Re: Stichting Heartcry
Geplaatst: 12 nov 2009, 18:26
Finney:
http://kerkgeschiedenis.web-log.nl/kerk ... finne.html
Charles G. Finney: zondaren hardhandig aanpakken
n.a.v. A. Lammers, Helden van het geloof. Amerika in de greep van de dominees, Amsterdam 1988
Aan de frontier
Charles Grandison Finney (1792-1875) groeide op aan de uiterste grens van wildernis en beschaving: de frontier (in de staat New York, dat toen nog nauwelijks ontgonnen was). Hij gaf reeds op zijn 16e les. Hij wilde jurist worden en ging studeren. Godsdienst had tot dan toe nauwelijks een rol gespeeld in zijn leven. In de afgelegen streken waar hij met zijn ouders had gewoond, vertoonden predikanten zich zelden en bleven kerkjes noodgebouwen. Hij ging wel eens naar de kerk in Connecticut bij familie, maar die predikant zei een lesje op en preekte plichtmatig van het papier: dat deed hem niets.
Bekering
Tijdens zijn rechtenstudie kwam Finney in aanraking met de mozaïsche wetgeving. Bovendien kreeg hij een vriendin die vurig bad voor zijn bekering. In 1821 kwam een verandering in zijn leven: hij knielde neer op een stille plek met het vaste besluit zijn hart aan God te geven. Toen de volgende dag een cliënt bij hem kwam, zei de jonge advocaat: ‘Ik heb van de Heere Jezus opdracht gekregen Zíjn zaak te bepleiten, de uwe kan ik dus niet aanvaarden.’
Predikant
Na zijn bekering wilde Finney anderen van het Evangelie vertellen. Hij weigerde echter naar het seminarium in Princeton, New Jersey te gaan, omdat hij die (verlichte) invloeden niet wenste te ondergaan. Finney werd er steeds meer van overtuigd dat hem een heel speciale taak was opgelegd. In 1824 werd hij tenslotte tot predikant bevestigd. ‘In de strijd tegen de Satan trok hij alle registers open.’ Hij las zijn preken niet van het papier op; aan die gewoonte onder dominees had hij zich lang geërgerd.
Zijn ogen
Over weinig ogen in de Amerikaanse geschiedenis is zoveel geschreven als over die van Finney. Ze waren zeer licht en zeer blauw en volgens vele getuigen kon hij dwars door iemand heen kijken (een ander in deze categorie was John Calhoun). Finney balde vaak zijn vuisten voor hen die van het rechte pad waren afgedwaald en liet duidelijk weten dat men voor eeuwig zou omkomen als ze zo door gingen.
Rondreizende ‘zoon des donders’
Finney werd een rondreizende evangelist. Hij kreeg talrijke verzoeken om op te treden in gemeenten waar de zittende dominees er maar niet in slaagden de vonk van het geloof op hun leden te laten overspringen. Finney’s prediking deed zelfs atheïsten in God geloven. Zijn stijl van optreden was ‘coarse, vituperous and extremely inflammatory’. Finney bespeelde zijn toehoorders zoals een pleiter dat met leden van een jury placht te doen. Hij was heel didactisch: stap voor stap ging hij de preek door; van punt A naar B, van B naar C. Iedereen kon hem volgen en begrijpen.
Emoties
Finney zegt zelf: ‘God heeft het noodzakelijk geacht de emoties van de mensheid te gebruiken, om geweldige opwinding in haar midden te veroorzaken alvorens haar tot gehoorzaamheid te dwingen.’ Finney introduceerde iets nieuws: lange bidstonden, waarbij zowel mannen als vrouwen voorgingen in gebed. Nieuw was ook het naar voren roepen van hen die hun leven aan God wilden geven. Deze mensen werden geplaatst in de anxious bench, de boetebank waar ze hun zondige eertijds beleden. Ook opzienbarend was dat Finney de gewoonte had degenen die in zijn ogen zondaren waren en toch in de kerk zaten bij hun naam te noemen.
Botsing en verzoening met Beecher
Beecher vond dat Finney de verworvenheden van de beschaving aantastte. Hij vergeleek Boston met het oude Rome, beide bedreigd door barbaren (=Finney) uit het Westen. Bezwaarpunten van Beecher waren bijvoorbeeld dat vrouwen voor gingen in gebed. Beecher bestreed daar Finney, omdat hij hem als een gevaar voor de beschaving achtte. Maar het kwam goed tussen Beecher en Finney. Men verklaarde eensgezind dat opwekkingen het werk van God waren, hetgeen niet wegnam dat ze met behulp van bepaalde middelen door de mens konden worden gestimuleerd. Zo stopte Finney met het verachten van de traditionalisten en aanvaardde Beecher dat Finney op heel eigen wijze nuttig werk voor de kerk verrichtte.
Maatschappelijke actie
Grote steden oefende een grote aantrekkingskracht op Finney uit omdat hij de mening was toegedaan dat zij poelen des verderfs waren en daarom een smet voor de natie waren. Zo ging Finney maatschappelijke actie aan het geloof verbinden. Volgens hem waren de grootste zonden slavernij en slavenhandel. Zwarten werden in zijn diensten toegelaten. Maar Finney betreurde het dat het abolitionisme ging heersen over het evangelisatiewerk. Het geloof diende primair te blijven, al het andere was daaraan ondergeschikt. Finney had één groot doel voor ogen: transformatie van de Verenigde Staten tot een volslagen christelijke republiek.
Zondaren op de hielen zitten
Finney verzette zich tegen de neiging zondaren te bemoedigen en te troosten of begrip voor hen op te brengen. Men diende alle vluchtwegen voor de zondaar af te snijden. Het was de plicht van elke christen om een zondaar, immers wankelend ‘on the very verge of hell’, te redden. Een bekering moest onmiddellijk en volledig zijn. Dus moest een zondaar die zich bedrukt voelde niet worden getroost maar juist steeds meer terneer worden gedrukt en op de huid gezeten. Begrip en medelijden waren ongewenst!
Levensheiliging
De ware christen diende zich voortdurend te bekeren en te betrappen op laksheid en slapte. Een christen moest zich als zodanig gedragen in zijn kleding en in zijn eten en drinken. Dat betekende geen kofie, thee, sterke drank of tabak.
Opwekkingen zijn maakbaar
Opwekking was niet de verantwoordelijkheid van een predikant alleen, maar die van de hele gemeenschap. Slechts door een gezamenlijke inspanning viel zij tot stand te brengen. Finney benadrukte de noodzaak van een vurig, lang en collectief gebed. Bidden was de basis van alles. Daartoe dienden de omstandigheden optimaal te zijn: geen slecht verwarmde kerken of harde banken dus! De liederen die in de kerken werden gezongen, getuigden vaak van vreugde, en vreugde was volgens Finney niet in overeenstemming met de ernst van het gebed. In de hemel kon er genoeg gezongen worden; hier op aarde was echter diepe ernst geboden. De veronderstelling dat opwekkingen wonderen waren waarop men alleen passief kon hopen, wees Finney resoluut van de hand. Geloof was actie, een kwestie van ondernemingslust, initiatief tonen. Revivals konden worden opgeroepen door wetenschappelijke methoden en door grondige kennis van de menselijke psyche.
Spreken in gewone taal
Sommigen kritiseerden Finney omdat hij niet wist waarover hij sprak en omdat hij de tale Kanaäns niet beheerste. Maar Finney beweerde juist: ‘It must be in the language of common life.’ Gebaren gebruikte Finney ook veel. Men moest binnen bepaalde perken blijven maar er evenmin bang voor zijn emoties te tonen en te bespelen. Een predikant moest dus een soort acteur zijn. Later in zijn leven nuanceerde hij deze stellingen enigszins. ‘Ik besef in sommige zaken naar daad en geest gedwaald te hebben.’
Hoogleraar
Finney werd hoogleraar in de theologie (Oberling College in Ohio). Hij moest nu zorgdragen voor de opleiding van de studenten. Ze moesten de Bijbel in de ene hand hebben en de landkaart van de menselijke geest in de andere. Finney: ‘U bent gemaakt om na te denken. God heeft het zo ingericht dat religie denken vereist, diep nadenken.’
Volmaaktheid
Volgens Finney was het de plicht van elke christen om naar volmaaktheid te streven. Hij bemoeide zich met de kleinste details van het leven van de studenten: ze mochten bijvoorbeeld niet op de grond spuwen en niet hun mond aan het tafellaken afvegen. Ook moesten ze slapen bij het open raam en de studie afwisselen met pittige lichamelijke arbeid. Hij schreef een dieet voor dat bestond uit louter heilzame spijzen en dranken. Tijdens conversatie moesten luchtige onderwerpen zoveel mogelijk worden vermeden. Een dienaar van God moest een ernstig en heilig man zijn. Zijn handleiding zou nog lang gebruikt worden!
Overige
Finney vond de dominees van de oude stempel niets: ze waren ‘cold, stupid and dead’. Finney dacht dat de kritiek op hem kwam doordat men jaloers op hem was. Finney distantieerde zich uitdrukkelijk van de predestinatieleer: godsdienst was geen kwestie van uitverkiezing, maar van actie: ‘Religion is something to DO, not something to wait for.’ In feite was Finney een ordeverstoorder. Hiermee was hij deel van de beweging waarvan president Andrew Jackson de woordvoerder en het symbool zou worden. ‘De best opgeleide dominees zijn degenen die de meeste zielen winnen.’ Finney predikte een totale oorlog tegen satan; hij zei: ‘Maar ik zeg u, Hij ziet het wel en van de koers die zij (=christenen) kiezen zal het afhangen of Hij deze natie zal zegenen of verdoemen.’ Finney was de eerste die een How to…-boek schreef.
Ook in het streven naar volmaaktheid heeft Heartcry wel overeenkomsten met Finney....
http://kerkgeschiedenis.web-log.nl/kerk ... finne.html
Charles G. Finney: zondaren hardhandig aanpakken
n.a.v. A. Lammers, Helden van het geloof. Amerika in de greep van de dominees, Amsterdam 1988
Aan de frontier
Charles Grandison Finney (1792-1875) groeide op aan de uiterste grens van wildernis en beschaving: de frontier (in de staat New York, dat toen nog nauwelijks ontgonnen was). Hij gaf reeds op zijn 16e les. Hij wilde jurist worden en ging studeren. Godsdienst had tot dan toe nauwelijks een rol gespeeld in zijn leven. In de afgelegen streken waar hij met zijn ouders had gewoond, vertoonden predikanten zich zelden en bleven kerkjes noodgebouwen. Hij ging wel eens naar de kerk in Connecticut bij familie, maar die predikant zei een lesje op en preekte plichtmatig van het papier: dat deed hem niets.
Bekering
Tijdens zijn rechtenstudie kwam Finney in aanraking met de mozaïsche wetgeving. Bovendien kreeg hij een vriendin die vurig bad voor zijn bekering. In 1821 kwam een verandering in zijn leven: hij knielde neer op een stille plek met het vaste besluit zijn hart aan God te geven. Toen de volgende dag een cliënt bij hem kwam, zei de jonge advocaat: ‘Ik heb van de Heere Jezus opdracht gekregen Zíjn zaak te bepleiten, de uwe kan ik dus niet aanvaarden.’
Predikant
Na zijn bekering wilde Finney anderen van het Evangelie vertellen. Hij weigerde echter naar het seminarium in Princeton, New Jersey te gaan, omdat hij die (verlichte) invloeden niet wenste te ondergaan. Finney werd er steeds meer van overtuigd dat hem een heel speciale taak was opgelegd. In 1824 werd hij tenslotte tot predikant bevestigd. ‘In de strijd tegen de Satan trok hij alle registers open.’ Hij las zijn preken niet van het papier op; aan die gewoonte onder dominees had hij zich lang geërgerd.
Zijn ogen
Over weinig ogen in de Amerikaanse geschiedenis is zoveel geschreven als over die van Finney. Ze waren zeer licht en zeer blauw en volgens vele getuigen kon hij dwars door iemand heen kijken (een ander in deze categorie was John Calhoun). Finney balde vaak zijn vuisten voor hen die van het rechte pad waren afgedwaald en liet duidelijk weten dat men voor eeuwig zou omkomen als ze zo door gingen.
Rondreizende ‘zoon des donders’
Finney werd een rondreizende evangelist. Hij kreeg talrijke verzoeken om op te treden in gemeenten waar de zittende dominees er maar niet in slaagden de vonk van het geloof op hun leden te laten overspringen. Finney’s prediking deed zelfs atheïsten in God geloven. Zijn stijl van optreden was ‘coarse, vituperous and extremely inflammatory’. Finney bespeelde zijn toehoorders zoals een pleiter dat met leden van een jury placht te doen. Hij was heel didactisch: stap voor stap ging hij de preek door; van punt A naar B, van B naar C. Iedereen kon hem volgen en begrijpen.
Emoties
Finney zegt zelf: ‘God heeft het noodzakelijk geacht de emoties van de mensheid te gebruiken, om geweldige opwinding in haar midden te veroorzaken alvorens haar tot gehoorzaamheid te dwingen.’ Finney introduceerde iets nieuws: lange bidstonden, waarbij zowel mannen als vrouwen voorgingen in gebed. Nieuw was ook het naar voren roepen van hen die hun leven aan God wilden geven. Deze mensen werden geplaatst in de anxious bench, de boetebank waar ze hun zondige eertijds beleden. Ook opzienbarend was dat Finney de gewoonte had degenen die in zijn ogen zondaren waren en toch in de kerk zaten bij hun naam te noemen.
Botsing en verzoening met Beecher
Beecher vond dat Finney de verworvenheden van de beschaving aantastte. Hij vergeleek Boston met het oude Rome, beide bedreigd door barbaren (=Finney) uit het Westen. Bezwaarpunten van Beecher waren bijvoorbeeld dat vrouwen voor gingen in gebed. Beecher bestreed daar Finney, omdat hij hem als een gevaar voor de beschaving achtte. Maar het kwam goed tussen Beecher en Finney. Men verklaarde eensgezind dat opwekkingen het werk van God waren, hetgeen niet wegnam dat ze met behulp van bepaalde middelen door de mens konden worden gestimuleerd. Zo stopte Finney met het verachten van de traditionalisten en aanvaardde Beecher dat Finney op heel eigen wijze nuttig werk voor de kerk verrichtte.
Maatschappelijke actie
Grote steden oefende een grote aantrekkingskracht op Finney uit omdat hij de mening was toegedaan dat zij poelen des verderfs waren en daarom een smet voor de natie waren. Zo ging Finney maatschappelijke actie aan het geloof verbinden. Volgens hem waren de grootste zonden slavernij en slavenhandel. Zwarten werden in zijn diensten toegelaten. Maar Finney betreurde het dat het abolitionisme ging heersen over het evangelisatiewerk. Het geloof diende primair te blijven, al het andere was daaraan ondergeschikt. Finney had één groot doel voor ogen: transformatie van de Verenigde Staten tot een volslagen christelijke republiek.
Zondaren op de hielen zitten
Finney verzette zich tegen de neiging zondaren te bemoedigen en te troosten of begrip voor hen op te brengen. Men diende alle vluchtwegen voor de zondaar af te snijden. Het was de plicht van elke christen om een zondaar, immers wankelend ‘on the very verge of hell’, te redden. Een bekering moest onmiddellijk en volledig zijn. Dus moest een zondaar die zich bedrukt voelde niet worden getroost maar juist steeds meer terneer worden gedrukt en op de huid gezeten. Begrip en medelijden waren ongewenst!
Levensheiliging
De ware christen diende zich voortdurend te bekeren en te betrappen op laksheid en slapte. Een christen moest zich als zodanig gedragen in zijn kleding en in zijn eten en drinken. Dat betekende geen kofie, thee, sterke drank of tabak.
Opwekkingen zijn maakbaar
Opwekking was niet de verantwoordelijkheid van een predikant alleen, maar die van de hele gemeenschap. Slechts door een gezamenlijke inspanning viel zij tot stand te brengen. Finney benadrukte de noodzaak van een vurig, lang en collectief gebed. Bidden was de basis van alles. Daartoe dienden de omstandigheden optimaal te zijn: geen slecht verwarmde kerken of harde banken dus! De liederen die in de kerken werden gezongen, getuigden vaak van vreugde, en vreugde was volgens Finney niet in overeenstemming met de ernst van het gebed. In de hemel kon er genoeg gezongen worden; hier op aarde was echter diepe ernst geboden. De veronderstelling dat opwekkingen wonderen waren waarop men alleen passief kon hopen, wees Finney resoluut van de hand. Geloof was actie, een kwestie van ondernemingslust, initiatief tonen. Revivals konden worden opgeroepen door wetenschappelijke methoden en door grondige kennis van de menselijke psyche.
Spreken in gewone taal
Sommigen kritiseerden Finney omdat hij niet wist waarover hij sprak en omdat hij de tale Kanaäns niet beheerste. Maar Finney beweerde juist: ‘It must be in the language of common life.’ Gebaren gebruikte Finney ook veel. Men moest binnen bepaalde perken blijven maar er evenmin bang voor zijn emoties te tonen en te bespelen. Een predikant moest dus een soort acteur zijn. Later in zijn leven nuanceerde hij deze stellingen enigszins. ‘Ik besef in sommige zaken naar daad en geest gedwaald te hebben.’
Hoogleraar
Finney werd hoogleraar in de theologie (Oberling College in Ohio). Hij moest nu zorgdragen voor de opleiding van de studenten. Ze moesten de Bijbel in de ene hand hebben en de landkaart van de menselijke geest in de andere. Finney: ‘U bent gemaakt om na te denken. God heeft het zo ingericht dat religie denken vereist, diep nadenken.’
Volmaaktheid
Volgens Finney was het de plicht van elke christen om naar volmaaktheid te streven. Hij bemoeide zich met de kleinste details van het leven van de studenten: ze mochten bijvoorbeeld niet op de grond spuwen en niet hun mond aan het tafellaken afvegen. Ook moesten ze slapen bij het open raam en de studie afwisselen met pittige lichamelijke arbeid. Hij schreef een dieet voor dat bestond uit louter heilzame spijzen en dranken. Tijdens conversatie moesten luchtige onderwerpen zoveel mogelijk worden vermeden. Een dienaar van God moest een ernstig en heilig man zijn. Zijn handleiding zou nog lang gebruikt worden!
Overige
Finney vond de dominees van de oude stempel niets: ze waren ‘cold, stupid and dead’. Finney dacht dat de kritiek op hem kwam doordat men jaloers op hem was. Finney distantieerde zich uitdrukkelijk van de predestinatieleer: godsdienst was geen kwestie van uitverkiezing, maar van actie: ‘Religion is something to DO, not something to wait for.’ In feite was Finney een ordeverstoorder. Hiermee was hij deel van de beweging waarvan president Andrew Jackson de woordvoerder en het symbool zou worden. ‘De best opgeleide dominees zijn degenen die de meeste zielen winnen.’ Finney predikte een totale oorlog tegen satan; hij zei: ‘Maar ik zeg u, Hij ziet het wel en van de koers die zij (=christenen) kiezen zal het afhangen of Hij deze natie zal zegenen of verdoemen.’ Finney was de eerste die een How to…-boek schreef.
Ook in het streven naar volmaaktheid heeft Heartcry wel overeenkomsten met Finney....