ejvl schreef:ab321 schreef:elvl,
Lees wat er boven psalm 51 staat: "voor den opperzangmeester". Deze psalm moest door de opperzangmeester op het tempelplein gezongen worden om het volk op te roepen tot boetedoening en bekering.
Lees vers 2 ook even, dit is niet zomaar een psalm maar een boetedoening op de zonden van moord en overspel, niet een geschiedenis of leersel waarin we teksten kunnen pakken om standen en situaties voor (tijd) het geloof te gebruiken.
Het opschrift van de bijbelvertalers:
David in zware zonden gevallen, en van God door den profeet Nathan bestraft en opgewekt zijnde, bidt zeer vuriglijk om genade en vergeving door den Messias, met bekentenis niet alleen van deze zonden, maar ook van zijn aangeboren verdorvenheid; begeert wijders dat God Zijn Heiligen Geest in hem vernieuwe, opdat hij door Dien mag worden ondersteund, en anderen van hem geleerd, belovende Gode dankbaarheid met oprechte boetvaardigheid; en bidt eindelijk voor de behoudenis der ganse kerk.
Lees dan ook de kanttekeningen.
Bij vers 1: Het is aanmerkelijk dat, gelijk het Gode beliefd heeft Davids val tot menigvuldig onderwijs Zijns volks in de Heilige Schrift te doen beschrijven, David insgelijks, door Gods Geest gedreven zijnde, dezen psalm tot gelijk einde in Gods huis heeft doen zingen en spelen.
Bij vers 19: Door een oprecht en diep berouw van zonden, en hartelijk verlangen en zuchten naar vergeving van die. De gelijkenis, genomen van het breken, stoten, kneuzen, verbrijzelen en vermorzelen der harde dingen, is klaar. Zie Ps. 34 op vers 19. Hiertegen wordt gesteld een hard hart, waarvan de Schrift elders spreekt. Anders aldus: De offeranden Gods zijn een gebroken geest, een gebroken en verslagen hart; Gij zult die niet verachten.
Bij vers 15: Door mijn voorbeeld zal ik hen onderwijzen en troosten, en door dat middel (ziende dat er genade bij U is voor een armen boetvaardigen zondaar) zullen zij zich bekeren.