Geplaatst: 01 apr 2003, 15:02
Ik heb trouwen in aansluiting op dit alles een andere vraag/opmerking. In de Gergem wordt heel vaak de weg bepreekt die God met een zondaar houdt. Vaak komt dat op het volgende neer (neem me niet kwalijk, ik moet veralgemeniseren): In het uur van de wedergeboorte stort God Zijn liefde in het hart van de zondaar uit. Die zondaar gaat God missen, hij ziet in dat schuldig staat tegenover een drieenig God. Hij gaat zijn verloren staat inleven. Hij billijkt God in het recht hem te verdoemen. In zijn eigen ogen is de zondaar niet rechtvaardig voor God. In de ogen van God wel. Het is dan een lange weg naar Christus toe. Ik bedoel naar de kennis van Christus toe. De kennis dat Jezus onze Borg is, onze persoonlijke Verlosser.
Tot zover de veralgemeniseerde weg. Het bezwaar wat ik hier tegen heb is het volgende: wedergeboorte en de kennis van Christus worden heel vaak uit elkaar gehaald. Men kan wel wedergeboren zijn, maar Christus nog niet kennen. Dat is een dwaling, mijn inziens. Een dwaling waardoor velen menen wedergeboren te zijn en naar de hemel te gaan, terwijl ze Christus nog niet kennen.
Dit alles is in tegenspraak met wat onze oudvaders leren. Ik wil dit onderstrepen met een citaat uit de Redelijke Godsdienst van Brakel, hoofdstuk 31 over de wedergeboorte. Ik zou het hele hoofdstuk wel weer willen geven, omdat het heel mooi is. Maar ik beperk me tot het onderstaande:
XII. Vóór de eerste daad des geloofs is de mens dood, hoe vele voorbereiden de bewegingen hij ook mocht ontvangen hebben. Als wij voorbereiding stellen, zo weet, dat wij daardoor niet verstaan beginselen des levens, verre van daar; in alle de voorbereidingen is en blijft de mens dood, en zijn daden kun-nen God niet behagen, hoe deugdzaam dat ze schijnen.
Het eerste beginseltje des levens ontvangt hij met de eerste daad des geloofs, geloof en leven zijn in de tijd gelijk, maar in de orde gaat het geloof voor, als een oorsprong des levens; want daar is geen leven dan in de vereniging met Christus, die hun Leven is, en het geloof is het middel van vereniging met Christus. Waaruit blijkt de dwaasheid dergenen, die eerst verloochening, die éérst heiligheid zoeken; deze stellen zich in het uiterste gevaar om nooit weder-geboren te worden.
XIII. Zo iemand mij vraagt: waaraan hij zijn eerste begin van wedergeboorte zal kennen?
Ik antwoord: van de eerste daad des geloofs.
Vraagt men verder: wanneer men de eerste daad des geloofs oefent, en of men de tijd niet moet of kan weten?
Ik antwoord: men behoeft die tijd niet te weten, en men kan hem ook niet vast weten. Begint men van de eerste heftige overtuiging, men had toen, naar alle waarschijnlijkheid, het geloof nog niet; begint men het geloof van de eerste daad des geloofs, die men met bewustzijn en bijzondere hartelijk-heid deed, zo rekent men te laat, want naar alle waarschijn-lijkheid had men het geloof al te voren; zodat ik acht, dat men de nette tijd van het begin des geloofs en der weder-geboorte niet of zeer zelden weten kan. Ook is het niet nodig zulks te weten, 't is genoeg, als men op goede gronden uit het Woord Gods en uit goede kennis van zijn hart en daden besluiten kan, dat men gelooft en wedergeboren is, waarvan wij in het vervolg zullen spreken.
Men moet niet menen, dat iedere daad zo op elkander en op zo een orde na elkaar in de ziel komt en volgt, als wij ze hier beschreven hebben. Neen, wij kunnen het niet tegelijk zeggen, en daarom moeten wij het een na het andere stellen.
Maar al de bovengeschreven bewegingen werken dikwijls in de ziel door elkander; nu komt het een meest op het hart, dan het andere, en soms alle in éne oefening. Zodat niemand ook over de orde zwarigheid moet maken, of in het terugzien hoe bij werkzaam geweest is, of in het beginnen. En ofschoon niemand door een andere weg geleid wordt, als ik hier in deze vierde aanmerking voorgesteld heb, die bekommere zich daardoor ook niet; des Heeren handelingen zijn wonder verschillend.
Ook heb ik ze niet alle hier terneer -gesteld. Ik heb sommige met voordacht verzwegen, omdat ze geheel buitengewoon zijn, doch wél door en naar het Woord. En ikzelf zou ze kwalijk geloofd hebben, had ik zulke zielen zelf niet behandeld.
Deze gestelde zijn genoeg, en ik zeg dit laatste alleen om een ziel niet te ontrusten, die op een buiten-gewone wijze overgebracht mocht zijn geworden, als het maar door het Woord geschied is, 't zij dat zij redelijk onderscheiden kennis had van de gronden der waarheid, 't zij dat zijn kennis zeer ver-ward, duister, algemeen en maar van horen prediken, of horen vertellen van iemand was, als hij maar van Christus en Zijn lijden en sterven gehoord heeft, dat noem ik ook door het Woord; want Christus wordt alleen in het Woord geopenbaard. Zodat hij geen uitdrukkelijke Schriftuurplaats behoeft in 't oog gehad te hebben.
Tot zover Brakel, graag zou ik jullie reactie hier eens op horen!
Gode bevolen, Hans
Tot zover de veralgemeniseerde weg. Het bezwaar wat ik hier tegen heb is het volgende: wedergeboorte en de kennis van Christus worden heel vaak uit elkaar gehaald. Men kan wel wedergeboren zijn, maar Christus nog niet kennen. Dat is een dwaling, mijn inziens. Een dwaling waardoor velen menen wedergeboren te zijn en naar de hemel te gaan, terwijl ze Christus nog niet kennen.
Dit alles is in tegenspraak met wat onze oudvaders leren. Ik wil dit onderstrepen met een citaat uit de Redelijke Godsdienst van Brakel, hoofdstuk 31 over de wedergeboorte. Ik zou het hele hoofdstuk wel weer willen geven, omdat het heel mooi is. Maar ik beperk me tot het onderstaande:
XII. Vóór de eerste daad des geloofs is de mens dood, hoe vele voorbereiden de bewegingen hij ook mocht ontvangen hebben. Als wij voorbereiding stellen, zo weet, dat wij daardoor niet verstaan beginselen des levens, verre van daar; in alle de voorbereidingen is en blijft de mens dood, en zijn daden kun-nen God niet behagen, hoe deugdzaam dat ze schijnen.
Het eerste beginseltje des levens ontvangt hij met de eerste daad des geloofs, geloof en leven zijn in de tijd gelijk, maar in de orde gaat het geloof voor, als een oorsprong des levens; want daar is geen leven dan in de vereniging met Christus, die hun Leven is, en het geloof is het middel van vereniging met Christus. Waaruit blijkt de dwaasheid dergenen, die eerst verloochening, die éérst heiligheid zoeken; deze stellen zich in het uiterste gevaar om nooit weder-geboren te worden.
XIII. Zo iemand mij vraagt: waaraan hij zijn eerste begin van wedergeboorte zal kennen?
Ik antwoord: van de eerste daad des geloofs.
Vraagt men verder: wanneer men de eerste daad des geloofs oefent, en of men de tijd niet moet of kan weten?
Ik antwoord: men behoeft die tijd niet te weten, en men kan hem ook niet vast weten. Begint men van de eerste heftige overtuiging, men had toen, naar alle waarschijnlijkheid, het geloof nog niet; begint men het geloof van de eerste daad des geloofs, die men met bewustzijn en bijzondere hartelijk-heid deed, zo rekent men te laat, want naar alle waarschijn-lijkheid had men het geloof al te voren; zodat ik acht, dat men de nette tijd van het begin des geloofs en der weder-geboorte niet of zeer zelden weten kan. Ook is het niet nodig zulks te weten, 't is genoeg, als men op goede gronden uit het Woord Gods en uit goede kennis van zijn hart en daden besluiten kan, dat men gelooft en wedergeboren is, waarvan wij in het vervolg zullen spreken.
Men moet niet menen, dat iedere daad zo op elkander en op zo een orde na elkaar in de ziel komt en volgt, als wij ze hier beschreven hebben. Neen, wij kunnen het niet tegelijk zeggen, en daarom moeten wij het een na het andere stellen.
Maar al de bovengeschreven bewegingen werken dikwijls in de ziel door elkander; nu komt het een meest op het hart, dan het andere, en soms alle in éne oefening. Zodat niemand ook over de orde zwarigheid moet maken, of in het terugzien hoe bij werkzaam geweest is, of in het beginnen. En ofschoon niemand door een andere weg geleid wordt, als ik hier in deze vierde aanmerking voorgesteld heb, die bekommere zich daardoor ook niet; des Heeren handelingen zijn wonder verschillend.
Ook heb ik ze niet alle hier terneer -gesteld. Ik heb sommige met voordacht verzwegen, omdat ze geheel buitengewoon zijn, doch wél door en naar het Woord. En ikzelf zou ze kwalijk geloofd hebben, had ik zulke zielen zelf niet behandeld.
Deze gestelde zijn genoeg, en ik zeg dit laatste alleen om een ziel niet te ontrusten, die op een buiten-gewone wijze overgebracht mocht zijn geworden, als het maar door het Woord geschied is, 't zij dat zij redelijk onderscheiden kennis had van de gronden der waarheid, 't zij dat zijn kennis zeer ver-ward, duister, algemeen en maar van horen prediken, of horen vertellen van iemand was, als hij maar van Christus en Zijn lijden en sterven gehoord heeft, dat noem ik ook door het Woord; want Christus wordt alleen in het Woord geopenbaard. Zodat hij geen uitdrukkelijke Schriftuurplaats behoeft in 't oog gehad te hebben.
Tot zover Brakel, graag zou ik jullie reactie hier eens op horen!
Gode bevolen, Hans