Ds. L. Vroegindeweij schreef in 1952 in het Gereformeerd Weekblad nogal kritisch over het zingen van gezangen.
Was ds. L. Vroegindeweij nu zo'n kritische dominee, en velde hij een te hard oordeel? Of… moeten we dat als tijdgebonden lezen en denken we nu vrijer?
OVER DE GEZANGEN.
De opmerkzame lezer zal waarschijnlijk wel even stil gestaan hebben bij de uitdrukking, dat de Bonders niet alle gezangen zingen. Hoe heb ik het nou, heeft hij gedacht, die Bonders (verkeerde naam voor gereformeerd Hervormden) zingen niet één gezang. Mijn oude dominee, die liet niet alle gezangen zingen, want er stonden van die vreemde, zo goed als vrijzinnige tussen. Maar een Hervormd gereformeerde, zingt toch niet één gezang? Wacht even, de gereformeerden in de Hervormde Kerk hebben een hele bundel gezangen man. Die bundel is op de synode van 1618/19 te Dordrecht vastgesteld, nou en we zingen er wat dapper uit. De Lofzangen van Zacharias b.v. weet u wel, en van Maria. Echt Nieuwtestamentische gezangen!
Ja, maar waarom zingen ze dan die andere gezangen ook maar niet? Hebt u Paul Krüger gekend? Dat was een flinke kerel nou? Wist u dat hij ook een Gereformeerde Bonder was? Hé, nu zeg ik het weer niet goed, ik bedoel, dat hij geen gezangen wilde zingen uit die bundels van de 18e eeuw. Als u mij belooft, dat u niet kwaad wordt, zal ik u vertellen waarom niet, met zijn eigen woorden:
Ik erken, zei Krüger op een vraag:
"er zijn sommige heerlijke gezangen in uw bundel, doch er zijn ook gezangen met een verkeerde zuurdesem. Om een beeld te gebruiken: er is als een ruime tafel met allerlei gerechten. Nu zijn er zeer goede schotels, maar er zijn ook schotels met vergif. Gij en ik weten mogelijk te onderscheiden, in welke schotel het gezonde eten is, maar anderen niet. Doch als wij gaan aanzitten en eten trekken we met ons voorbeeld anderen om zulks ook te doen. Zij hebben die gave der onderscheiding niet, eten het vergif, en zijn we dan niet schuldig aan Romeinen 14: 1: Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch iets waaraan uw broeder zich stoot of geërgerd wordt, of waarin hij zwak is."
Ja, dat zei President Paul Krüger. Misschien bent u met dit verhaaltje nog niet helemaal tevreden. Laat ik het dan met mijn eigen woorden zeggen. Er zijn in de gezangenbundels, die na het jaar 1800 zijn ingevoerd ongetwijfeld liederen, die men zou kunnen zingen. Maar men moet bedenken, wat Krüger ook zei, dat men de hele bundel tegelijk invoerde. Dat betekent, dat men een massa dwalingen de Kerk ingezongen heeft. Ds. Huet schreef terecht:
„Het is een onloochenbare zaak, dat de invoering van de gezangenbundel krachtig heeft medegewerkt tot invoering van het liberalisme en dus tot verval der Kerk". Ja maar, zegt men dan, wij zijn de Kerk van het Nieuwe Testament, en dus moeten we de psalmen en geestelijke liederen van het Nieuwe Testament zingen. Als dat waar is, moet u in elk geval dan niet de gezangen van tegenwoordig zingen, want dat is geen bundel uit het Nieuwe Testament, maar uit de Kerkgeschiedenis. De Ariaan, de Remonstrant, de Roomse en de Griekse dwaalleer en noem verder wat je wilt, zingt daarin rustig mee. Prof. A. A. van Ruler heeft dit blijkbaar ook begrepen als hij in zijn artikel over „De bevinding" met het oog op de verwerping van het zingen van bepaalde gezangen schrijft:
„Men moet daarvan niet zeggen, dat zo het nieuwtestamentische lied verworpen is. Verworpen is alleen het kerkelijke lied." Hij vervolgt dan: „
De gezangen zijn meer geïnspireerd door het dogma der kerk dan door het profetisch-apostolische kerugma aangaande de Heere." Ik meen dat hij het toch niet goed ziet, wat de binding aan het dogma betreft, want ons bezwaar is juist, dat gezangen voor hun deel geïnspireerd zijn door een ander dogma dan dat der Kerk. Trouwens de professor is ook mis, als hij schrijft, dat men het zingen van gezangen verwerpt. Men verwerpt bepaalde bundels gezangen en andere niet.
Al die geleerdheid, zegt een ander weer. Ik houd van de gezangen; want de naam van Jezus komt erin voor. Nu dat is mooi, hoewel het nog mooier is als de zaak van Jezus er recht in wordt voorgesteld. Als in een vrijzinnige preek - laten we zeggen van 50 jaar geleden - de naam van Jezus werd genoemd, was het dan goed? Maar nu heb ik voor u nog een aparte vraag. Wist u dat er ten minste één gezang is, waaruit de naam van Jezus is geschrapt? Wat zegt u daarvan? Nee, ik begrijp het, dat gelooft u niet. Hebt u een gezangboek in huis? Het allernieuwste? Nou, zoek dan maar eens op gezang 196. Lees het oplettend door en vertel mij dan maar eens, waar in dit gezang de naam van Jezus staat. Als u alleen maar een oude bundel hebt, moet u bij gezang 20 wezen. Dat is een lied, waarvan Hieronymus van Alphen de maker is. Maar het was blijkbaar niet geschikt om in onze kerk te worden gezongen, want er zijn sterke wijzigingen in aangebracht. De naam van Jezus kwam in het oorspronkelijke gedicht voor, doch in het gewijzigde niet. Die naam is dus geschrapt. U kunt dit zelf nagaan. Vanaf vers 8 in gezang 196 luidde het gedicht bij van Alphen als volgt:
- Als wij de doodsvallei betreen.
1. Laat ons de beste vriend alleen,
Maar Jezus draagt ons in Zijn schoot.
Tot aan en over. graf en dood.
2. De tijd komt stil, maar zeker aan,
Als ik mijn grafplaats in zal gaan,
Bereid u voor dien stond, mijn geest!
Opdat gij dan niet ijdel vreest.
3. Maar ach; hoe houd ik mij gereed?
'k Heb halssieraad noch staatsiekleed!
Hoe ga ik Jezus in 't gemoet.
En val Hem waardiglijk te voet?
4. In Zijnen mantel ingehuld,
Heb ik een deksel voor mijn schuld;
En 't kleed van Zijne heiligheid
Is mij tot sieraad toebereid.
5. Ach! niets van ons! maar 't al van Hem!
Zo komt men in Jeruzalem!
Zo treedt men nedrig - onbevreesd,
Gods tempel in - bij 't hoge feest.
Dat zijn de coupletten uit van Alphén. Deze zijn samengevat in de twee volgende gezangverzen:
- *Als wij de doodsvallei betreên
Laat ons elk aardse vriend alleen,
Maar Hij, de beste vriend in nood,
Verzelt ons over graf en dood.
*Komt, treên wij dan bemoedigd voort
In vast vertrouwen op Zijn woord.
Hoe moeilijk ons de weg ook schijn?
Het eind zal zeker zalig zijn.
Wat zei u ook alweer, dat u zo graag de naam van Jezus zong in de kerk? Waarom vindt u het dan goed, dat de naam en het werk van Jezus netjes uit gezang 196 is weggewerkt? Dit is maar een voorbeeld. De gezangen zuigen de dwalingen de kerk in, dat is de zaak. Daarmee is niet gezegd, dat er niets goeds in staat, maar de zaak is, dat er te veel goeds niet in staat en te veel kwaads wel.
Aan het slot wil ik nog op één misverstand wijzen. Velen doen het voorkomen alsof voor ons gereformeerde Hervormden het al of niet zingen van het gezang de hoofdzaak is en dat in de prediking verder weinig verschil is. Helaas is dit meestal niet zo. Er is nog altijd een groot verschil in de prediking van b.v. een gezangen zingende links-midden-orthodoxe prediking en een gereformeerd Hervormde. Misschien kan dat links er wel af.
De prediking is echter bij ons hoofdzaak en niet de liturgie. Dat kan in onze kerk iedereen niet zeggen. Zelfs maken soms hele gemeenten van de liturgie de hoofdzaak, soms van één gezangetje. Maar het wordt tijd, dat we deze bijzaak dan ook verder laten rusten en meer naar de diepte afsteken