GJdeBruijn schreef:DWW, wil je eens op mijn post reageren waar ik met name jouw vraag beantwoord of omgekeerde conclusies getrokken mogen worden? Want je blijft hameren op een aambeeld dat niet deugt. Zo blijf je vastzitten in een verkeerde menselijke redenering en zet je jezelf buiten het spoor der godvruchtige vaderen, dat door Zonderling op uitnemende wijze is weergegeven.
Hand. 8:36-38
En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden? En Filippus zeide:
Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En hij, antwoordende, zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. En hij gebood den wagen stil te houden; en zij daalden beiden af in het water, zo Filippus als de kamerling, en hij doopte hem.
Hieruit kunnen we dus ook afleiden, dat het ongeoorloofd is, iemand te dopen, wanneer hij niet van ganser harte in Jezus Christus geloofd.
--------------------------------------------------------------
Nog een ander voorbeeld, uit Gen. 2:15-17
Zo nam de HEERE God den mens, en zette hem in den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren. En de HEERE God gebood den mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten; Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.
Hieruit kunnen we ook afleiden dat de ziel die (voor de zondeval) niet zondigde, de dood niet zou sterven...!! Daarvan zegt de apostel in Rom. 7 vers 10, het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. Voor de val was de wet de mens gezet ten eeuwige leven, omdat God de mens naar Zijn Beeld in kennis, gerechtigheid(=gehoorzaamheid) en heiligheid, geschapen had. Het ging hierbij niet om wat de mens deed, maar om wie hij was. De mens was heilig en volmaakt, en daartoe prees hem Gods wet waarmee de mens in Adam was getrouwd. Na de val vervloekte diezelfde wet de mens, waarmee hij door God in gesteld verbond was gezet, Gal. 3:10-12.
In dit zelfde verband moeten wij het antwoord van de Heere Jezus verstaan, dat Hij sprak tot die spitsvondige wetgeleerde uit Lukas 10:25-28.
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? En Hij zeide tot hem: Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij? En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geantwoord;
doe dat, en gij zult leven.
Dit was het antwoord van Christus tot een mens die zijn leven gevonden had in het doen en laten van Gods heilige wet. Deze wetgeleerde verstond niet dat God Zijn wet niet gaf om te houden, want geen mens kon deze wet meer houden, maar juist om schuldig bevonden te worden. De wet was de mens dus niet meer ten leven, maar ten doden. Daarom moet de mens aan Gods heilige wet sterven, wil hij in Christus leven, Gal. 2:19-20.
(Dat is het heilgeheim wat Gods Zijn volk gaat leren, beste G.J. de Bruijn)
Een laatste voorbeeld uit Joh. 6 vers 35
En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.
Het omgekeerde is immers ook een Waarheid...!! Wie tot Hem niet komt, en in Hem niet gelooft, zal hongeren en dorsten tot in alle eeuwigheid.