Met schrik in de hemel vallen
Ndonselaar,
"Wanneer God het geloof plant in de daad der wedergeboorte wordt de mens door dat geloof gerechtvaardigd. Deze rechtvaardiging is de vergeving der zonden om Christus wil."
Mee eens.
"Dat ditzelfde geloof in zijn oefeningen bestreden en bekampt wordt is zeker waar, lees alleen de psalmen maar."
Mee eens.
"Met schrik in de hemel vallen. Jazeker, omdat Hij heeft omgezien naar één die het nooit verdiend heeft. Met schrik in de hemel vallen omdat het alleen kan door het kruis van Jezus Christus."
Mee eens.
"Met schrik in de hemel vallen zonder enige kennis aan Jezus Christus en Dien gekruisigd? Nee! Zij zullen zeggen 'Heere, Heere' maar Zijn antwoord zal zijn 'Ik heb u nooit gekend'."
Mee eens.
Ik ben het dus helemaal met je eens zoals je ziet. Alleen ik meen te moeten zeggen, met A Brakel en vele andere nadere reformatoren, dat er een verschil is tussen het bewust kennis hebben aan Jezus Christus en het zeker weten dat je gered bent, dat je een oprecht geloof hebt.
"Wanneer God het geloof plant in de daad der wedergeboorte wordt de mens door dat geloof gerechtvaardigd. Deze rechtvaardiging is de vergeving der zonden om Christus wil."
Mee eens.
"Dat ditzelfde geloof in zijn oefeningen bestreden en bekampt wordt is zeker waar, lees alleen de psalmen maar."
Mee eens.
"Met schrik in de hemel vallen. Jazeker, omdat Hij heeft omgezien naar één die het nooit verdiend heeft. Met schrik in de hemel vallen omdat het alleen kan door het kruis van Jezus Christus."
Mee eens.
"Met schrik in de hemel vallen zonder enige kennis aan Jezus Christus en Dien gekruisigd? Nee! Zij zullen zeggen 'Heere, Heere' maar Zijn antwoord zal zijn 'Ik heb u nooit gekend'."
Mee eens.
Ik ben het dus helemaal met je eens zoals je ziet. Alleen ik meen te moeten zeggen, met A Brakel en vele andere nadere reformatoren, dat er een verschil is tussen het bewust kennis hebben aan Jezus Christus en het zeker weten dat je gered bent, dat je een oprecht geloof hebt.
"RJ noem eens een hoeveelheid Bijbelheiligen die ook een dergelijke gang hebben meegemaakt. (Van bewust kennis hebben aan Christus naar zeker weten verlost te zijn).
Dan bedoel ik niet alleen namen, maar bewijsplaatsen. Daar nog alleen de kennis, daar de zekerheid."
Wij weten niet veel van de gangen van Gods volk. Wij weten niet of Levi zekerheid had, of de moordenaar aan het kruis zekerheid had. Of Saulus op het moment van zijn bekering meteen doorhad dat hij nu een kind van God was. Pas in Romeinen 8 roept hij het uit.
Ook Spurgeon maakte nadrukkelijk een onderscheid tussen:
het geloof in Christus
de zekerheid des geloofs.
In een van zijn preken stelt hij:
"Ik heb vaak horen beweren dat je zalig zult worden, als je gelooft dat Christus voor je gestorven is. Mijn geliefde hoorder, word niet misleid door zo'n idee. Het is mogelijk dat u gelooft dat Christus voor u gestorven is, terwijl dat niet het geval is. U kunt iets geloven wat u in geen enkel opzicht goed doet. Dit is niet het zaligmakende geloof. De mens die het zaligmakende geloof bezit komt daarna tot de overtuiging dat Christus voor hem gestorven is, maar dit is niet het WEZEN van het zaligmakende geloof. Zet dat uit uw hoofd, anders zal het u te gronde richten.
Zeg niet: "Ik geloof dat Jezus Christus voor mij gestorven is", en daarom voelt u dan dat u gered bent. Ik bid u om in gedachtenis te houden dat het oprechte geloof dat de ziel zaligt als hoofdelement heeft vertrouwen - absolute rust van de gehele ziel - in de Heere Jezus Christus om mij zalig te maken, of Hij nu in het bijzonder of speciaal voor mij gestorven is of niet, en steunend, zoals ik ben, helemaal en alleen op Hem, ben ik zalig. Daarna ga ik bemerken dat ik een bijzonder aandeel heb in het bloed van de Zaligmaker, maar als ik denk dat ik dit kan bemerken voor ik in Christus geloofd heb, dan heb ik de Schriftuurlijke orde van zaken omgekeerd, en heb ik als vrucht van mijn geloof genomen wat alleen rechtens verkregen wordt door de mens die absoluut vertrouwt in Christus en Christus alleen tot zaligheid."
Ik bepleit enkel en alleen dat de verzekerdheid van je christen-zijn niet tot het WEZEN van het geloof behoort.
Dan bedoel ik niet alleen namen, maar bewijsplaatsen. Daar nog alleen de kennis, daar de zekerheid."
Wij weten niet veel van de gangen van Gods volk. Wij weten niet of Levi zekerheid had, of de moordenaar aan het kruis zekerheid had. Of Saulus op het moment van zijn bekering meteen doorhad dat hij nu een kind van God was. Pas in Romeinen 8 roept hij het uit.
Ook Spurgeon maakte nadrukkelijk een onderscheid tussen:
het geloof in Christus
de zekerheid des geloofs.
In een van zijn preken stelt hij:
"Ik heb vaak horen beweren dat je zalig zult worden, als je gelooft dat Christus voor je gestorven is. Mijn geliefde hoorder, word niet misleid door zo'n idee. Het is mogelijk dat u gelooft dat Christus voor u gestorven is, terwijl dat niet het geval is. U kunt iets geloven wat u in geen enkel opzicht goed doet. Dit is niet het zaligmakende geloof. De mens die het zaligmakende geloof bezit komt daarna tot de overtuiging dat Christus voor hem gestorven is, maar dit is niet het WEZEN van het zaligmakende geloof. Zet dat uit uw hoofd, anders zal het u te gronde richten.
Zeg niet: "Ik geloof dat Jezus Christus voor mij gestorven is", en daarom voelt u dan dat u gered bent. Ik bid u om in gedachtenis te houden dat het oprechte geloof dat de ziel zaligt als hoofdelement heeft vertrouwen - absolute rust van de gehele ziel - in de Heere Jezus Christus om mij zalig te maken, of Hij nu in het bijzonder of speciaal voor mij gestorven is of niet, en steunend, zoals ik ben, helemaal en alleen op Hem, ben ik zalig. Daarna ga ik bemerken dat ik een bijzonder aandeel heb in het bloed van de Zaligmaker, maar als ik denk dat ik dit kan bemerken voor ik in Christus geloofd heb, dan heb ik de Schriftuurlijke orde van zaken omgekeerd, en heb ik als vrucht van mijn geloof genomen wat alleen rechtens verkregen wordt door de mens die absoluut vertrouwt in Christus en Christus alleen tot zaligheid."
Ik bepleit enkel en alleen dat de verzekerdheid van je christen-zijn niet tot het WEZEN van het geloof behoort.
Johannes 1 29Het is mogelijk dat u gelooft dat Christus voor u gestorven is, terwijl dat niet het geval is.
Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!
Johannes 3 16
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
1 Johannes 2 2
En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.
Heb. 10
22 Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.
23 Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vast houden; (want Die het beloofd heeft, is getrouw);
Groeten, Rose.
Beste WSO,
Dus als iemand niet kan zeggen dat hij of zij het eigendom is van de Heere Jezus Christus, dat hij of zij van voor de grondlegging van deze wereld al verkoren en geliefd is door God de Vader, dan is zo'n iemand niet zalig, heeft geen waar geloof?
Zeker heeft het ware geloof altijd een zekere vrucht en houdt de mate van zekerheid altijd verband met de mate des geloofs. Maar soms is deze verzekering zo klein, door onkunde of de kleingeloof, dat men het er niet voor kan houden dat men een kind van God is.
WSO, het lijkt me dat je hier dus eisen gaat stellen aan het geloof. Dit geloof moet gepaard gaan met zekerheid dat ook de vergeving der zonden voor jou is. Maar het geloof maakt niet zalig!!!
De Christus die in het geloof alleen toegepast wordt aan ons hart, Die alleen is onze zaligheid. Niet het feit of wij die zekerheid kennen, wel dat wij zeker zijn van Hem en dat ons hart zich verlaat op Hem en erop vertrouwt dat Hij zaligmaakt en ons redden kan, dat je in Hem geborgen bent voor de nimmer eindigende eeuwigheid. Dat geeft wel eens rust als je ziel zo op Hem mag zien, op de Zaligmaker van God gegeven voor ons. D'r is dus in de oefeningen des geloofs altijd wel enige, hoe weinig ook, zekerheid, daarom is zijn de oefeningen ook altijd zoet en geven enige vrede en rust. Die de wereld niet kent, omdat ze van God gegeven worden.
De overgave van het hart aan Christus, daar gaat het om, als ons leven maar geborgen is. Daar heeft de ware gelovige altijd werkzaamheden mee.
De Kerk van Jezus Christus bestaat niet alleen uit verzekerden, maar ook uit bekommerden. Maar waarin is dan de eenheid te vinden? Zij hebben allen de ere Gods op het oog en verheerlijken Zijn Naam door praat, daad en gewaad, ook zijn daar de oefeningen van het geloof als vrucht van de wedergeboorte. Jezus is hun Liefste!
Dus als iemand niet kan zeggen dat hij of zij het eigendom is van de Heere Jezus Christus, dat hij of zij van voor de grondlegging van deze wereld al verkoren en geliefd is door God de Vader, dan is zo'n iemand niet zalig, heeft geen waar geloof?
Zeker heeft het ware geloof altijd een zekere vrucht en houdt de mate van zekerheid altijd verband met de mate des geloofs. Maar soms is deze verzekering zo klein, door onkunde of de kleingeloof, dat men het er niet voor kan houden dat men een kind van God is.
WSO, het lijkt me dat je hier dus eisen gaat stellen aan het geloof. Dit geloof moet gepaard gaan met zekerheid dat ook de vergeving der zonden voor jou is. Maar het geloof maakt niet zalig!!!
De Christus die in het geloof alleen toegepast wordt aan ons hart, Die alleen is onze zaligheid. Niet het feit of wij die zekerheid kennen, wel dat wij zeker zijn van Hem en dat ons hart zich verlaat op Hem en erop vertrouwt dat Hij zaligmaakt en ons redden kan, dat je in Hem geborgen bent voor de nimmer eindigende eeuwigheid. Dat geeft wel eens rust als je ziel zo op Hem mag zien, op de Zaligmaker van God gegeven voor ons. D'r is dus in de oefeningen des geloofs altijd wel enige, hoe weinig ook, zekerheid, daarom is zijn de oefeningen ook altijd zoet en geven enige vrede en rust. Die de wereld niet kent, omdat ze van God gegeven worden.
De overgave van het hart aan Christus, daar gaat het om, als ons leven maar geborgen is. Daar heeft de ware gelovige altijd werkzaamheden mee.
De Kerk van Jezus Christus bestaat niet alleen uit verzekerden, maar ook uit bekommerden. Maar waarin is dan de eenheid te vinden? Zij hebben allen de ere Gods op het oog en verheerlijken Zijn Naam door praat, daad en gewaad, ook zijn daar de oefeningen van het geloof als vrucht van de wedergeboorte. Jezus is hun Liefste!
Efeze 1:Origineel geplaatst door Refojongere
Dus als iemand niet kan zeggen dat hij of zij het eigendom is van de Heere Jezus Christus, dat hij of zij van voor de grondlegging van deze wereld al verkoren en geliefd is door God de Vader, dan is zo'n iemand niet zalig, heeft geen waar geloof?
13 In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte;
14 Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregene verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid.
Romeinen 8
9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
2 Korinthe 13
5 Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt.
In de NBG vertaling staat: Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.
Groeten, Rose.
[Veranderd op 31/1/03 door roseline]
Ik ken die termen wel die RJ bezigt, maar in de grond der zaak is het de boel op z'n kop zetten. Eerst vaststellen dat een gelovige ook wel zus of zo gesteld kan zijn en dan aan mensen die zus of zo gesteld zijn geloof toeschrijven.
Ik oordeel niet over mensen die ZEGGEN geen zekerheid te hebben. Want het is ook nog zo dat als je de zekerheid etaleert je er bij sommige kringen meteen uitligt. Omdat de onzekerheid (noem het bekommerdheid) een wezenskenmerk is). Maar als ze echt de zekerheid van de vergeving der zonden missen, missen ze alles. Daar draait het toch om voor de mens? Wat is uw enige troost? En dan volgt een verklaring van een zekerheid en niet een misschientje.
Ik oordeel niet over mensen die ZEGGEN geen zekerheid te hebben. Want het is ook nog zo dat als je de zekerheid etaleert je er bij sommige kringen meteen uitligt. Omdat de onzekerheid (noem het bekommerdheid) een wezenskenmerk is). Maar als ze echt de zekerheid van de vergeving der zonden missen, missen ze alles. Daar draait het toch om voor de mens? Wat is uw enige troost? En dan volgt een verklaring van een zekerheid en niet een misschientje.
Johannes Conradus Appelius:
Het zaligmakend geloof is niet gelegen in de aangename zekerheid dat we genade hebben en dat ons werk in der waarheid is. Hoewel het ware geloof ook van deze zaken een gegronde zekerheid kan hebben, mag men daar toch het wezen van het geloof niet in zoeken. Want het voornaamste voorwerp waarmee het zaligmakend geloof werkzaam is, is niet zozeer onze eigen staat of ons eigen werk, dan wel het getuigenis van God met betrekking tot de enige, noodzakelijke en zeer gepaste weg van de verlossing van een zondaar door Christus. Het geloof heeft een bedaard en levend inzicht in de evangelische waarheid omtrent Jezus' Persoon; omtrent Zijn eeuwige liefde voor verloren zondaren; omtrent Zijn volmaakte genoegdoening; omtrent Zijn eeuwige gerechtigheid waarmee Hij al onze aangeboren en dadelijke zonden voor Gods aangezicht volmaakt kan bedekken, ons van al onze schulden kan vrijspreken, en ons de gerechtigheid, het geestelijk en eeuwig leven kan teruggeven; omtrent Zijn Middelaarskracht om aan doden het leven, aan blinden het gezicht, aan vijanden liefde en aan krachtelozen kracht te schenken; omtrent Zijn onafhankelijke gewilligheid om dat alles bij de grootste en voornaamste der zondaren te doen, zonder dat Hij iets in hen vindt waarom Hij het zou doen en dat zij Hem eerst zouden kunnen aanbieden; omtrent Zijn oprechte, welmenende aanbieding van Zichzelf en al Zijn genadegoederen, niet alleen aan anderen, maar ook aan ons in het bijzonder; omtrent ons recht en onze plicht om zoals we zijn tot Hem te komen; en tenslotte omtrent de opwekkende en troostrijke verklaring dat wij, wanneer we tot Hem komen, om geen enkele verleden of tegenwoordige zonde of ellende verstoten zullen worden, maar integendeel aangenomen en zalig gemaakt zullen worden.
Het geloof is van deze waarheden verzekerd, overreed of overtuigd, omdat God, Die niet liegen kan, ze in Zijn onfeilbaar Woord verklaart en door wonderen, Goddelijke eden en een menigte voorbeelden heeft bevestigd; en omdat men duidelijk inziet dat alle Goddelijke volmaaktheden in het zaligmaken van de voornaamste der zondaren langs deze weg meer verheerlijkt kunnen worden dan wanneer alle zondaren voor eeuwig verdoemd zouden worden. Het geloof heeft een innig welbehagen in deze hele weg van verlossing, met afzien van zichzelf' en al het geschapene. Het kiest de gehele Zaligmaker, met alles wat aan Hem is, voor zichzelf, en biedt zichzelf Hem geheel en al weer aan om alleen Zijn eigendom te zijn, met een oprechte en vrijwillige afstand van Satan, zonde en wereld. Het vertrouwt zich aan Hem toe en is met Hem alleen in alles tevreden, zonder dat het buiten Hem iets anders voor zijn zaligheid zoekt.
Door dit geloof, waardoor de zondaar de aangeboden Zaligmaker met Zijn gerechtigheid aanneemt, krijgt hij Jezus en Zijn gerechtigheid in bezit en eigendom." (...)
"Hoewel hij tijdens deze werkzaamheden een aangename rust voor zijn ziel vindt in Christus, is het mogelijk dat hij toch de volle verzekering van zijn genadestaat en de daarmee gepaard gaande vreugde nog mist. Als een ander hem vraagt of hij er nu zeker van is dat hij zaligmakende genade bezit en eeuwig zalig zal worden, kan hij vanwege de grootheid der zaak en uit vrees voor zelfbedrog zeer geslingerd en zelfs in het genieten van zijn rust gestoord worden.
Er zijn er echter ook die door Gods Geest uit onbedrieglijke kentekenen, die God in Zijn Woord voorgesteld heeft en die zij in hun ziel ervaren, van hun onverliesbaar aandeel in genade en heerlijkheid met meer of minder levendigheid en bestendigheid verzekerd worden. Terwijl zij zich tot hun dood toe, niet alleen bij plechtige gelegenheden, maar ook in hun gewone, dagelijkse omgang met God, met het gewichtvolle werk van de zelfbeproeving proberen bezig te houden."
In verschillende opzichten volgt Appelius Ursinus, Joh. Teelinck, W. Ã Brakel, dr. A. Comrie, F. A. Lampe e. a.. Hij was in de leer stringent orthodox. Appelius wilde het gevaar bestrijden dat men de krachten van een onbegenadigd mens onder de benaming van de 'gemeendere genaden des Geestes' zou verheffen. Sterke nadruk legde hij daarentegen op de onmiddellijke werking van Gods Geest, die het nieuwe leven van een dode zondaar als een 'ingestorte hebbelijkheid' door een 'eigenlijk wonderwerk uit het niet tevoorschijn brengt'.
Appelius heeft minstens 10 boeken, meest in de vorm van brieven, nagelaten. Als een van de laatste vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, verdient hij meer aandacht dan hem tot nu toe werd gegeven. Temeer omdat de problematiek waarin hij zichzelf verdiept heeft, telkens opnieuw in de Kerk naar voren is gekomen. Zijn evenwichtig en helder standpunt zijn ook nu nog volop actueel.
Het zaligmakend geloof is niet gelegen in de aangename zekerheid dat we genade hebben en dat ons werk in der waarheid is. Hoewel het ware geloof ook van deze zaken een gegronde zekerheid kan hebben, mag men daar toch het wezen van het geloof niet in zoeken. Want het voornaamste voorwerp waarmee het zaligmakend geloof werkzaam is, is niet zozeer onze eigen staat of ons eigen werk, dan wel het getuigenis van God met betrekking tot de enige, noodzakelijke en zeer gepaste weg van de verlossing van een zondaar door Christus. Het geloof heeft een bedaard en levend inzicht in de evangelische waarheid omtrent Jezus' Persoon; omtrent Zijn eeuwige liefde voor verloren zondaren; omtrent Zijn volmaakte genoegdoening; omtrent Zijn eeuwige gerechtigheid waarmee Hij al onze aangeboren en dadelijke zonden voor Gods aangezicht volmaakt kan bedekken, ons van al onze schulden kan vrijspreken, en ons de gerechtigheid, het geestelijk en eeuwig leven kan teruggeven; omtrent Zijn Middelaarskracht om aan doden het leven, aan blinden het gezicht, aan vijanden liefde en aan krachtelozen kracht te schenken; omtrent Zijn onafhankelijke gewilligheid om dat alles bij de grootste en voornaamste der zondaren te doen, zonder dat Hij iets in hen vindt waarom Hij het zou doen en dat zij Hem eerst zouden kunnen aanbieden; omtrent Zijn oprechte, welmenende aanbieding van Zichzelf en al Zijn genadegoederen, niet alleen aan anderen, maar ook aan ons in het bijzonder; omtrent ons recht en onze plicht om zoals we zijn tot Hem te komen; en tenslotte omtrent de opwekkende en troostrijke verklaring dat wij, wanneer we tot Hem komen, om geen enkele verleden of tegenwoordige zonde of ellende verstoten zullen worden, maar integendeel aangenomen en zalig gemaakt zullen worden.
Het geloof is van deze waarheden verzekerd, overreed of overtuigd, omdat God, Die niet liegen kan, ze in Zijn onfeilbaar Woord verklaart en door wonderen, Goddelijke eden en een menigte voorbeelden heeft bevestigd; en omdat men duidelijk inziet dat alle Goddelijke volmaaktheden in het zaligmaken van de voornaamste der zondaren langs deze weg meer verheerlijkt kunnen worden dan wanneer alle zondaren voor eeuwig verdoemd zouden worden. Het geloof heeft een innig welbehagen in deze hele weg van verlossing, met afzien van zichzelf' en al het geschapene. Het kiest de gehele Zaligmaker, met alles wat aan Hem is, voor zichzelf, en biedt zichzelf Hem geheel en al weer aan om alleen Zijn eigendom te zijn, met een oprechte en vrijwillige afstand van Satan, zonde en wereld. Het vertrouwt zich aan Hem toe en is met Hem alleen in alles tevreden, zonder dat het buiten Hem iets anders voor zijn zaligheid zoekt.
Door dit geloof, waardoor de zondaar de aangeboden Zaligmaker met Zijn gerechtigheid aanneemt, krijgt hij Jezus en Zijn gerechtigheid in bezit en eigendom." (...)
"Hoewel hij tijdens deze werkzaamheden een aangename rust voor zijn ziel vindt in Christus, is het mogelijk dat hij toch de volle verzekering van zijn genadestaat en de daarmee gepaard gaande vreugde nog mist. Als een ander hem vraagt of hij er nu zeker van is dat hij zaligmakende genade bezit en eeuwig zalig zal worden, kan hij vanwege de grootheid der zaak en uit vrees voor zelfbedrog zeer geslingerd en zelfs in het genieten van zijn rust gestoord worden.
Er zijn er echter ook die door Gods Geest uit onbedrieglijke kentekenen, die God in Zijn Woord voorgesteld heeft en die zij in hun ziel ervaren, van hun onverliesbaar aandeel in genade en heerlijkheid met meer of minder levendigheid en bestendigheid verzekerd worden. Terwijl zij zich tot hun dood toe, niet alleen bij plechtige gelegenheden, maar ook in hun gewone, dagelijkse omgang met God, met het gewichtvolle werk van de zelfbeproeving proberen bezig te houden."
In verschillende opzichten volgt Appelius Ursinus, Joh. Teelinck, W. Ã Brakel, dr. A. Comrie, F. A. Lampe e. a.. Hij was in de leer stringent orthodox. Appelius wilde het gevaar bestrijden dat men de krachten van een onbegenadigd mens onder de benaming van de 'gemeendere genaden des Geestes' zou verheffen. Sterke nadruk legde hij daarentegen op de onmiddellijke werking van Gods Geest, die het nieuwe leven van een dode zondaar als een 'ingestorte hebbelijkheid' door een 'eigenlijk wonderwerk uit het niet tevoorschijn brengt'.
Appelius heeft minstens 10 boeken, meest in de vorm van brieven, nagelaten. Als een van de laatste vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, verdient hij meer aandacht dan hem tot nu toe werd gegeven. Temeer omdat de problematiek waarin hij zichzelf verdiept heeft, telkens opnieuw in de Kerk naar voren is gekomen. Zijn evenwichtig en helder standpunt zijn ook nu nog volop actueel.
Mag ik opmerken dat Johannes Conradus Appelius geen enkele bijbeltekst bezigt, zonder dat me dat kwalijk wordt genomen?
Begrijp je dan niet dat dergelijke teksten geen autoriteit hebben voor mensen die geloven in de bijbel als Gods Woord?
Als die man 10 boeken vol brieven heeft geschreven die op deze manier doorgaan...
Doet me denken aan zo'n doorfluisterspelletje: De eerste weet de zin precies, en telkens verandert er 1 woordje, de laatste brengt een - misschien wel verdraaid mooie (en dan ook werkelijk VERDRAAID) - zin met een totaal andere lading ten gehore...
Just think about it.
Toetst alles en behoudt het goede.
[Veranderd op 31/1/03 door roseline]
Begrijp je dan niet dat dergelijke teksten geen autoriteit hebben voor mensen die geloven in de bijbel als Gods Woord?
Als die man 10 boeken vol brieven heeft geschreven die op deze manier doorgaan...
Doet me denken aan zo'n doorfluisterspelletje: De eerste weet de zin precies, en telkens verandert er 1 woordje, de laatste brengt een - misschien wel verdraaid mooie (en dan ook werkelijk VERDRAAID) - zin met een totaal andere lading ten gehore...
Just think about it.
Toetst alles en behoudt het goede.
[Veranderd op 31/1/03 door roseline]
Ik weet niet hoe het er bij jou in de gemeente aan toe gaat als er iemand het Woord Gods verkondigt/predikt. Maar bij ons in de kerk is het niet zo dat een predikant na elke zin een bijbeltekst noemt waarmee hij het onderbouwt.
Als een predikant op de kansel staat en zegt: Gemeente, willen we zalig worden, dan moeten we het eigendom van Jezus Christus worden en in Hem geloven. En hij noemt geen enkele bijbeltekst, dan ben je zeker ook tevreden?
Nu WSO,
Ik haal Justus Vermeer aan, die wel het een en ander (Zondag 1 HC) nog met bijbelteksten onderbouwd.
Ziet nu wat deze troost vermeerdert en volkomen maakt, namelijk de verzekering des Heiligen Geestes, welke ook Zijn merk draagt: lust en liefde om voor God te leven. De Catechismus zegt: Waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Vooraf dient hier onderscheid gemaakt te worden tussen de verzegeling des Geestes en tussen de verzekering van zijn aandeel aan God en van de zekerheid van zijn hoop op een eeuwig leven.
1. De verzegeling des Geestes, of het merkteken van de Heilige Geest krijgen alle gelovigen. Paulus zegt tot alle gelovigen zonder onderscheid (Ef. 1:13): "Nadat gij geloofd hebt, zijt gij verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte." Dit vergelijken met (Openb. 7: 4): "En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren, honderd vieren veertig duizend waren verzegeld uit al de geslachten Israëls." Ook Openb, 9: 4 en 14:1, vergeleken met Ezech. 9: 4: "Tekent een teken aan de voorhoofden der lieden, die zuchten en uitroepen over al die gruwelen, die in het midden derzelve gedaan worden." Bij welke laatste plaats onze geleerde kanttekenaars aanmerken, dat dit teken aan de voorhoofden (bij zinspeling) iets is, dat alle ware gelovigen van ongelovigen en hypocrieten onderscheidt. Dus worden allen, die ware genade krijgen, onderscheiden van de wereld (2 Kor. 6: 17): "Gaat uit het midden van hen, scheidt u af." Zo worden allen door de Heere voor de Zijnen gemerkt (Jes. 32: 1), zoals een zegel op enig ding een bewijs van eigendom is. En dus worden allen door dit zegel bewaard, verzegeld, toegelaten of verborgen voor de wereld (Kol. 3:3 ): "Gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God", gelijk zegels ook daartoe dienen, en voor de duivel, die hen niet meer in zijn macht kan krijgen. Zó worden alle gelovigen ook Godsbeeld deelachtig. Zo wordt dat in hun hart door dit zegel overgedrukt, vernieuwd naar Gods beeld, en de Goddelijke natuur deelachtig (2 Petrus 1:4). En dit hebben alle gelovigen zonder onderscheid, al weten zij het niet door de kracht des ongeloofs en de bestrijding van de boze. Maar anderen, die licht hebben en zien kunnen, kennen hen als een zaad, dat de Heere gezegend heeft (Jes. 61:9).
2. Maar de verzekering is die tweede genadige weldaad van God, welke niet behoort tot het wezen van de genadestaat van de gelovige, doch tot het wèlwezen van dezelve, waardoor God een gelovige doet weten de dingen die hem van God geschonken zijn (1 Kor. 2: 12). Ja, hem doet kennen en geloven dat zijn werk uit God is. Dit kan een mens missen en evenwel behouden worden, zoals blijkt uit Psalm 77 en Psalm 88. Dit had Jakob (Gen. 49: 11): "Op uw zaligheid wacht ik, o Heere." En Job (Job 19: 25): "Ik weet mijn Verlosser leeft." Ook Paulus (2 Tim. 1:12 ): "Ik weet in Wie ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag." En dit vermaant Petrus aan alle gelovigen (2 Petrus 1:10), dat zij zich zullen benaarstigen om hun roeping en verkiezing vast te maken.
Als een predikant op de kansel staat en zegt: Gemeente, willen we zalig worden, dan moeten we het eigendom van Jezus Christus worden en in Hem geloven. En hij noemt geen enkele bijbeltekst, dan ben je zeker ook tevreden?
Nu WSO,
Ik haal Justus Vermeer aan, die wel het een en ander (Zondag 1 HC) nog met bijbelteksten onderbouwd.
Ziet nu wat deze troost vermeerdert en volkomen maakt, namelijk de verzekering des Heiligen Geestes, welke ook Zijn merk draagt: lust en liefde om voor God te leven. De Catechismus zegt: Waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Vooraf dient hier onderscheid gemaakt te worden tussen de verzegeling des Geestes en tussen de verzekering van zijn aandeel aan God en van de zekerheid van zijn hoop op een eeuwig leven.
1. De verzegeling des Geestes, of het merkteken van de Heilige Geest krijgen alle gelovigen. Paulus zegt tot alle gelovigen zonder onderscheid (Ef. 1:13): "Nadat gij geloofd hebt, zijt gij verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte." Dit vergelijken met (Openb. 7: 4): "En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren, honderd vieren veertig duizend waren verzegeld uit al de geslachten Israëls." Ook Openb, 9: 4 en 14:1, vergeleken met Ezech. 9: 4: "Tekent een teken aan de voorhoofden der lieden, die zuchten en uitroepen over al die gruwelen, die in het midden derzelve gedaan worden." Bij welke laatste plaats onze geleerde kanttekenaars aanmerken, dat dit teken aan de voorhoofden (bij zinspeling) iets is, dat alle ware gelovigen van ongelovigen en hypocrieten onderscheidt. Dus worden allen, die ware genade krijgen, onderscheiden van de wereld (2 Kor. 6: 17): "Gaat uit het midden van hen, scheidt u af." Zo worden allen door de Heere voor de Zijnen gemerkt (Jes. 32: 1), zoals een zegel op enig ding een bewijs van eigendom is. En dus worden allen door dit zegel bewaard, verzegeld, toegelaten of verborgen voor de wereld (Kol. 3:3 ): "Gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God", gelijk zegels ook daartoe dienen, en voor de duivel, die hen niet meer in zijn macht kan krijgen. Zó worden alle gelovigen ook Godsbeeld deelachtig. Zo wordt dat in hun hart door dit zegel overgedrukt, vernieuwd naar Gods beeld, en de Goddelijke natuur deelachtig (2 Petrus 1:4). En dit hebben alle gelovigen zonder onderscheid, al weten zij het niet door de kracht des ongeloofs en de bestrijding van de boze. Maar anderen, die licht hebben en zien kunnen, kennen hen als een zaad, dat de Heere gezegend heeft (Jes. 61:9).
2. Maar de verzekering is die tweede genadige weldaad van God, welke niet behoort tot het wezen van de genadestaat van de gelovige, doch tot het wèlwezen van dezelve, waardoor God een gelovige doet weten de dingen die hem van God geschonken zijn (1 Kor. 2: 12). Ja, hem doet kennen en geloven dat zijn werk uit God is. Dit kan een mens missen en evenwel behouden worden, zoals blijkt uit Psalm 77 en Psalm 88. Dit had Jakob (Gen. 49: 11): "Op uw zaligheid wacht ik, o Heere." En Job (Job 19: 25): "Ik weet mijn Verlosser leeft." Ook Paulus (2 Tim. 1:12 ): "Ik weet in Wie ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag." En dit vermaant Petrus aan alle gelovigen (2 Petrus 1:10), dat zij zich zullen benaarstigen om hun roeping en verkiezing vast te maken.
Nu, bij ons ongeveer gelukkig wel. Waarom? Omdat er geen preek wordt voorbereid, maar omdat men leeft volgens de bijbel en dat ook uitdraagt naar de gemeente toe, en spreekt vanuit Gods Geest. De bijbel staat absoluut centraal, niet het verhaal van degene die begint, al zal diegene de schrift wel uitleggen (a.d.h.v. andere bijbelteksten!) en voorbeelden noemen. Ook is wel eens door een andere broeder recht gezet (d.m.v. een bijbeltekst!) wat een vorige broeder - die het goed meende - verkeerd zei. Moet je nagaan wat er gebeurt als men alles verwacht van 1 dominee/predikant (die niet eens alles onderbouwt wat hij zegt). Net alsof zo iemand niet kan struikelen in zijn woorden of iets verkeerd kan interpreteren.Origineel geplaatst door Refojongere
Ik weet niet hoe het er bij jou in de gemeente aan toe gaat als er iemand het Woord Gods verkondigt/predikt. Maar bij ons in de kerk is het niet zo dat een predikant na elke zin een bijbeltekst noemt waarmee hij het onderbouwt.
Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen.
Een van de voorgangers van onze gemeente werd een beetje vergeetachtig aan het eind van zijn leven. Om niet iets fout te zeggen (want het is makkelijk om te struikelen tijdens het leren, zeker als je vergeetachtig wordt), sprak hij de gemeente regelmatig toe door ALLEEN MAAR bijbelteksten voor te lezen.
Een andere voorganger las vaak teksten expres fout voor. En als dan niemand reageerde riep hij: HALLO! Lezen jullie niet ofzo? Dutten jullie in?
En als er al een boekje is waarin de schrift wordt uitgelegd, bestaat dat boekje zo ongeveer uit meer teksten dan woorden van de schrijver zelf.
Toetst alles en behoudt het goede!
Gelukkig verkeer ik in een gemeente waar daartoe opgeroepen wordt!
Nee, ik ben al ontevreden met een predikant voor de zaal. Die hebben wij niet.Als een predikant op de kansel staat en zegt: Gemeente, willen we zalig worden, dan moeten we het eigendom van Jezus Christus worden en in Hem geloven. En hij noemt geen enkele bijbeltekst, dan ben je zeker ook tevreden?
Heb je overigens de teksten die ik eerder noemde al gelezen?
Groeten, Rose.
[Veranderd op 31/1/03 door roseline]
‘Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten wat ons door God in genade geschonken is.’ 1 Kor. 2:12.Maar de verzekering is die tweede genadige weldaad van God, welke niet behoort tot het wezen van de genadestaat van de gelovige, doch tot het wèlwezen van dezelve, waardoor God een gelovige doet weten de dingen die hem van God geschonken zijn (1 Kor. 2: 12).
We hebben de Geest van God ontvangen. Dit staat in feite ook in Rom. 8:9:
‘Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.’
Criterium om Jezus toe te behoren is zijn Geest in je te hebben. Die Geest wordt je door God geschonken als onderpand van de erfenis, je wordt ermee verzegeld als je tot geloof komt (Ef. 1:13).
Verder: ‘Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de Geest is leven vanwege de gerechtigheid. En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest.’
En weer verder, in vers 13: ‘Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven, maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. Want allen, die door de Geest Gods geleid worden zijn zonen Gods.’
Als je de Geest hebt ontvangen en erdoor geleid wordt, dan heb je geen reden tot vrezen: ‘Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen…’
Nee, je kunt er verzekerd van zijn deel te hebben aan het eeuwige leven, en erfgenaam te zijn van God. En te delen in de verheerlijking van Christus zoals er staat in vers 17.
Maar indien wij - wij die onszelf gelovigen noemen en kennis hebben van het evangelie - er niet zeker van zijn dat Christus in ons is, dan zijn we verwerpelijk. 2 Kor. 13:5. Lijkt me ook duidelijk. Laten we onszelf daarom onderzoeken of we wel in het geloof zijn.
‘Want ik weet op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben ervan overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag.’ 2 Tim. 1:12.
Laten we die belijdenis vasthouden, want Hij die beloofd heeft, is getrouw.
Groeten, Rose.