Re: Het nut van levensbeschrijvingen of: hoe om te gaan met populariteit
Geplaatst: 03 sep 2025, 09:59
Dat mag.
Ik wijs u dan alleen op het artikel.
Ik wijs u dan alleen op het artikel.
In zijn levensbeschrijving schrijft hij er weinig tot niets over. Dat kun je betreuren. Voor mij is deze levensbeschrijving erdoor niet minder waard. Ik vind het een goed te lezen boek en hadt en heb achting voor deze predikant zonder hem te verheerlijken.Hansknapen schreef: ↑03 sep 2025, 09:56 Dat hij niet in zijn levensbeschrijving erover heeft geschreven klopt niet. Lees het boek.
Hij was lid van de NSB. Maar lees daarvoor het artikel.
Beetje vaag... je gaat gissen als je het niet begrijpt. Soms heb je aan een half woord genoeg om te weten waar het over kan gaan.
Volgens mij bewijzen de archieven helemaal niet anders. Het RD heeft een voorzichtig en zeer genuanceerd stuk gepubliceerd. Dat jij daar anders over denkt kan natuurlijk gebeuren, maar dat betekent niet dat het RD geen recht zou hebben om eigen afwegingen te maken en eigen conclusies te trekken uit het archief.Hansknapen schreef: ↑03 sep 2025, 10:03 Ik ben blij dat u dat zo ziet. Maar dat geeft het RD niet het recht er zo over te schrijven. De archieven bewijzen anders.
Jeugdstorm
In 1943 werd Pieter leider van de Jeugdstorm, de jeugdbeweging van de NSB. Toen na een week of zes bleek dat hij ook moest gaan colporteren met Volk en Vaderland, de nationaalsocialistische krant, weigerde hij dat en gaf hij ook het leiderschap van de Jeugdstorm op. Hij bleef echter lid van de NSB, omdat hij vreesde voor uitzending naar Duitsland. Vergaderingen bezocht hij niet en propaganda maakte hij al helemaal niet meer. Contributie bleef hij tot het eind betalen.
Dat de partij connecties had met de Duitse bezetter, had hij zich niet gerealiseerd, getuigde hij in zijn verhoor op 9 november 1945. Als brievenbezorger bij de PTT had hij verschillende anonieme verradersbrieven voor de Sicherheitsdienst (SD) geopend en verscheurd en ook meegewerkt aan voedseltransporten voor het hongerende Rotterdam.
Over zijn houding tegenover Joden had hij het op dat moment nog niet. Dat gebeurde pas bij een volgend verhoor, nadat de enige mannelijke overlevende van de Joodse gemeente van Goeree-Overflakkee, Elias Hartogs, aangifte had gedaan vanwege bekladding van Joodse gebouwen tijdens de oorlog. Op een kwade avond in juni 1942 –de Joodse gemeenschap was nog niet afgevoerd– was een kleine groep NSB’ers met een emmer kalk en kwasten op stap gegaan. Ze kalkten antisemitische teksten op de synagoge, de Joodse begraafplaats en een winkel in Middelharnis.
Pieter Blok werd nogmaals verhoord en bekende dat hij erbij was, „al had hij alleen maar de kalk gedragen”. In de (auto)biografie ”De woestijnreis van een bijwoner” van ds. Blok zijn uitgebreide citaten van zijn hand opgenomen over zijn niet-kerkelijke jeugd. Daar schaamde hij zich kennelijk niet voor. Waarom dan wel voor deze, ook door hemzelf betreurde keuzes in zijn verleden?
Hoi Hans, met respect voor je goede intenties om de naam van ds. Blok te zuiveren, maar het is begrijpelijk dat het RD dit niet geplaatst heeft. Je bent je onderzoek begonnen, zo schrijf je, omdat je het je niet kon voorstellen. Dat is vanuit vooringenomenheid beginnen aan een onderzoek en daar bewijzen bij zoeken: een bias. De uitkomst daarvan is per definitie gekleurd.Hansknapen schreef: ↑03 sep 2025, 09:52 Na een grondig onderzoek in het dossier van ds. P. Blok ben ik tot andere conclusies gekomen dan die in dit artikel van het Reformatorisch Dagblad worden geschetst: https://www.rd.nl/artikel/1092508-confr ... uzes-maken.
Ik heb het RD aangeboden door middel van een ingezonden opiniestuk samen de boel recht te zetten. Het RD heeft aangegeven daar geen noodzaak meer van in te zien. Daardoor ben ik genoodzaakt dit wel te gaan doen op persoonlijke titel. Ik realiseer mij dat dit mogelijk gevoelig kan liggen en sommige mensen pijn kan doen. Toch ben ik van mening dat het levensverhaal van wijlen ds. P. Blok meer nuance verdient dan het beeld dat in het artikel van het RD wordt neergezet.
Hieronder mijn artikel wat geweigerd is:
Op 1 januari kon heel Nederland via de site oorlogvoorderechter.nl een afspraak maken om te lezen hoe het hun voorouders was vergaan in de Tweede Wereldoorlog. Het zorgde meteen voor een enorme run op dossiers. Velen moesten maanden wachten tot ze eindelijk aan de beurt waren. Nu, acht maanden later, is het stof wat neergedaald en kunnen we met meer afstand kijken naar de grijstinten rondom de CABR-dossiers. Waar de eerste reacties in de media soms fel, emotioneel en ongenuanceerd waren, ontstaat er nu ruimte om te zien wat deze dossiers werkelijk zijn: geen bron voor snelle oordelen, maar een spiegel van een ingewikkeld verleden. Een verleden dat ons, tachtig jaar later, nog altijd bezighoudt.
De CABR-dossiers (opgemaakt vanuit het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) bevatten de verhalen van ongeveer 425.000 Nederlanders die tijdens en vlak na de oorlog in aanraking kwamen met justitie. Het gaat om beschuldigingen van collaboratie, om rechtszaken, maar ook mensen die slachtoffer werden van valse aanklachten. Soms kwamen die beschuldigingen van buren of bekenden. Het CABR is dus geen archief van zwart-witverhalen, maar van talloze grijstinten, die samen laten zien hoe een samenleving in oorlogstijd verscheurd kon raken.
Voor mijzelf begon deze zoektocht heel dichtbij. Op 2 januari bleek dat een bekende van onze familie, iemand voor wie wij jarenlang goed hadden gezorgd, een interneringsdossier had. Wij wisten niets van zijn oorlogsverleden. Dat persoonlijke verhaal gaf mij de aanleiding om vanuit interesse naast mijn werk en gezin dieper in de archieven te duiken.
Toen ik in de krant van 25 januari de naam van wijlen dominee P. Blok las, trof mij dat diep. Ik kende hem nog uit mijn jeugd als een vriendelijke, aimabele man. Het harde oordeel in de krant en de later opgenomen podcast herkende ik totaal niet. Ik kon mij nauwelijks voorstellen dat hij bewust bij de NSB betrokken zou zijn geweest. Daarom ben ik op 24 juli en 21 augustus 2025 naar het Nationaal Archief gegaan om zijn dossier zelf te lezen. Voor mijzelf en puur om het beter te begrijpen.
Wat ik daar aantrof, vroeg voor mij om veel meer nuance dan het artikel liet zien. Ja, hij was lid van de NSB. Maar niet uit overtuiging. Hij verklaarde zelf: “Mijn broer Jan is echter al vrij gauw na het uitbreken van de oorlog lid van de N.S.B. geworden. Ik er dan wel eens met hem over en voelde zelf ook wel iets voor. Omstreeks de nazomer van 1941 ben ik er toen toe over gegaan om mij ook als lid van de N.S.B. te laten inschrijven. Ik ben daartoe samen met mijn broer Jan naar …(naam is bekend bij schrijver), die toen groepsleider was gegaan. Die heeft toen met mijn broer Jan een inschrijfformulier ingevuld en dat heb ik daarna getekend. Later kreeg ik mijn kaart en contributieboekje thuis en toen begreep ik pas goed wat er aan de hand was. Toen ik eenmaal lid was kreeg ik daarover met mijn familie en mijn meisje moeite daar die het niet wilden hebben (het lidmaatschap van de NSB). Teneinde dat te voorkomen heb ik toen mijn lidmaatschapsboekje en kaart teruggezonden naar den groepsleider. Later heeft … er echter met mij weer over gesproken en toen heb ik mijn lidmaatschap weer aanvaard zonder dat mijn familie en meisje het wisten.” Dit is geen getuigenis van een overtuigde fanaticus, maar van een jonge man die gevoelsmatig klem zat, die schaamte voelde en die niet goed wist welke weg hij moest gaan.
De gevolgen voor hem waren groot. Hij verklaarde: “In juli 1942 werd ik verplicht naar den Nederlandschen arbeidsdienst gestuurd. In die tijd die ik daar doorbracht lekte het uit dat ik toch nog lid van de NSB was. Het gevolg hiervan was dat mijn meisje onze verkering verbrak wat ik mij geweldig heb aangetrokken.” Dit zijn woorden van een 22-jarige man die een verkeerde stap had gezet en daar persoonlijk zwaar voor betaalde.
Ook zijn rol bij de Jeugdstorm werd in de krant scherper neergezet dan terecht is. Zelf verklaarde hij: “In februari 1943 verzocht … die inmiddels groepsleider van de NSB was geworden mij bij hem te komen. Ik ben toen naar hem toegegaan en toen vroeg hij mij omdat hij wist dat ik aan muziek deed of ik de leiding van de muziek van de nationale jeugdstorm op mij wilde nemen. Ik zou dan voor dat doel vrijstelling krijgen van tewerkstelling in Duitschland. Daar het zich liet aanzien dat ik spoedig daarheen zou moeten. Ik heb dat toen gedaan en de leiding van de jeugdstorm op mij genomen.”
Met andere woorden: hij leidde het muziekgroepje en geen politieke cel, geen ideologische afdeling. Dit maakt een wezenlijk verschil. Zeker als wij ons bedenken dat er Jeugdstormleden zijn geweest die later aan het front belandden of werden opgeleid tot het NSB-kader. Daar heeft wijlen dominee P. Blok zich nooit mee ingelaten.
Sterker nog: toen van hem werd verwacht dat hij propaganda zou verspreiden, trok hij een duidelijke grens: “Na een week of zes, het zal eind maart of begin april 1943 geweest zijn, werd er echter bepaald dat de leden van de jeugdstorm gebruikt konden worden voor het colporteren met VOVA (Volk en Vaderland, een van de propagandakranten van de NSB). Ik heb mij daartegen verzet. Het gevolg hiervan is geweest dat ik mij geheel uit den Jeugdstorm heb teruggetrokken. Ik had toen tegelijk ook willen bedanken als lid van de NSB. Doch durfde dat niet te doen omdat ik bang was dat ik dan rechtstreeks naar Duitschland zou worden gezonden.”
Hij eindigt zijn verklaring als volgt: “Ik heb ook hardnekkig geweigerd te colporteren met VOVA en heb dat ook nimmer gedaan. Ondanks dat ik lid van de NSB ben gebleven tot het laatst toe. Door mij is nimmer een enkele vergadering van de partij bezocht, noch op enige manier propaganda voor de partij gemaakt. Zolang ik echter lid ben heb ik contributie betaald.”
Naast zijn eigen verklaringen zijn er ook documenten die steun bieden aan dit beeld. Zijn broer schreef een brief waarin hij de gebeurtenissen in een ander perspectief plaatste: “Mijn broer P. Blok werd van zijn vrijheid beroofd omdat hij twee jaar geleden een andere mening op nahield, hetgeen volgens de Nederlandse wet niet verboden is of was. Dat hij die mening erop nahield, is de schuld van het toenmalige regime. Hij was een van de eersten van de P.. die verplicht naar de Nederlandschen Arbeidsdienst werd gestuurd. In die tijd dat hij daar diende, werd zijn meisje, met wie hij al vier jaar verkering had, hem ontrouw. Dit heeft hem de grootste klap gegeven. Toen hij terugkwam uit de N.A.D. was zijn wilskracht gebroken, en hij kwam juist in handen van iemand waar hij niet had moeten komen: de heer ……. Deze wist hem over te halen om leider van de Jeugdstorm te worden, hetgeen hij (stom genoeg) vijf weken heeft gedaan. Toen wist hij wat voor een kliekje het was, waar hij zich aan gegeven had. Hij heeft daarna onmiddellijk zijn ontslag genomen. Dit is heel de affaire die mijn broer misdaan heeft. Ik kan niet inzien dat daar iets strafbaars in zit, zeker niet volgens de Nederlandse wet.”
De brief vervolgt: “Daartegenover staat dat hij een Nederlandse ingenieur heeft geholpen die door de S.D. was gegrepen, waarvan ik u de stukken kan tonen. Dat wij tezamen met nog enkele anderen hele velden paalloos hebben gemaakt, terwijl de bezetter ook in wreedheid zijn scepter zwaaide. Deze gegevens zijn te controleren bij zijn superieuren en collega’s, waar hij hoog aanzien had. Hopende dat hiermee het recht zal zegevieren en dat het thans leidende bestuur zich Nederlands zal gedragen, verblijf ik met de meeste hoogachting. P.S. Ook hebben wij aardappelen geleverd voor het stakende spoorwegpersoneel en collega’s, alles voor de gewone prijs. Dit kan gecontroleerd worden.” Aldus de broer van wijlen dominee P. Blok.
Ook zijn werkgever, stationshouder bij de PTT in Achthuizen, sprak in 1945 zijn steun uit: “Hiermede verklaar ik dat P. Blok, geboren 15-6-1920 te Middelharnis en aldaar wonende, voor mij en mijn gezin bij herhaaldelijke evacuatie uit Achthuizen zich altijd kosteloos beschikbaar heeft gesteld bij een vertrek naar elders. Waarom ik u dan ook verzoek met hem de uiterste clementie te gebruiken. Hopende dat dit schrijven zal bijdragen tot het spoedig in vrijheid laten van genoemde persoon, verblijf ik met de meeste hoogachting.”
Deze verklaringen tonen dat ook zijn directe omgeving hem niet zag als een overtuigd collaborateur, maar als iemand die verkeerde keuzes had gemaakt onder moeilijke omstandigheden, en die daarnaast in andere opzichten juist hulpvaardig en loyaal was.
Ik schrijf dit opiniestuk niet om fouten goed te praten. Ook die kunt u lezen in het archiefstuk (zoals het plakken van pamfletten). Zijn rol daarin verschilt echter sterk per verklaring. Hieromtrent vond ik een krantenartikel gedateerd in 1946 waarin wijlen ds. Blok verklaarde in de rechtbank daarbij aanwezig te zijn geweest en verder niets. We hoeven iemand 80 jaar na dato niet opnieuw te veroordelen. Deze man is gestraft en heeft die straf uitgezeten. Op 11 september 1946, veertien dagen na de uitspraak van één jaar en vier maanden, kwam hij weer vrij uit internering. De rest is geschiedenis.
Noot van de schrijver: Ik begrijp heel goed dat het niet verstandig is om in een vlek te blijven wrijven, daarmee maak je die immers alleen maar groter. Maar dat is niet mijn bedoeling. Mijn punt is dat er geen behoefte wordt gevoeld deze zaken recht te zetten. Hierdoor is er een vertekend beeld ontstaan van de persoon in kwestie.
Moet ik daar dan maar over zwijgen? Ik denk van niet. Want daarmee zou ik geen recht doen aan zowel de persoon als aan de feitelijke situatie die door de krant is geschetst. In twee dagen onderzoek in het archief heb ik al het benodigde materiaal gevonden en overgeschreven. Alles wat ik beweer kan ik onderbouwen met controleerbare bronnen.