Kaw schreef:Samengevat stellen jullie, Afgewezen en zonderling, dat de wet er altijd is geweest. Daarom maakt het niet uit wat God precies van Adam eiste en de openbaring van de 10 geboden is enkel een verduidelijking geweest van wat iedereen van nature altijd al wist.
Ik zal dit niet exact zo voor mijn rekening nemen, maar je noemt wel een aantal essentiële zaken:
1. De wet der zeden was de mens vóór de zondeval ingeschapen. (Maar de mens heeft door de val deze kennis voor een belangrijk deel ook weer verloren, hoewel in het geweten een overblijfsel aanwezig is.)
2. De wet der zeden was opgenomen in het Verbond met Adam.
3. De wet der zeden zoals gegeven op Sinaï was inderdaad onder meer een verduidelijking.
Maar waarom schrijft Paulus dan: maar de zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. En dat schrijft hij vaker. Romeinen 2:12 Want zovelen, als er zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en zovelen, als er onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden; Rom. 7:8 ...want zonder de wet is de zonde dood.
Romeinen 4:15 Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, [daar] is ook geen overtreding.
1. Laten we voorop stellen dat ook vóór Mozes' tijd de zonde wél werd toegerekend. Je noemt zelf hier ook enkele voorbeelden van. Je mag deze tekst dus niet verabsoluteren.
2. 'Zonder de wet' en 'onder de wet' betekent niet zozeer vóór en ná Mozes, maar veel meer zonder de kennis van de wet (de heidenen) en wél met de kennis van de wet (het Joodse volk).
3. Het feit dat mensen ook zonder (de kennis van) de wet verloren gaan, zoals Paulus stelt in de door jou aangehaalde tekst, betekent zeer duidelijk dat er een andere wet is waardoor zij geoordeeld worden, namelijk de wet der natuur. En deze wet der natuur is in feite dezelfde wet der zeden, alleen na de zondeval veel minder duidelijk.
Ik vind het zeer vergezocht om het werkverbond (zoals normaliter gedefinieerd alszijnde het gebod van God dat Adam niet zou eten van de boom der kennis van goed en kwaad...
Lees eens de Gereformeerde theologie, begin bijvoorbeeld eens bij de Westminster confessie. Nogmaals, de 10 geboden vormden de voornaamste stof van het verbond met Adam. Dat is ALTIJD in de Gereformeerde theologie volgehouden, zelfs door Coccejus. Je spreekt over 'normaliter gedefinieerd'. Mag ik dan weten op wie je je in dit verband beroept?
...en niet zoals Zonderling het werkverbond voor het gemak uitsmeert over alle verbonden, behalve het genadeverbond, heen als God's openbaring van de wet te zien.
1. De zedelijke wet is een eeuwige wet, en in ieder verbond neemt deze wet weer een bepaalde plaats in. Die plaats is in het Genadeverbond een geheel andere dan in het Werkverbond trouwens.
2. Ik heb gezegd dat iedereen die niet door Christus gered is, nog ligt onder de eis en de vloek van het Werkverbond. Want niet God heeft dit verbond gebroken, maar de mens.
3. Je mag wat mij betreft in plaats van Werkverbond zeggen: onder de eis en de vloek van de Wet (die een eeuwige wet is). Wanneer we het daar over eens zijn, dan hoeven we niet meer te twisten over het Werkverbond.
4. En zelfs geldt de eis van de Wet óók de gelovigen. Maar Christus heeft die eis voor hen vervult én de straf op de overtreding gedragen. Daarom is de kennis van de Wet zo belangrijk, want zonder dat weten we ook niets van het Evangelie af.
Dat is ook merkwaardig omdat Adam nog moest leren wat goed en kwaad was, want dat wist hij immers niet? Pas na de vrucht van die boom had Adam een bezef van goed en kwaad. Daarom heette die boom zo.
De wet eist het goede en Adam was het goede ingeschapen. Ik zie het merkwaardige niet.
In het licht van Paulus opvatting over de periode tussen Adam en Mozes zie ik de dogmatiek op dit punt als een filosofie die logica hanteerd als middel om via doorredeneren tot de conclusie te komen dat God Adam schiep met alle mogelijke kennis van alle wetten die God later nog openbaard in de schrift, om een aantal zaken te kunnen verklaren die zouden botsen wanneer je de visie van Paulus zou aanhouden over de val van Adam en de functie van de wet van Mozes.
1. Deze logica is wel gebaseerd op de schriftopenbaring dat Adam geschapen is naar Gods beeld en dus ook een ingeschapen kennis en gerechtigheid bezat om naar Gods wil zoals uitgedrukt in de Wet der zeden te leven. Dat is voluit naar de Schrift.
2. De visie van Paulus vormt daar helemaal geen tegenstelling mee, integendeel.
Ik denk dat de kern ligt in het feit dat we een verklaring zoeken dat zou moeten duidelijk maken dat ook mensen zonder de wet van Mozes verloren gaan. Paulus schrijft daar gelukkig ook zelf over en spreekt over een in het hart geschreven wet van zichzelf. Toch spreekt Mozes ook van de periode tussen Adam en Mozes waar de dood wel geheerst heeft als straf op de zonde van Adam, waar ook straf was op de zonde, maar waar de zonde dood was totdat de wet aan Mozes geopenbaard werd. Die wet maakt de zonde weer levend zoals Paulus ook zelf zegt: Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven.
1. Je spreekt over de periode tussen Adam en Mozes en je spreekt over een periode in Paulus' leven. Dat zijn twee heel verschillende zaken, al is er inderdaad wel een bepaalde overeenkomst.
2. De wet openbaart duidelijk de zonde. Maar ook zonder de wet is er zonder en schuld, alleen de KENNIS ervan ontbreekt dan. Dáárover spreekt Paulus.
3. De heidenen missen ook ná Mozes' tijd van de 10 geboden. Toch liggen zij ook onder de eis van de wet en de vloek van de overtreding. Het valt moeilijk vol te houden dat dit zo is omdat de Wet aan Mózes gegeven is als zij ook al niet tevoren gegeven zou zijn. Want bij Sinaï waren de heidense volken niet aanwezig. Alleen daarom al gaat je hele redenering niet op.
4. Dat er geen toerekening van de zonde is zonder de wet is waar. Maar (a) er is wel een zekere toerekening zonder geschreven of duidelijk geopenbaarde wet (denk aan Kaïn enz.) en (b) de toerekening van de zonde mét kennis van de geopenbaarde wil van God zal veel sterker zijn, dat vinden we bijvoorbeeld ook in één van de Evangelieën.
5. In welke mate de zonde toegerekend wordt, is dus niet gelegen in de vraag of iemand vóór of ná Mozes geboren is, maar is gelegen in de mate van kennis van die wet, hetzij vanuit het geweten hetzij vanuit de Schriften.
Ik probeer de vraagstelling hier eerst op toe te spitsen om te voorkomen dat we uitmonden in een breed scala van discussieonderwerpen die we misschien later nog bespreken, maar dit wil ik eerst als onderwerp uitspreken:
Waarom zegt Paulus dit en waarom wordt dit genegeerd in de reformatorische dogmatiek?
Met alle respect, maar lees eerst eens de kanttekeningen in de Statenvertaling.
M.vr.gr.,
Zonderling