Jongere schreef:Anker schreef:Dank voor je heldere antwoorden. Het maakt enigszins duidelijk hoe ds. Kempeneers aan zijn uitleg is gekomen.
Toch heeft deze indirecte exegese als gevolg dat er een bepaalde boodschap meegegeven wordt. Hoe ver kun je daarin gaan? Net als bij de gangen en standendiscussie, waar aan de hand van indirecte exegese bepaalde uitspraken worden gedaan. Begeef je je dan niet op glad ijs? Dit is een gedachtenspinsel van mij hoor, wellicht zit ik er helemaal naast.
Dat is een goede vraag.
Wat mij betreft is het belangrijk
hoe het stukje van ds. Kempeneers verder is gegaan. Misschien wil PvS dat ook nog wel plaatsen.
Dit kan natuurlijk niet het hoofdpunt zijn van zijn stukje. Dat moet het punt zijn wat ook het hoofdthema is van Daniël 4. Alle aandacht gaat niet uit naar het niet-kunnen van de tovenaars, maar naar de almachtige God.
Als dat, of mogelijk een andere belangrijke geestelijke les uit Daniël ook de spits van het stukje van ds. Kempeneers is geweest, valt het 'gewraakte stukje' wat mij betreft binnen de vrijheid van exegese. Al zou ik het zelf iets voorzichtiger verwoorden ("het zou kunnen dat ze niet durfden..").
ds. Kempeneers schreef:...Nebukadnezar droomde over een grote en sterke boom die tot aan de hemel reikte. En die overal vandaan gezien werd. Zijn bladeren waren mooi en zijn vruchten waren veel. Iedereen at van die boom, de dieren zaten in zijn schaduw, de vogels bouwden er hun nesten in. Maar, zo lezen we in vers 13, toen kwam er 'een wachter, een heilige'. Hier wordt een engel mee bedoeld. En die engel gaf bevel om die boom om te hakken. Toen werd de boom niet meer gezien, hij gaf geen vruchten meer en er nestelden geen vogels meer in. Maar de stomp met de wortels mocht blijven staan. en dat houdt in dat die boom in de toekomst wellicht nog zal kunnen gaan uitlopen. En dat er uit die stomp een nieuwe boom gaat groeien. En nu gaat het in die droom niet om een echte boom, nee het gaat om een mens. Dat zien we duidelijk in vers 16. Zijn hart worde veranderd, dat het geens mensen hart meer zij, en hem worde eens beesten hart gegeven, en laat zeven tijden over hem voorbijgaan.Nebukadnezar is als een boom die tot aan de hemel raakt. Hij heerst over de hele wereld. iedereen buigt voor hem. En dat maakt hem hoogmoedig. Straks zal hij die trotse woorden spreken: Is dit niet het grote Babel dat ik gebouwd heb? Hij is als die boom die met zijn takken naar de hemel grijpt. Maar God zal die hoogmoed gaan straffen door hem te laten denken dat hij een dier is. En dan zal hij zich gaan gedragen als een dier.
En in deze hoogmoedige koning wordt het beeld van de mens getekend, die in het paradijs zijn handen naar de hemeltroon uitstak. Zoals een boom met zijn takken naar de hemel grijpt. Zo deed de mens een greep naar de macht. Gij zult als God zijn, zo zei de slang. Maar het tegendeel werd werkelijkheid. De mens is zich nog erger dan een beest gaan gedragen. In Romeinen 3 wordt het portret getekend van de mens die het hart van een beest heeft. 12 Allen zijn zij afgeweken, te zamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die goed doet, er is ook niet tot één toe. 13 Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
Jongelui, dat is geen aangename boodschap. Daar wordt je niet door bemoedigd. Om die reden wilden de waarzeggers in Babel de droom niet uitleggen. Ze waren bang dat Nebukadnezar kwaad op hen zou worden. Om dezelfde reden zwijgen veel predikanten over de verdorvenheid van de mens. Zij willen hun hoorders met een goed gevoel naar huis laten gaan. Daarom doen ze alsof alle hoorders deel uitmaken van één grote familie, en ze spreken ze aan met 'broeders en zusters in de Heere Jezus Christus'. Maar hoe kan een dominee zijn gemeenteleden rustig en tevreden de kerk zien uitgaan, terwijl de luisteraars van Jezus weleens boos wegliepen en zeiden: 'Deze rede is hard, wie kan dezelve horen?' Wie de mensen alleen toeroept: 'Vrede, en geen gevaar!' wordt in het Oude testament ontmaskerd als een valse profeet! Trouwe dienaren van het Woord zullen de volle raad Gods willen verkondigen. Ook dat donkere aspect van de verdorvenheid van de mens. In de hoop dat jij je beeld erin herkent en dat je zal vragen: Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.
Vooropstellend dat ik niets tegen ds. Kempeneers heb.
Het begon ermee dat ik door oudere mensen gewezen werd op wat hen van jongsaf geleerd was, n.l. dat de wijzen de droom niet konden uitleggen vs. 18: 'Dezen droom heb ik, koning Nebukadnézar, gezien; gij nu, Béltsazar, zeg de uitlegging van dien, dewijl al de wijzen mijns koninkrijks mij de uitlegging niet hebben kunnen bekendmaken; maar gij kunt wel, dewijl de geest der heilige goden in u is.'
Ook in het vervolgstuk wordt melding gedaan dat de wijzen de uitlegging niet wilden doen, omdat zij bang waren dat Nebukadnezar kwaad zou worden. Er wordt gesuggereerd dat zij de uitlegging wisten, maar ook dat konden de wijzen niet weten.
Waarom zou Daniël zo gereageerd hebben: 'Toen ontzette zich Daniël, wiens naam Béltsazar is, bij een uur lang, en zijn gedachten beroerden hem.'
Calvijn:
“Hier wordt door Nebukadnezar herhaald, wat hij al eerder gezegd had: Hij vraagt namelijk naar de uitlegging van de droom. Hij kende het beeld, dat hem in de droom was getoond, maar kon nog niet begrijpen wat God ermee bedoelde. En ook kon hij niet bij zichzelf vaststellen, waarop het betrekking had. En daarom roept hij met het oog daarop Daniël, die betrouwbaar is, te hulp. Hij verklaart een droom gezien te hebben, opdat Daniël daardoor nog meer aandacht zal schenken aan de uitlegging ervan. Vervolgens voegt hij er met dezelfde bedoeling aan toe, dat alle wijzen van zijn rijk de droom niet hebben kunnen uitleggen. Daarmee geeft hij althans toe dat alle astrologen en waarzeggers en de overigen van dat slag in zeker opzicht onbetrouwbaar waren en hem teleurgesteld hadden. Want sommigen waren vogelwichelaars; anderen waren mensen, die hun vermoedens uitspraken; weer anderen waren dromenuitleggers, en ook waren er nog de astrologen, die slechts over de loop, de orde en de stand der sterren en hun eigenschappen spraken, maar die ook uit de loop der sterren wilden voorspellen, wat er in de toekomst niet zou gebeuren. En daarom, aangezien ze er zo prat op gingen van alle dingen wetenschappelijk het best op de hoogte te zijn - geeft Nebukadnezar hier toe dat het bedriegers waren. Dit schrijft hij namelijk toe aan Daniël, omdat hij begiftigd was met Gods Geest. Al de wijzen van Babel sluit hij dus uit van deze grote gave, omdat het bewezen was dat ze van Gods Geest verstoken waren. Dit wordt wel niet uitdrukkelijk door hem gezegd, maar het valt uit zijn woorden toch wel gemakkelijk af te leiden, dat hij alle Chaldeeuwse wijzen op onbetrouwbaarheid betrapt had. Vervolgens zondert hij Daniël van hun aantal mensen uit in het tweede zinsdeel en wijst daarbij tegelijk op de reden; namelijk omdat hij door Gods Geest de anderen overtrof. En daarom, Nebukadnezar kent hier aan God toe wat hem eigen is, en erkend vervolgens dat Daniël Zijn profeet en dienstknecht is...”
In de hoop dat mijn reageren nu ook duidelijk is.
(elk vogeltje zingt zoals het gebekt is)
Eén ding weet ik, dat ik blind ben en niet zie...