Ik was door mijn werk maar 1 keer in de gelegenheid om een dienst te bezoeken in onze gemeente. In de middagdienst (waar ik was) kwam er een oud emiritus predikant die bij ons heeft gestaan en zo'n 8/9 jaar geleden is vertrokken.
Het was indrukwekkend om de man weer te horen waar ik als kind menig dienst bij had gezeten, mn eerste cathegisatieles van heb gehad... gewoon de dominee waar ik als kind mee ben opgegroeid, weer te horen met een fantastische preek!
Openbaring 7
1 En na dezen zag ik vier engelen staan op de vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch tegen enigen boom.
2 En ik zag een anderen engel opkomen van den opgang der zon, hebbende het zegel des levenden Gods; en hij riep met een grote stem tot de vier engelen, welke macht gegeven was de aarde en de zee te beschadigen,
3 Zeggende: Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, totdat wij de dienstknechten onzes Gods zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden.
4 En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israels.
5 Uit het geslacht van Juda waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Ruben waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Gad waren twaalf duizend verzegeld;
6 Uit het geslacht van Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Manasse waren twaalf duizend verzegeld;
7 Uit het geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Levi waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld;
8 Uit het geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Jozef waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld.
9 Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm takken waren in hun handen.
10 En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam.
11 En al de engelen stonden rondom den troon, en rondom de ouderlingen en de vier dieren; en vielen voor den troon neder op hun aangezicht, en aanbaden God,
12 Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen.
13 En een uit de ouderlingen antwoordde, zeggende tot mij: Dezen, die bekleed zijn met de lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen?
14 En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.
15 Daarom zijn zij voor den troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen.
16 Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte.
17 Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Vers 13 en 14 was het tekstgedeelte voor de preek! Uit een
grote verdrukking gkomen zijnde en de klederen in het bloed van Christus gespoeld.
De klederen waren vuil van de zonden maar door het bloed van het Lam zijn dze wit gewassen en mogen ze eeuwig juichen voor Gods troon, Hem aanbidden over de genade die Hij gegeven heeft door het Bloed van Het Lam!
Hij eindigde met de woorden:
Halleluja, Hosanna, Marantha
Na de preek zongen we
Dan zingen wij, in God verblijd
Aan Hem gewijd,
Van's Heeren heerlijkheid,
Zijn Majesteit
Ten top gestegen;
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog
Op hen het oog,
Die need'rig knielen;
Maar ziet van ver met gramschap aan
Den ijd'len waan
Der trotse zielen.
Als ik, omringt door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven;
Is 't dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven
De Heer is zo getrouw als sterk;
Hij zal Zijn werk
voor mij volenden
Verlaat niet wat Uw hand begon
O levensbron
Wil bijstand zenden
psalm 138:3&4