Zonderling schreef:Een open gesprek over de mate waarin (taalkundige) wijzigingen zouden moeten worden doorgevoerd, lijkt mij wel een goede zaak. Maar dan wel helemaal opnieuw beginnen (zonder HSV), alleen dan is het mogelijk om nog een zuivere discussie te voeren. Daarbij moet het uitgangspunt helder zijn dat alléén taalkundige revisie plaatsvindt en geen inhoudelijke revisie. Het toepassen van inhoudelijke revisie is immers (a) een hellend vlak, (b) het past ook niet bij het gesignaleerde probleem en (c) het vormt zeer zeker een splijtzwam in de verdeelde Gereformeerde gezindte (zoals ook geldt voor de HSV).
Ik heb een tijdje geleden eens een kleine poging gedaan om volgens de principes die Zonderling noemt Genesis 1 (taalkundig) te herzien. Het werd me duidelijk dat dit nog niet zo eenvoudig is. Waar trek je de grens? Hieronder een paar voorbeelden uit Genesis 1:1-13, telkens in de volgorde Statenvertaling (SV), mijn herziening, en de Herziene Statenvertaling (HSV).
1 In den beginne schiep God den hemel en de aarde.
1 In het begin schiep God de hemel en de aarde.
1 In het begin schiep God de hemel en de aarde.
Naar mijn idee is dit vers puur taalkundig aangepast, hoewel ik wel eens gehoord heb dat 'in den beginne' en 'in het begin' niet exact hetzelfde zouden zijn...
2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis was op de afgrond; en de Geest van God zweefde op de wateren.
2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het wateroppervlak.
Geest Gods zou ook vertaald kunnen worden met Gods Geest. Wat betreft: 'wateren': In het hedendaags Nederlands spreken we eigenlijk altijd over 'water', en dan kan het een bekertje water of een oceaan betreffen. Toch laat ik het maar gewoon staan.
De HSV vertaalt hier overigens iets wat de SV niet vertaalt. De King James bijv. spreekt over 'the face of the waters'. Of, volgens de Naardense Bijbel (NB): 'het aanschijn van het water'. Dit heeft de HSV mee willen nemen in het woord 'wateroppervlak'.
HSV wijkt af wat betreft het woord 'watervloed', waar de SV 'afgrond' heeft. 'Waterdiepte' zou ook kunnen.
3 En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht.
3 En God zei: Laat er licht zijn! en er werd licht.
3 En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht.
Hier wordt het lastiger. 'Daar zij licht' zou vervangen kunnen worden door 'Er zij licht' (NBG), maar ook dat is zeker geen hedendaags Nederlands. Er zijn verschillende alternatieven: 'Laat er licht zijn', 'Er moet licht zijn', of misschien 'Er zal licht zijn'. Ik heb deze alternatieven tegen een aantal mensen aangehouden, en de meningen waren verdeeld. De een vond 'Laat er licht zijn' te veel als een wens klinken, alsof God dit tegen iets of iemand anders zegt. Een ander vond 'Er moet licht zijn' te veel een hard bevel. De King James heeft 'Let there be light'.
Ik heb 'werd licht' laten staan. Toch is ook dat geen Nederlands. Alternatieven zijn: er ontstond/kwam licht. Het woord in de grondtekst heeft zowel het proces (worden) als het resultaat (zijn) in zich.
4 En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.
4 En God zag dat het licht goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
4 En God zag dat het licht goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
In de SV klinkt hier twee keer duidelijk een Hebreeuwse manier van spreken door. De eerste helft zou je ook nog kunnen vertalen als: 'En God zag het licht,
en zag dat het goed was.' Maar dan moet je dus het 'zien' herhalen en invoegen. In de tweede helft is de constructie in de SV: tussen X en tussen Y. Dat is wel Hebreeuws, echter geen Nederlands, en ook de King James heeft dat niet zo. Dus het tweede 'tussen' kan weggelaten worden.
5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag.
5 En God noemde het licht dag en de duisternis nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag.
De SV heeft relatief veel komma's in de zinnen staan. Tegenwoordig doen we het met minder. Voor het woordje 'en' laten we in de regel de komma weg, bijv. in de volgende zinnen: 'een auto, een bus en een boot'; 'ik ga wandelen en naar de vogels kijken'.
6 En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren!
6 En God zei: Laat er een uitspansel zijn in het midden van de wateren; en laat dat scheiding maken tussen wateren en wateren!
6 En God zei: Laat er een uitspansel zijn in het midden van het water; dat moet scheiding maken tussen water en water!
Hier weer hetzelfde probleem met 'Daar/er zij'. Iets vergelijkbaars met het woord 'make'. Ik vind het lastig te benoemen hoe dit hier gebruikt word. Het is alsof God zegt: 'Ik wil dat er een uitspansel komt', en 'Ik wil dat dat uitspansel scheiding maakt'. Maar misschien zegt iemand anders wel dat het 'Ik zou willen' betekent...
7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo.
7 En God maakte dat uitspansel, en Hij maakte scheiding tussen de wateren die onder het uitspansel zijn, en de wateren die boven het uitspansel zijn. En het was zo.
7 En God maakte dat uitspansel en maakte scheiding tussen het water dat onder het uitspansel is en het water dat boven het uitspansel is. En zo gebeurde het.
Ik heb het woordje 'Hij' ingevoegd voor de leesbaarheid. Verder de komma voor 'die' en het tweede 'tussen' weggelaten. De HSV vertaalt 'En het was alzo', met 'En zo gebeurde het'. Dat is niet verkeerd, omdat, zoals ik al zei, het gebruikte werkwoord zowel het proces als het resultaat in zich heeft.
8 En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
8 En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de tweede dag.
8 En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag.
Zie vers 5.
9 En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was alzo.
9 En God zei: Laat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden, en laat het droge gezien worden! En het was zo.
9 En God zei: Laat het water dat onder de hemel is, in één plaats samenvloeien en laat het droge tevoorschijn komen! En zo gebeurde het.
In vers 9 zou je zo de woorden 'Ik wil' kunnen invoegen voor 'laat de wateren...'. Toch heb ik gekozen voor 'Laat ...'.
10 En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed was.
10 En God noemde het droge aarde, en de vergadering van de wateren noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was.
10 En God noemde het droge aarde en de samenvloeiing van water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was.
Het woord 'vergadering' kan bij m.n. jongeren een raar beeld geven. Die denken bij dat woord aan een kerkenraadsvergadering, of zo en veel minder aan het werkwoord 'vergaderen' in de zin van 'verzamelen'. Toch is een alternatief lastig te vinden. (Dit geldt natuurlijk ook voor vers 9).
11 En God zeide: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo.
11 En God zei: Laat de aarde grasscheutjes uitschieten, kruid dat zaad zaait, vruchtbaar geboomte dat vrucht draagt naar zijn aard, waarvan het zaad daarin zal zijn op de aarde! En het was zo.
11 En God zei: Laat de aarde grasscheutjes voortbrengen, zaadgevend gewas, verschillende soorten vruchtbomen, die op de aarde vrucht dragen, waarin hun zaad is! En zo gebeurde het.
Hier heb ik weer voor de 'laat...' constructie gekozen, behalve aan het eind: 'zal zijn' ipv 'zij'. De woorden 'kruid zaadzaaiende' zou evt. te vertalen zijn met 'zaadzaaiend kruid'. Ik heb voor 'kruid dat zaad zaait' gekozen, net als 'vruchtgeboomte dat vrucht draagt'. De SV staat vol met woorden als 'welks', 'hetwelk' etc. Hier heb ik 'welks zaad' vertaald naar 'waarvan het zaad'.
12 En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
12 En de aarde bracht grasscheutjes voort, kruid dat zaad zaait naar zijn aard en vruchtdragend geboomte, waarvan het zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag dat het goed was.
12 En de aarde bracht grasscheutjes voort, gewas dat naar zijn aard zaad geeft en bomen die vrucht dragen waarin hun zaad is, naar hun soort. En God zag dat het goed was.
Nog een opmerking over woordvolgorde: In plaats van 'de aarde bracht voort ...' heb ik 'de aarde bracht ... voort'. In het hedendaags Nederlands kan de eerste constructie wel, maar doet dan al gauw poëtisch aan.
13 Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag.
13 Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de derde dag.
13 Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag.
Even opsommen wat ik zoal heb gedaan:
1. ouderwetse woorden vervangen: 'den' -> 'de', 'ledig' -> 'leeg', 'zeide' -> 'zei', 'welks' -> 'waarvan het' etc.
2. constructies als 'Geest Gods' uitschrijven: 'Geest van God'.
3. doorschemerende Hebreeuwse constructies vernederlandsen: 'God zag het licht, dat het goed was' -> 'God zag dat het licht goed was'. 'Tussen X en tussen Y' -> 'tussen X en Y'.
4. ouderwetse werkwoordvormen vervangen: 'daar zij' -> 'laat er zijn', 'dat make scheiding' -> 'laat dat scheiding maken', maar ook: 'kruid zaaidzaaiende' -> 'kruid dat zaad zaait'.
5. het aantal komma's verminderd.
6. woordvolgorde hier en daar aangepast om beter lopende zinnen te krijgen.
Ik ben benieuwd welke taalkundige herzieningen zoals hierboven toegepast, jullie goedkeuring kan wegdragen en welke niet, als de SV enkel en alleen taalkundig herzien zou worden. Ik zou een onderbouwing op prijs stellen.