ejvl schreef:Marieke schreef:
Je moet zulke uitspraken wel goed uitleggen.
Met dat "niemandsland" wordt geen 3e groep mensen bedoeld uiteraard.
Ik heb altijd begrepen dat dit mensen zijn die nergens bijhoren, zowel niet bij de wereld en zowel niet bij Gods volk, ze kennen hun zonden maar Christus nog niet.
Is dit een correcte weergave of word daar wat anders mee bedoeld?
Als dat klopt blijf ik bij m'n eerdere stelling:
Als een mens met z'n zonden over de wereld gaat, zijn er 2 mogelijkheden.
1. Eigen wettische overtuigingen.
2. Een door God gewerkt zondebesef.
1. Is voor eeuwig verloren als daar geen verandering in komt.
2. Dat kunnen we pas achteraf concluderen als we Christus mogen ontvangen en we kunnen terugkijken op de zaak van toen is God begonnen.
En als we terug mogen kijken en kennis hebben aan Christus en vergeving van schuld hebben ontvangen, hoe klein ook, hebben we zondag 7 beleefd, een waar geloof.
Dat is mijn overtuiging.
Niemandsland:
Ik begrijp precies wie daarmee wordt bedoeld. Dit doet mij denken aan een preek van ds. Du Marchie van Voorthuyzen over Joh. 21. Het visnet met de 153 GROTE vissen. Hoewel het er vele waren, scheurde het net niet. Hij zette dit geestelijk over. Niet één kleintje. Die in het net zijn doen alles om er uit te komen, de kleintjes gaan door de mazen en ze gaan zo de zee weer in. Verder zijn er nog middelmatige vissen, ze gaan nog net door de mazen. Ze zijn beschadigd, ze hebben een wond gekregen, die geneest niet, ze blijven ziek. Ze zijn misschien wel de rugvin, de staartvin en schubben kwijtgeraakt. Ze hebben een klap gehad; ze komen veel boven om lucht te halen, ze zwemmen traag. Het zijn kleine zondaren, ze zijn nooit ontdekt. Nooit gezien dat alles één stuk vervloekte zonde is. Ze hebben een klap gehad, ze kunnen een trekking vertellen, ze hebben omgang met het volk. Maar ze kunnen niet vertellen over DE VERZOENING DOOR GOD IN CHRISTUS. Ze komen niet op het land, ze zijn door de mazen geglipt, ze hebben klappen gehad, ZE HOREN NIET BIJ HET VOLK EN NIET BIJ DE WERELD.
Op grond van Gods Woord en de geschriften van de oudvaders zou ik het scherper willen stellen:
Paulus onderscheidt het werk des Heiligen Geestes in de Romeinenbrief. Hij onderscheidt twee onderscheiden werkingen van één Heilige Geest:
1. het werk van de Heilige Geest onder de Wet: Geest der dienstbaarheid (Rom. 8:15);
2. het werk van de Heilige Geest onder de Genade: Geest der Aanneming tot kinderen Gods (Rom. 8:15).
1. Alzo noemt hij de werking des Geestes Gods door de wet, die de harten der mensen door de dreigementen tegen de overtreders verslaat en bevreesd maakt, gelijk daarvan een klaar voorbeeld is in de Israëlieten, als God de wet der tien geboden voor hen van den berg heeft uitgesproken; Exod. 20:19. Waarop de apostel hier ziet, alsook Hebr. 12:18,19;
2. Hierdoor wordt verstaan de genadige werking des Heiligen Geestes door de predikatie des heiligen Evangelies, die de harten der gelovigen verkwikt en van hunne aanneming tot kinderen verzekert; waartoe ook de volgende werkingen dienen. Zie Gal. 4:6; Ef. 4:30.
De twee mogelijkheden die ejvl onderscheidt, zijn mijns inziens te rekenen onder de werking des Geestes Gods door de wet.
Ds. Kort noemt dit een ontwaking. Rom. 7:9 En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden (Dat is, ik heb de menigte der zonde, die in mij wakker geworden was, levendig gevoeld.), doch ik ben gestorven (Dat is, ik ben in mijn gemoed overtuigd, dat ik midden in den dood lag, en heb den moed verloren van door de gehoorzaamheid der wet te kunnen behouden worden; Rom. 4:15; 2 Cor. 3:6,7,9.).
Antonius Walaeus (één van de statenvertalers) schrijft in de Synopsis over de wedergeboorte: (..) dat hoe geschikt de mens door de werking (van overtuiging) des Heilige Geestes onder en door de wet is gemaakt, dat ze ook maar uit overeenkomstig een zodanige gave (van wedergeboorte) verdient, gelijk de plaats Titus 3:5: Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes. Tenslotte dat enige dergelijke geschiktheid of voorbereiding, die aan het geloof voorafgaat, een voorgaande is, waaraan door God een vaste belofte van deze gave (wedergeboorte) gedaan is, daar al wat uit het geloof niet is, zonde is, Rom. 14:23 en zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen, te weten ter zaligheid, Hebr. 11:6. Bovendien dat aan de mens, hoe geschikt ook gemaakt, deze genade niet verschuldigd is, daar de mens ook deze geschiktheid hoe die ook zij der veroordeling schuldig is; welke veroordeling niet opgheven wordt dan van diegenen die in Christus zijn, en die wandelen naar het vlees, maar naar de Geest, Rom. 8:1, Kol. 1:12-13, Tim. 3:15.
Ds. W. à Brakel schrijft in zijn Redelijke Godsdienst hier ook hele stukken over. Ik neem daarvan een gedeelte over:
Deze zaken (blz. 751 ..) worden, en uitverkorenen en onbekeerlijken, beide wel deelachtig, hoewel het gelooflijk is dat de uitverkorenen dien deze bewegingen voorbereidingen zijn tot de wedergeboorte die zaken wel in meerder trap ontvangen; doch ook dan zijn ze (geestelijk!) dood, en zijn niet nader aan het leven, alsof ze die bewegingen niet hadden; die voorbereidingen zijn geen beginselen van het leven, en ook, zij komen niet voort uit den mensch zelf, maar zij zijn werkingen Gods in den mensch. Velen van deze geroepenen laten het bij een Felix-vreze, eene Agrippa’s-Beweging, eene Sauls-bekering en Farao’s verandering blijven, en keren wel weder met den hond tot hun uitbraaksel, en met de gewasschen zeug tot de wenteling in het slijk, en gaan hun ouden gang. Anderen nemen de waarheden met vreugde aan, en schieten ras op, maar hebben noch wortel noch ware vrucht, schoon er eene gedaante van godzaligheid mocht bijkomen. Zij houden het met de godzaligen en de godzaligheid, zoolang zij hun belang darbij vinden; maar als verdrukkingen komen om des Woords wil, of als ze met dien weg te verlaten, meer eer of winst zien te doen, dan verlaten ze denzelven, en worden wel de bitterste vijanden.
Thomas Stoddard beschrijft dit werk in zijn Leidsman tot Christus ook heel duidelijk. Blz. 78: Op de vraag “Maar zijn de overtuigingen en ontsteltenissen van sommige mensen zaligmakende? Is er niet voortdurende onderscheid tussen de ontsteltenissen van de uitverkorenen en die van de verworpenen. Antwoord: er is gedurende een lange tijd geen verschil in de twistingen des Geestes met hen, die bekeerd zullen worden en hen, die dat niet zullen worden. Zo kunnen twee schepen een tijdlang hetzelfde vaarwater volgen, terwijl er slechts een tenslotte de haven bereikt en het andere vergaat; zo is het hier ook. Zij, die nooit bekeerd zullen worden, kunnen gedurende een aanmerkelijke tijd dezelfde bevindingen hebben als zij, die wel zullen bekeerd worden; het kan zijn, dat er geen verschil is in hun overtuigingen, in hun verbeteringen, in hun bemoedigingen, noch in hun gestalten. (..) Ik kan hier vanzelf niet alles overnemen, maar ik acht het zeer leerzaam om zelf te lezen.
Sommigen spreken van een zaligmakende overtuigingen en verslagenheid, doch, wat is dat? Indien het alleen over hel en toorn gaat (werk des H. Geestes onder en door de Wet), dan hebben de verworpenen het zowel als zij. Over het grote kwaad der zonde kan het niet zijn, want dat kan niemand zien, die niet bekeerd is; de natuurlijke mens is blind.
ds. Th. van der Groe in 'Het schadelijk misbruik'
Een bloot werk van overtuiging, hoedanig het dan ook wezen moge, kan, op zichzelf, niemand enig part of deel aan Christus en aan de zaligheid geven. Alle warachtige overtuiging van zonden is slechts een voorbereidend wettisch werk des Geestesom een men gans uit zichzelve te leiden tot Christus. Die overtuiging zlef is het geloof in Christus niet; zij is slechts een voorbereidende genade tot het geloof, evenals het omloegen en week maken van de grond eens akkers een voorbereidend werk is om zaad te ntvangen en te doen wassen in de aarde; en gelijk het opgraven van een oud fondament alleen geschiedt om de weg en de stanplaats te bereiden voor de oprichting van een nieuw huis.
Geen overtuiging zal ooit heilzaam of zaligmakend zijn, dan die door de krachtdadige werking des Geestes in 's mensen hart dadelijk doorbreekt tot een oprechtgelovige kennis en omhelzing van de Heere Jezus, zoals Hij ons wordt voorgedragen in de beloften des Heiligen Evangeliums.
Dus zolang Christus nog niet is geopenbaard aan de ziel van de mens, is het een natuurlijk mens in de staat van verderf en blind! Hoewel hij ontwaakt kan zijn en grote vreze kan hebben. Slaafse vreze! Bang voor de straf voor de zonden. En dit wordt in de embryokerken: GG, GGiN en in een groot deel van de OGGiN reeds het leven der genade genoemd volgens de standenleer. Ds. Kort komt dat in zijn boek bijbels te weerleggen. Men zegt dan wel dat het in Christus moet zijn of komen, maar men leert dat het (genade)leven al in die mens is begonnen. Hoe krom en ingewikkeld kan je redeneren. Prefereer toch de eenvoudigheid van een ds. Th. Van der Groe zoals hierboven vermeld.
De slaafse vreze in tegenstelling tot de kinderlijke vreze in een kind van God, waarvan we lezen in 2 Kor.7:10: Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood.
Dit geldt enkel een kind van God (zie de kanttekening): David toen hij viel in de zonde van overspel en Petrus toen hij zijn Borg verloochende in de zaal van Kajafas. Een natuurlijk mens zal nooit een droefheid naar God kunnen hebben!! Ook al wendt hij zich dit voor. Hoe vaak wordt daar door een ds. of ambtsdrager hier in een verkeerde zin om gevraagd in het gebed. De natuurlijke en door de Geest der dienstbaarheid overtuigde mens wordt daarin opgebouwd, terwijl er juist zou moeten afgebroken en worden verdiept om op dat Enige Fundament (dat is Christus) gegrond te kunnen worden!!
Blz. 81: (..) Niemand ter wereld is in staat te zeggen welke overtuigingen van hel en toorn de uitverkorenen, en welke de verworpenen eigen zijn. Kunnen wij ze onderscheiden naar hun soort, mate, duur en onmiddellijke gevolgen? (..) De Schrift zwijgt erover, ja, de Schrift zegt het tegendeel: En die ingingen hebt gij verhinderd (Luk. 11:52).
De onderscheiding die EJVL aanbrengt, zou ik iets anders formuleren:
A.
1. de spranken in het geweten van ieder mens die de Heere heeft gelaten;
2. gemene overtuigingen gewerkt door Gods Geest zowel in de uitverkorenen als in de verworpenen (hier toont de Heere bemoeienis met een mens).
B.
1. Wanneer een mens alleen wordt overtuigd van de zonden onder of door de wet gaat hij verloren;
2. Wanneer een mens wordt overtuigd van de zonden tegen het Heilig Evangelie, dan vindt hij het leven en de zaligheid in een Ander, in Christus
Bij B. 2. geldt Rom. 8:16: Dezelve Geest (der Aanneming tot kinderen) getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.
Of, getuigt mede tot onzen geest. Dat is, de Heilige Geest beweegt niet alleen ons om God voor onzen Vader aan te roepen, maar getuigt ook inwendig tot onzen geest dat wij Gods kinderen zijn; of betuigt met onzen geest. Dat is, tezamen met onzen geest, die ons ook mede getuigt, door de aanmerking der kentekenen van het kindschap Gods, die onzen geest door Gods Geest in zichzelve bevindt; welke getuigenis, hoewel zij niet altijd even krachtig is in de gelovigen, zo openbaart zij nochtans zich menigmaal in hun meeste vernedering en benauwdheid.
Wil het wel zijn, dan zal een mens niet alleen moeten worden overtuigd van de zonden tegen de Wet, maar uiteindelijk ook van de zonden tegen het Heilig Evangelie. Want die laatstgenoemde zonde (van het ongeloof) houdt hem buiten de zaligheid. Wanneer een mens daarvan wordt overtuigd, dan sterft hij aan al zijn eigen gerechtigheid en valt God toe of gaat voor God opzij. Dan geldt: en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben. Wat God dan met hem doet is goed.
HC Zondag 1:
Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven niet mijn maar mijns getrouwen Zaligmakers JEZUS CHRISTUS eigen ben , die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alleheerschappij des duivels verlost heeft en alzo bewaart , dat zonder denwil mijns hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan , ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet , waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
--> waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert (tegenwoordige tijd: voortdurend).
HC Zondag 7:
Vraag 20
Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijkzij door Adam zijn verdoemd geworden?
Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.
Vraag 21
Wat is een waar geloof?
Een waar geloof is een stellig weten of kennis, waardoor ik allesvoor waarachtig houd, dat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft , maar ook een vast vertrouwen , hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt , dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.
--> VAST VERTROUWEN (dat is BEWUST!!) ook mij vergeving der zonden geschonken wordt, NEEN: GESCHONKEN IS!!!