Helaas zie ik dat men mij verkeerd begrijpt. Daar zal ik zelf ook aanleiding voor gegeven hebben door zaken niet duidelijk genoeg weer te geven. Ik wil e.e.a. verder toelichten.
Waarom kom ik met Arminius aanzetten?
Omdat het Arminius was die als eerste een denklijn doortrok vanuit de verwerping, verder dan tot dan toe gangbaar. De reformatie trok tot dan toe in de dogmatiek enkel een lijn vanuit de verkiezing en stelde voor de verwerping niets anders dan dat het was vanwege ongeloof en dat het van eeuwigheid in Gods raad besloten lag zonder dat God het ongeloof werkt. De reformatie leert dat de mens in het ongeloof blijft en onder de verkondiging van het Evangelie verhard. Het ongeloof is een gevolg van de zondeval en zonden. Oorzaak ligt bij de mens zelf. God laat de mens daar liggen tenzij de mens zich bekeert en gelooft. God is het Zelf die uit genade verkiest wie Hij wederbaart door Zijn Woord door de werking van Zijn Geest.
Door een verdere lijn te trekken van verwerping naar ongeloof begeeft men zich op het spoor dat de remonstranten als eerste trokken.
Mijn bezwaar tegen het ontkennen van de algemene genade hangt hier mee samen. Temeer omdat deze ontkenning een aantal misvattingen meebrengt die men in de kerkgeschiedenis heeft aangeduidt als Hypercalvinisme. En ik neem aan dat niemand daarvoor door wilt gaan. Dan zullen we heel gedegen de misvattingen moeten uitéénzetten om te zien of we het wel over dezelfde begrippen hebben.
Misvatting 1: Er is geen algemene genade want genade is onwederstandelijk.
De misvatting: Het
want verbindt algemene genade met onwederstandelijk. Dat is een ontkenning van een onderscheid in genade, voortkomend uit Gods deugden en de verzoening in Christus.
De verzoening is een genade die zonden verzoent. De genade als eigenschap van God is niet afhankelijk van de zonde en daarmee van de mens. Gods eigenschappen zijn van Eeuwigheid. De mens en zijn daden niet.
De onwederstandelijke genade betreft de genade die wordt uitgedeeld op basis van Christus'zoenoffer aan het kruis. De uitdeling is op basis van een soevereine verkiezing uit liefde. De onwederstandelijke genade wordt betoond aan de uitverkorenen die van eeuwigheid zijn verkozen tot zaligheid. Die verkozen zijn omdat er een volkomen, al(les)genoegzame verzoening is teweeggebracht en daarmee in overeenstemming blijft met Gods Recht. Gods Deugden genade en rechtvaardigheid blijven zo volkomen ongeschonden.
Er is verzoening genoeg voor alle zondaren. De volheid van de verzoening als zodanig is niet afmeetbaar aan een aantal mensen. De toepassing wel. Die is voor de uitverkorenen; De genade die de verzoening in Christus doet delen maakt de rechtsgrond uit die de algemene genade niet bevat. De algemene genade geeft geen verzoening. Maar wijst op de verzoening die wordt uitgedeeld enkel aan hen die geloven.
Uitgedeeld vanuit een verborgen raad. Onder de verkondiging van het Woord dat predikt dat de verborgen raad onder de prediking wordt geopenbaard. Wie in het Evangelie gelooft mag zich uitverkoren weten. In die volgorde.
Het feit dat mensen in aanraking komen met Gods Woord is een genadige daad van God. Want wie zal ontkennen dat Gods Woord een Evangelie van vrije genade is? Dat is niet afhankelijk van de toehoorder. Als een mens volhard in ongeloof, dan is het Evangelie nog niet een Evangelie zonder genade geworden. Het Evangelie is Gods Woord en daarmee een vast en onwankelbaar getuigenis.
Ongeloof is de boodschap van verzoening in Christus verwerpen. De boodschap dievia de rede van de mens wordt gebracht in de dwaasheid der prediking. Daarmee wordt dat onwankelbare Woord van God tot leugen gemaakt. Daarmee komt geen verkiezing openbaar. Maar ook geen verwerping! Want dat komt pas openbaar nadat een zondaar in zijn ongeloof sterft. Zolang men leeft moeten de Evangeliedienaars blijven getuigen van de Waarheid van de Blijde Boodschap, hoe verhard de zondaar ook is. Zelfs na 1000 preken. Ongeloof is een daad van de menselijke rede die het beter meent te weten dan de Heere. Ongeloof wijst af dat hij of zij een zondaar is, door God gemaakt en Hem eer verschuldigd is. Ongelooft wijst daarom ook genade af. Want als de zondaar Gods heerschappij niet erkent, zal deze zeker niet erkennen zondaar voor God te zijn en al helemaal niet van genade te moeten leven. Ondanks de verkondiging van het aanwijzen van schuld en genade eigen eer boven een Maker en Formeerder stellen. Die verkondiging die maar één doel heeft:
Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen. Die boodschap zelf is genade. Genade die nodigt tot bijzondere genade. Te verkrijgen om niet. Dóór het geloof. Wie niet gelooft:
Wee u, Chorazin! wee u Bethsaida! want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben. Doch Ik zeg u: Het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in den dag des oordeels, dan ulieden. En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. Doch Ik zeg u, dat het den lande van Sodom verdragelijker zal zijn in den dag des oordeels, dan u.
Misvatting 2: De Arminianen leerden een algemene genade, net als de contraremonstranten, maar plaatsten dat in het kader van de vrije wil. Niet de algemene genade als zodanig.
En dat werd mij hier op het forum kennelijk aangemeten. Ik heb verderop in de post een aantal citaten van Calvijn geplaats om mijn betoog te onderbouwen.
Misvatting 3: Als er een verwerping is, dan worden niet alle mensen zalig. Dan krijgen niet alle mensen genade. En God biedt niet iets aan wat Hij niet geeft. En dus is er geen aanbod van genade.
Waarom misvatting: Dit is precies de denklijn van de remonstranten. Ja, ik voer het weer op. De fout zit in het beredeneren vanuit de verwerping.
Verkiezing en Evangelie zijn geopenbaard. Verkiezing openbaart zich in de vruchten van het geloof, Het Evangelie openbaart zich in de prediking.
De verwerping openbaart zich niet. En dan mogen we nooit een geopenbaard Evangelie vanuit een niet geopenbaarde verwerping gaan terugredeneren. Dat is de aanval van de remonstrantie geweest! Ken je kerkgeschiedenis om de DL te verstaan!
Een redenatie met een vertrekpunt vanuit de verwerping is een arminiaans denkpatroon (dat de filosofie boven de geopenbaarde Schrift stelt) dat de remonstranten steeds weer hanteerden om de predestinatieleer te beschuldigen van onbijbels omdat het niet klopt met Joh. 3:16. De mens zou vanuit deze arminiaanse denkwijze een stuk hout zijn. Een stok en blok dat geheel overgeleverd is aan de soevereiniteit van God die van te voren alles bepaald heeft.
Gomarus en de contraremonstrantie wees deze beschuldiging van de hand. In deze context moet je de acta etc. lezen, wil je deze recht verstaan.
De denkwijze van Arminius maakt God tot de auteur van de zonde. Want als de mens geen mogelijkheid wordt geboden om behouden te worden vanwege een verwerping van eeuwigheid, dan verschilt de verworpen mens niet van de gevallen engelen. Dit haalt ook Gomarus aan, en heb ik eerder hier geciteerd. Hier wordt door de remonstranten de menselijke verantwoordelijkheid uitgeschakeld. Arminius heeft als 'reparatie' voor dit punt de vrije wil opgevoerd om die verantwoordelijkheid te benoemen en is hier verder op gaan borduren.
De contraremonstranten stelden echter dat niet verder moest worden gesystematiseerd dan te stellen dat de zonden oorzaak zijn en dat dit in Gods Raad bestaat, maar niet de wil van God is.
Vandaar een onderscheiding in de dogmatiek van verborgen en geopenbaarde wil van God. Dat er een niet sluitend logisch/filosofisch systeem ontstaat, heeft de contratremonstrantie erkent met een beroep op Gods Woord. Overigens wist ook Augustinus dat veel eerder ook al in zijn strijd met de Pelagianen.
Om de afzonderlijke standpunten in dezen verder te bestuderen kan ik onderstaande links aanbevelen:
http://www.theologienet.nl/documenten/W ... kingen.pdf
http://www.theologienet.nl/documenten/L ... tuigen.pdf (Reactie op bovenstaande link)
http://www.theologienet.nl/documenten/A ... oeping.pdf
http://www.webkey.nl/vanvalensite/image ... ekomen.doc
En let vooral op de bronverwijzingen en broncitaten.
Bronnen die ikzelf gebruikt heb:
- dhr. Edward Fisher, Merg van het Evangelie. Vertaald door ds. dr. A. Comrie vanuit een becommentariseerde versie door rev. Th. Boston, opnieuw uitgegeven door Ds. G.H. Kersten
- Ds. W. á Brakel, Redelijke Godsdienst
- Leerboek, C.A. van Dieren V.D.M.
- Interview door Ref.Dagblad met dochter van ds. G.H. Kersten (
http://www.refdag.nl/oud/series/toonzet ... 2kl07.html)
- De Synode van Dordrecht, jubileumboek Den Hertog
- genoemde werken zoals te vinden in aangegeven internet links
- Acta Gen. Synode
Hiermee hopende een antwoord gegeven te hebben op alle vragen die n.a.v. voorgaande posts door mij zijn opgeworpen en de verwarring hebben opgeleverd.
Ten slotte een aantal citaten van Calvijn met een enkele regel commentaar door mij.
Calvijn, Institutie deel 2, H2:5
"Gemeenlijk plegen zij (Pelagianen en Arminius) de middelmatige dingen, namelijk die, welke geen betrekking hebben op het koninkrijk Gods, te stellen onder 's mensen vrije overlegging; maar de ware gerechtigheid plegen zij te rekenen tot Gods bijzondere genade en de geestelijke weergeboorte. En wanneer de schrijver van het werk over de roeping van de heidenen dit wil aantonen, somt hij drieërlei wil op 1): ten eerste een zinnelijke, ten tweede een natuurlijke, ten derde een geestelijke wil; van die leert hij dat de eerste twee voor de mens vrij zijn, en dat de laatste het werk is van de Heilige Geest in de mens. Of dit waar is, zal te zijner plaatse behandeld worden; want nu is het mijn bedoeling in het kort anderer mening te vermelden, niet haar te weerleggen."
Calvijn, Institutie deel 2, H2:17
"Dit zij de hoofdsom, dat in het ganse menselijke geslacht gezien wordt, dat aan onze natuur de rede eigen is, die ons van de redeloze dieren onderscheidt, evenals die door het gevoel zich onderscheiden van de onbewuste dingen. Want ook al worden sommigen als dwazen of onnozelen geboren, zo verduistert dat gebrek Gods algemene genade niet; integendeel door het aanschouwen daarvan worden wij er aan herinnerd, dat wat ons overgelaten is, met recht moet worden toegeschreven aan Gods toegevendheid; want indien Hij ons niet gespaard had, zou de afval de ondergang van de ganse natuur met zich gesleept hebben. En dat sommigen uitmunten in scherpzinnigheid, anderen uitsteken door hun oordeel, weer anderen een vlugger verstand hebben tot het leren van deze of gene kunst, in deze verscheidenheid toont God ons zijn genade, opdat niemand zich als het zijne aanmatige, wat uit Gods loutere mildheid voortvoeit."
Klavier: Pelagianen en Arminianen stellen dus de algemene genade in het kader van de vrije wil. Als mogelijkheid zelf te kunnen kiezen. Dit strijdt met de onwederstandelijke genade daar waar Calvijn consequent spreekt over bijzondere genade. Elders gebruikt Calvijn de aanduiding inwendige genade. De algemene genade vloeit voort uit Gods 'toegevendheid', Gods Lankmoedigheid. Deze genade is volgens Calvijn niet geheel nutteloos: "door het aanschouwen daarvan worden wij er aan herinnerd, dat wat ons overgelaten is". Dit is een blijk van genade. Als mensen hierop worden gewezen door de prediking nog zonder vruchten van geloof of wil om te geloven dan wordt hier de Heilige Geest weerstaan. Want het is de Heere Zelf die het bestuurt dat de prediking gehoord mag worden. Als genademiddel. Het onderscheid beschrijft Calvijn ook: "Indien dit aangenomen wordt, zal het buiten twijfel zijn, dat de mens geen vrije wil heeft tot goede werken, indien hij niet door de genade geholpen wordt, en dat wel door de bijzondere genade, waarmede alleen de uitverkorenen door de weergeboorte begiftigd worden."
En hoe we er niet mee om moeten gaan vervolgt Calvijn direct:
"Want ik bekreun mij niet om de krankzinnigen, die bazelen, dat de genade gelijkelijk en zonder onderscheid ter beschikking gesteld is. Maar dit is nog niet duidelijk, of de mens geheel en al beroofd is van het vermogen om goed te doen, dan wel of hij nog enige, zij het dan ook kleine en zwakke, kracht heeft, die op zichzelf wel niets vermag, maar toch, wanneer de genade haar hulp biedt, zelf ook haar rol speelt."
Klavier: Bijzondere genade wordt niet een ieder ter beschikking gesteld, zo leert Calvijn hier.
Maar wel:
Institutie deel 3, H2:6&7
"Dit is derhalve de ware kennis van Christus, dat wij Hem aannemen zoals Hij ons van de Vader wordt aangeboden en voorgedragen, te weten, met Zijn Evangelie bekleed en aangedaan; want gelijk Hij verordent en geschikt is, tot een wit en oogmerk onzes geloofs, alzo zullen wij geen rechte gangen maken naar Hem toe, 't en zij dat ons het Evangelie voorga. Wij onderzoeken nu alleen wat ding 't geloof in Gods Woord vindt, waarop het steunen en berusten mag. Want wij worden alsdan aangelokt, getrokken om God te zoeken, wanneer wij geleerd en verstaan hebben dat ons de zaligheid bij Hem is weggelegd; en dit zelve wordt ons bevestigt als Hij ons verklaart dat Hij onze Zaligheid bezorgd en ter hart neemt. Daarom is de belofte der genade nodig, door welke ons betuigd wordt dat Hij een genadig en goedertieren Vader is; dewijl wij anders tot Hem niet naderen kunnen, dewijl ook het hart des mensen zich op de genade alleen berusten kan. Wij zouden ook zijn goedertierenheid en barmhartigheid niet kunnen omhelzen, indien Hij ons die niet aanbood door Zijn eigen Stem en Woord."
Institutie deel 3, H22:10
"Sommige werpen ons voor dat God zoude strijden met Hemzelven, indien Hij alle mensen in 't gemeen tot Hem riep, en alleen enige weinige uitverkoren tot Hem toeliet. Alzo wordt naar hun gevoelen het onderscheid 't welk de bijzondere genade maakt, weg genomen door de algemeenheid van Gods beloften."
Institutie deel 3, H23:13
"Die redelijk geoefend en belezen zijn in Paulus, die zullen zonder lang en veel bewijs wel verstaan, hoe bekwaamelijk Hij te zamen verenigt die dingen, die deze mensen versieren tegen elkander te strijden. Christus beveelt dat men in Hem za l geloven; en evenwel is Zijn verklaring niet vals of strijdig tegen Zijn gebod, als Hij zegt: "Niemand kan tot Mij komen dan alleen die, dien het van Mijn Vader gegeven is."
Klavier: Dus wel een ieder geboden, aldus Calvijn.
Wie de verdere uitleg van Calvijn daarvan wil vernemen kan in deel3, H24:17 een uitéénzetting hierover vinden.