refo schreef:Bert, we dopen onze kinderen niet 'op Gods bevel'. In die zin hebben de baptisten wel gelijk. 't Is helemaal niet 'bevolen'. Nergens. Toch dopen we onze kinderen. Waarom? Zie de HC en het formulier.
Ja het; want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn a, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden b en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt c, zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken des verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden d, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is e, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is f.
Jij zou het antwoord van de HC willen verkorten tot het onderstreepte gedeelte.
En zoals ndonselaar zegt: wees dan zo eerlijk en doop alleen gelovigen. Ik vrees echter dat het rond de doopvont al net zo stil gaat worden als rond het Avondmaal.
Allemaal omdat veel mensen de verhalen die de prediker over zichzelf houdt niet kan passen in hun eigen geest. Dat moet ook helemaal niet. Ze moeten de zaligheid buiten zich zoeken.
De predikers moeten het heil uitdelen. En niet beschrijven hoe dat bij sommigen gebeurt. Dan kun je God narekenen. Dat kan niet.
Broeder Refo:
Toch niet! Wij dopen onze kinderen omdat Christus ons gebied, dat ze, als lidmaten van Zijn Kerk, gedoopt horen te worden. En waar wordt dat geboden?
Mat 28:
19 Gaat dan henen, onderwijst al de volken,24) dezelve dopende in de Naam des Vaders,25) en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.
samen met Handelingen 2:
38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u,76) en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam77) van Jezus Christus, tot vergeving78) der zonden; en gij zult de gave des79) Heiligen Geestes ontvangen.
39 Want u komt de belofte80) toe, en uw kinderen,81) en allen, die daar verre zijn,82) zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.83)
en zoals ons (oude) doopformulier ook zo mooi zegt:
En hoewel onze jonge kinderen deze dingen niet verstaan, zoo mag men dezelve nogtans daarom van den doop niet afsluiten, aangezien zij ook zonder hun weten der verdoemenis in Adam deelachtig zijn, en alzo ook weder in Christus tot genade aangenomen worden, gelijk God spreekt tot Abraham, den Vader van alle geloovigen, en overzulks mede tot ons en onze kinderen, Gen XVII:7, zeggende: Ik zal mijn verbond oprigten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uwen zade na u in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond, om voor u te zijn tot eenen God, en uwen zade na a.
Dit betuigt ook Petrus, Hand II: 39, met deze woorden: Want u komt de belofte toe, en aan uwe kinderen, en aan allen, die verre zijn, zoo velen als er de Heere onze God toe roepen zal.
Daarom heeft hen God voormaals bevolen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der geregtigheid des geloofs was; gelijk ook Christus hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend heeft. Mark. X: 16.
Dewijl dan nu de Doop in de plaats der Besnijdenis gekomen is, zoo zal men de jonge kinderen, als erfgenamen van het rijk van God en van zijn verbond doopen; en de ouders zullen gehouden zijn hunne kinderen, in het opwassen, hiervan breeder te onderwijzen.
En natuurlijk, als we consequent zijn, zijn de vragen van het doopformulier niet wezelijk anders dan de vragen in het belijdenis formulier en de leerstukken in het Avondsmaal formulier. Dus iemand die kerkelijk de plicht heeft hun kinderen te dopen en belijdenis te doen (want die beiden komen, in wezen, alleen aan de ware gelovigen toe), die hebben ook de plicht het Heilig Avondmaal te vieren.
En, voor meerdere verklaring, ik sta hier niet zoiets voor als De Labadie. Want er zitten altijd hypocrieten in de kerk. Maar nog meer belangerijk, er zitten ook in de kerk aan wie we DL1/16 moeten toepassen. We worden, door het Evangelie, opgeroepen te geloven. Natuurlijk kunnen we dat niet uit onszelf. Het is God's gave.
1-16. Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, den vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, den roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelven onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar den tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en dien met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten. Veel minder behoren voor deze leer van de verwerping verschrikt te worden degenen, die ernstiglijk begeren zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen, en van het lichaam des doods verlost te worden, en nochtans in den weg der godzaligheid en des geloofs zo ver nog niet kunnen komen, als zij wel wilden; aangezien de barmhartige God beloofd heeft dat Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen, en het gekrookte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is met recht schrikkelijk voor degenen, die God en Christus den Zaligmaker niet achtende, zichzelven aan de zorgvuldigheden der wereld en aan de wellusten des vleses geheel hebben overgegeven, zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.