: "Laat ons hun banden breken,
En van hun juk en touwen ons ontslaan."
Maar d' Opperheer, die Zijn geduchten stoel
Op starren sticht, en grondvest op de wolken,
Zal lachen met dat vruchteloos gewoel,
En spotten met den waan der dwaze vol - ken,
God zal Zijn wraak ontdekken voor hun ogen;
Straks gloeit de lucht door 't vlammend bliksemlicht;
't Is God die spreekt; Hij dondert uit den hoge,
En jaagt den schrik Zijn haat'ren in 't gezicht:
"Durft gij bestaan te twisten met Mijn kracht?
Zal nietig stof Mij 't hoog gezag ontwringen,
Of weerstand biên aan Mijn geduchte macht?
Ontziet Mijn toorn, verdoolde stervelin - gen.
Gij zult vergeefs Mijn rijksbestel weerstreven!
Mijn Koning is gezalfd door Mijn beleid;
Hij, door Mijn hand op Sions troon verheven,
Heerst op den berg van Mijne heiligheid."
"En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld,
Zal Gods besluit aan 't wereldrond doen horen.
Hij sprak tot Mij: "'k Heb heden U geteeld;
Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn eengebo - ren';
Zeg vrij Uw eis; Ik zal Uw macht verhogen,
Opdat Uw naam alom ontzaglijk zij;
Het heidendom ligg' voor Uw stoel gebogen,
En 't eind der aard erkenn' Uw heerschappij."
"Uw ijz'ren staf, die al hun macht verplet,
Maak' hen eerlang eerbiedig' onderzaten,
En noodzaak' hen te buigen voor Uw wet,
Of sla z' aan gruis, als pottenbakkersva - ten!"
O vorsten, wilt de wet der wijsheid horen,
Eer gij God zelv' en Zijn Gezalfde hoont;
O rechters, tot den stoel der eer gekoren,
Verdraagt Zijn tucht, die u Zijn liefde toont.
Vreest 's HEEREN macht en dient Zijn Majesteit;
Juicht, bevend op 't gezicht van Zijn vermogen,
En kust den Zoon, van ouds u toegezeid,
Eer u Zijn toorn verdelg' voor aller o - gen;
U op uw' weg tot stof doe wederkeren,
Wanneer Zijn wraak, getergd door uw gedrag,
U, onverhoeds, zou door haar gloed verteren,
Tot staving van Zijn langgehoond gezag.
Welzalig zij, die, naar Zijn reine leer,
In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen;
Die Sions Vorst erkennen voor hun HEER;
Welzalig zij, die vast op Hem betrou - wen.
Wat drift beheerst het woedend heidendom,
En heeft het hart der volken ingenomen?
De koningen verheffen zich alom,
De vorsten zijn vermetel saâmgeko - men,
Om God, den HEER', zelfs naar de kroon te steken,
En tegen Zijn Gezalfde op te staan.
Zij spreken saam: "Laat ons hun banden breken,
En van hun juk en touwen ons ontslaan."
Maar d' Opperheer, die Zijn geduchten stoel
Op starren sticht, en grondvest op de wolken,
Zal lachen met dat vruchteloos gewoel,
En spotten met den waan der dwaze vol - ken,
God zal Zijn wraak ontdekken voor hun ogen;
Straks gloeit de lucht door 't vlammend bliksemlicht;
't Is God die spreekt; Hij dondert uit den hoge,
En jaagt den schrik Zijn haat'ren in 't gezicht:
"Durft gij bestaan te twisten met Mijn kracht?
Zal nietig stof Mij 't hoog gezag ontwringen,
Of weerstand biên aan Mijn geduchte macht?
Ontziet Mijn toorn, verdoolde stervelin - gen.
Gij zult vergeefs Mijn rijksbestel weerstreven!
Mijn Koning is gezalfd door Mijn beleid;
Hij, door Mijn hand op Sions troon verheven,
Heerst op den berg van Mijne heiligheid."
"En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld,
Zal Gods besluit aan 't wereldrond doen horen.
Hij sprak tot Mij: "'k Heb heden U geteeld;
Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn eengebo - ren';
Zeg vrij Uw eis; Ik zal Uw macht verhogen,
Opdat Uw naam alom ontzaglijk zij;
Het heidendom ligg' voor Uw stoel gebogen,
En 't eind der aard erkenn' Uw heerschappij."
"Uw ijz'ren staf, die al hun macht verplet,
Maak' hen eerlang eerbiedig' onderzaten,
En noodzaak' hen te buigen voor Uw wet,
Of sla z' aan gruis, als pottenbakkersva - ten!"
O vorsten, wilt de wet der wijsheid horen,
Eer gij God zelv' en Zijn Gezalfde hoont;
O rechters, tot den stoel der eer gekoren,
Verdraagt Zijn tucht, die u Zijn liefde toont.
Vreest 's HEEREN macht en dient Zijn Majesteit;
Juicht, bevend op 't gezicht van Zijn vermogen,
En kust den Zoon, van ouds u toegezeid,
Eer u Zijn toorn verdelg' voor aller o - gen;
U op uw' weg tot stof doe wederkeren,
Wanneer Zijn wraak, getergd door uw gedrag,
U, onverhoeds, zou door haar gloed verteren,
Tot staving van Zijn langgehoond gezag.
Welzalig zij, die, naar Zijn reine leer,
In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen;
Die Sions Vorst erkennen voor hun HEER;
Welzalig zij, die vast op Hem betrou - wen.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
Onze dominee citeerde gister dit gedicht (oorspronkelijk gedicht door Pater Brugman (15e eeuw); wat omgebouwd door Ds Pierson (1905)
Ik heb gejaagd, wel jarenlang,
om goed en vroom te leven,
maar 't werd mijn ziele toch te bang,
mijn werken kon niets geven.
Ik had mijn hart ertoe gezet,
om alles te beproeven,
mijn zonden hebben 't mij belet,
dit doet mij zeer bedroeven.
Ik ben verdoold op deze jacht
en werd door waan bedrogen.
'k Had van mijn deugden veel verwacht,
't heeft alles mij belogen.
Ik had mijzelve slechts bemind
en ijdelheid verkoren.
Dit jagen heeft mij zo verblind,
dat alles is verloren.
O Jesu, Heer, ik bid tot U
uit al mijns harten gronde:
verlos mij van mijn zonden nu
en voortaan te aller stonde,
opdat ik met een zuiver oog
in uw genade schouwe,
en dat uw Geest mij leren moog'
hoe ik U dien' met trouwe.
Ik heb gejaagd, wel jarenlang,
om goed en vroom te leven,
maar 't werd mijn ziele toch te bang,
mijn werken kon niets geven.
Ik had mijn hart ertoe gezet,
om alles te beproeven,
mijn zonden hebben 't mij belet,
dit doet mij zeer bedroeven.
Ik ben verdoold op deze jacht
en werd door waan bedrogen.
'k Had van mijn deugden veel verwacht,
't heeft alles mij belogen.
Ik had mijzelve slechts bemind
en ijdelheid verkoren.
Dit jagen heeft mij zo verblind,
dat alles is verloren.
O Jesu, Heer, ik bid tot U
uit al mijns harten gronde:
verlos mij van mijn zonden nu
en voortaan te aller stonde,
opdat ik met een zuiver oog
in uw genade schouwe,
en dat uw Geest mij leren moog'
hoe ik U dien' met trouwe.
Re: Gedichten
Jaja, als het van vóór de Reformatie is, mag je ook paters citerenhelma schreef:Onze dominee citeerde gister dit gedicht (oorspronkelijk gedicht door Pater Brugman (15e eeuw); wat omgebouwd door Ds Pierson (1905)

~~Soli Deo Gloria~~
Re: Gedichten
Als het maar Bijbels is...dat is het criterium toch?
Laatst gewijzigd door helma op 15 sep 2015, 18:28, 1 keer totaal gewijzigd.
Re: Gedichten
Misschien konden die wel praten als Bregman!Hendrikus schreef:Jaja, als het van vóór de Reformatie is, mag je ook paters citerenhelma schreef:Onze dominee citeerde gister dit gedicht (oorspronkelijk gedicht door Pater Brugman (15e eeuw); wat omgebouwd door Ds Pierson (1905)

© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«