samanthi schreef:-DIA- schreef:Bonny schreef:-DIA- schreef:Ik las net een preek die nogal wat opschudding veroorzaakte.
(een preek van ds. Tiptaft, gehouden op Kerstdagavond van het jaar 1829)
Ds. William Tiptaft, vriend van de meer bekende predikant Philpot, hield in de „grote kerk" (de staatskerk) op de avond van Kerstdag 1829 in Abingdon een preek die veel opschudding veroorzaakte. Hij hield deze preek voor de Burgemeester, de Gemeenteraad en een schare van ongeveer 5000 mensen, bij gelegenheid van de aanstelling van het Hoofd en de bestuurders van het Christ' Hospital in die stad.
De tekstwoorden voor die avond waren:
„En zij zal een Zoon baren en gij zult Zijn Naam heten Jezus: want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden”.
De preek is te lezen in vijf afleveringen via Diginbron:
https://www.digibron.nl/zoeken/Jaar/198 ... rd/Tiptaft
NB In de link zijn de laatste afleveringen niet te lezen, want ik filterde op het jaar 1987. Die van 1988 zijn vanzelf ook te lezen door te filteren op het jaar 1988.
Waar bestond precies die opschudding uit? Ik kan het niet vinden in het artikel, noch in andere artikelen/delen van deze preek.
Dat lees ik ook niet. Wellicht dat de hoge heren zich toch wat aangesproken voelden? Misschien is het elders te vinden? Ik heb er verder ook niet naar gezocht. Wel is het, naar het me toeschijnt, en de mens wat kennende, een preek die voor (wellicht velen, vooral godsdienstigen) wel tot aanstoot kan zijn. Toen Jezus begon over het vrije van de uitverkiezing wandelden er ook velen van Zijn discipelen niet meer met Hem. Dat is voor het vlees wel een harde boodschap, en dan ook te begrijpen dat de natuurlijke mens zich stoot aan de Dordtse Leerregels.
Johannes 6 gaat mi niet specifiek over uitverkiezing, wel over het Brood des levens.
Er was ergernis, omdat Jezus hen doorzag.
Wat ergerde de mensen in Kapernaum? (Johannes 6) Toen Jezus sprak over het Bloed. Dat was voor de Jood onverteerbaar en een ergernis. En als mens mertke dat Jezus hun doorzag ontbrandt de vijandschap. Evenzo zien we dat bij de Schriftgeleerden. Dit is de ergernis, de Steen des Aanstoots. Zij waren vroom en aan een Jezus als hun werd voorgesteld hadden sze niets. Ze konden in leven blijven bij de ceremoniële wetten van Mozes, waarop ze hoopten.
60 Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen?
61 Jezus nu wetende bij Zichzelven dat Zijn discipelen daarover murmureerden, zeide tot hen: Ergert ulieden dit?
62 Wat zou het dan zijn zo gij den Zoon des mensen zaagt opvaren waar Hij tevoren was?
63 De Geest is het Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.
64 Maar er zijn sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne wie zij waren die niet geloofden, hen wie hij was die Hem verraden zou.
65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader
66 Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem.
Zo ook in Lukas 4 te Nazareth:
16 En Hij kwam te Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op den dag des sabbats in de synagoge, en stond op om te lezen.
17 En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats waar geschreven was:
18 De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden lom den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken zijn van hart;
19 Om den gevangenen te prediken loslating en den blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren.
20 En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen.
21 En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld.
22 En zij gaven Hem allen getuigenis, en verwonderden zich over de aangename woorden die uit Zijn mond voortkwamen, en zeiden: Is Deze niet de Zoon van Jozef?.
23 En Hij zeide tot hen: Gij zult zonder twijfel tot Mij dit spreekwoord zeggen: Medicijnmeester, genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben dat in Kapérnaüm geschied is, doe dat ook hier in Uw vaderland.
24 En Hij zeide: Voorwaar Ik zeg u, dat geen profeet aangenaam is in zijn vaderland.
25 Maar Ik zeg u in der waarheid: Er waren vele weduwen in Israël in de dagen van Elía, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood werd over het gehele land.
26 En tot geen van haar werd Elía gezonden dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw die weduwe was.
27 En er waren vele melaatsen in Israël ten tijde van den profeet Elísa; en geen van hen werd gereinigd dan Naäman, de Syriër.
28 En zij werden allen in de synagoge met toorn vervuld als zij dit hoorden.
29 En opstaande wierpen zij Hem uit buiten de stad, en leidden Hem op den top des bergs op denwelken hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen.
30 Maar Hij, door het midden van hen doorgegaan zijnde, ging weg.
Eerst aangename woorden.
En waar komt ineens dat radicale omslagpunt?
En heden ten dagen is de mens niet anders dan de vrome Joden van toen.