Bij onvoorwaardelijke [dus als de ander er niet om vraagt)] vergeving ben je meer uit op je eigen belang dan op dat van de ander. Je vergeeft om zelf bevrijd te worden: bevrijd te worden van wrok, van een gekwetst rechtvaardigheidsgevoel en van een verlangen naar genoegdoening. En vooral ook om in aanmerking te kunnen komen voor Gods vergeving. Bewogenheid en liefde voor de tegenpartij spelen hierbij nauwelijks een rol. Daarom is dit een oneigenlijk gebruik van vergeving.
Hier ben ik het niet mee eens.
M.i. is de gepaste christelijke houding één die zich bewust is van eigen verdorvenheid (i.e. geneigd te zijn tot alle (!) kwaad), en die zichzelf qua zondigheid niet beter weet dan de dader. En die vanuit die ootmoedige positie, gecombineerd met dankbaarheid tegenover God die jou eigen zonden heeft vergeven, ook de ander vergeeft. Dit vergeven is dan niet alleen een vrede zoeken voor zichzelf, maar ook een daadwerkelijk de ander niet meer schuldig houden.
Nu is dit niet een eenmalige daad (vergeven alleen), maar gaat het om een 'life-style', die ons van nature vreemd is. Het is een manier van leven waarbij we alles wat ons overkomt in praktijk zien als iets wat ons uit Gods Vaderlijke hand gegeven wordt, en we iets hebben van Christus, die niet schold toen hij geslagen en bespuwd werd. Het toekeren van de andere wang, als er op de ene geslagen wordt. Kortom, een leven van ware zelfverloochening, vanuit het ware geloof.
Eerlijkheidshalve moet daarbij wel gesteld worden dat een niet-waar-gelovige geen ware onvoorwaardelijke vergeving kán geven, omdat hij de ervaring en aandrang die Goddelijke genade daartoe geeft, mist. Net als alle daden van een ongelovige, kan hij alleen vergeven uit ik-gerichtheid.