Tiberius schreef:
Ergens blijft het toch wringen.
Jij geeft een interpretatie van een bijbeltekst (uit Gen 18), wat conflicteert met de uitleg van Petrus.
Vervolgens weerleggen wij dat (Memento, Zonderling en ik) en breng jij een citaat van ds. Van Aalst te berde. Dat citaat gaat overigens al veel minder ver dan jouw eerste interpretatie.
Dan belicht Memento nog eens de uitleg van Petrus en zeg jij dat dat helemaal in de lijn is van het boekje van ds. Van Aalst.
Het komt mij wat vreemd over. Maar goed, het zal wel.
Ik ga het nog één keer proberen. Ik hoef geen dingen te herhalen.
Maar 'mijn heer' zegt een aantal dingen: (Ik citeer ds. Van Aalst uit zijn boekje, en wat ik hem daarover eens heb horen zeggen; hij heeft er talloze lezingen over gehouden, dus hier of daar moet dat nog wel op internet te vinden zijn.)
1. Hij is mijn bezitter, mijn kurios, ik ben van hem.
2. Ik mag hem dienen als dienstknecht(in), hij beschermt me, hij zorgt voor me.
3. Ik kijk tegen hem op.
4. Ik heb groot respect voor hem.
5. Hij is echt mijn man, mijn kerel, ik ben trots op 'm.
Het zegt dus niet:
1. Ik ben zijn sloofje, of voetveeg, of slavinnetje (met negatieve connotatie)
2. Hij heerst koud en kil over me.
3. Ik heb niets te vertellen.
4. Ik moet 'meneer' tegen m'n eigen man zeggen.
En die laatste punten heeft ds. Van Aalst recht willen zetten, want (en daarin stem ik met Zonderling in) doordat we zo geïnfecteerd zijn met het feminisme, is het niet zondermeer zo, dat iedereen in onze kringen deze woorden begrijpt. Sterker nog: ik denk dat jongeren vooral de uitleg van de 4 laastgenoemde punten voor ogen krijgen als ze de woorden uit 1 Petr. 3 zonder verdere toelichting lezen.
Bovenstaande ligt in lijn met Efeze 5: 32 en met bijvoorbeeld de geschiedenis van de voetwassing. Zó moet de man een 'christus' zijn voor de vrouw.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)