Anker schreef:Tja, jij was al bang dat de discussie dood zou bloeden. Ik zie wel een verschil. Maar blijf jij maar zuur doen...
Zuur?? Hoe kom je erbij. Het is alleen duidelijk dat men het proefschrift niet pruimt. Nou dat mag.
Maar ik zou het graag hebben over de punten die ik speciaal voor WimA nog een keer naar boven heb gehaald. Maar ik wil ze met alle liefde nogmaals noemen:
Nog even over de punten die ds. J. Roos aandroeg in het RD, recensie 3 mei 2014.
Ds. Roos stelt goede vragen, maar heeft zijn recensie wel opgebouwd met een forse beperking zijnerzijds. Zijn recensie had uiteraard nooit kunnen eindigen met de conclusie dat dr. Steenblok inderdaad erg eenzijdig is geweest in zijn visie op verbond, verkiezing en prediking. Hij pikt er daarom enkele dingen uit - en laat een groot deel van de dissertatie liggen - zodat het geheel van de recensie in elk geval niet de fundamenten van de GGiN aantast. Hij heeft goed begrepen dat de dissertatie die fundamenten min of meer wel aantast.
1. Dat neemt niet weg dat ds. Roos mijns inziens enkele terechte vragen stelt. De samenvatting die Golverdingen geeft van de 6e leeruitspraak, is inderdaad gekleurd. (Waarbij ik aanteken dat de 6e leeruitspraak had moeten luiden zoals Golverdingen die samenvat.) Ds. Roos heeft gelijk dat de verantwoordelijkheid van de mens niet in eerste instantie in relatie tot de aanbieding van Christus wordt neergezet. Het klopt dat Kok preekte volgens de samenvatting die Golverdingen geeft van de 6e leeruitspraak. Maar als die samenvatting niet klopt, heeft ds. Roos gelijk dat ds. Kok niet geheel preekte volgens de 6e leeruitspraak.
2. Wat ds. Roos schrijft t.a.v. de algemene genade is onjuist. Ik heb het gevoel dat dat een punt is waarop ds. Roos dr. Steenblok nu eenmaal moet verdedigen en geen enkel licht mag laten bestaan tussen de opvattingen van Kersten en Steenblok, terwijl Golverdingen overtuigend aantoont dat Kersten er echt genuanceerder in stond.
3. Wat ds. Roos schrijft over de leer van de verbonden: daarin hebben Roos en Golverdingen allebei gelijk. Ds. Kersten stelt dat er inderdaad theologen zijn die de drieverbondenleer bijbels gebruiken, maar hij laat vooral zijn waarschuwing horen. Ds. Roos zegt terecht dat Golverdingen dit wat onderbelicht laat. (Maar dat is echter niet de scopus van het proefschrift.)
4. Over de beoordeling van de prediking en theologie van dr. Steenblok zal men het wel nooit eens worden. Golverdingen trekt m.i. daar de juiste conclusie dat Steenblok inderdaad ernstig eenzijdig was door de Bijbelse spanning tussen verkiezing en verantwoordelijkheid bijna geheel weg te theologiseren.
5. Hoe het boekje van Fisher te wegen? Ds. Roos komt hier niet met voldoende argumenten. Golverdingen stelt dat Kersten dit boekje heeft uitgegeven om Steenblok toch enigszins te corrigeren. Zijn argumenten lijken mij valide. Ds. Roos telt daar alleen maar tegenover dat Golverdingen Kersten eenvoudig moet geloven in wat hij als reden in zijn voorwoord schrijft. Ds. Roos gaat er dan echter aan voorbij dat er ook in het kerkelijk leven vaak mooie dingen op papier staan, omdat het opschrijven van de werkelijkheid nu eenmaal niet handig is in het kader van rust en onrust. Bovendien zou ik dan tegen ds. Roos willen zeggen: U vraagt aan Golverdingen om Kersten op zijn (voor)woord te geloven. Waarom doet u dat niet evenzeer met de schuldbelijdenis die ds. Kok uitsprak op de classis van 1948?
6. Ds. Roos maakt het in het slot van zijn recensie een beetje te bont, want hij zet eenvoudigweg vraagtekens bij het wetenschappelijke gehalte van de dissertatie. Misschien gelooft hij nog dat officiële bronnen altijd de volledige werkelijkheid beschrijven. Helaas is dat in kerkelijke notulen nogal eens niet het geval en zijn ze onvolledig of 'politiek' getint, d.w.z.: er wordt naar de gewenste werkelijkheid toegeschreven. Dan is het goed om dit te toetsen aan andere bronnen. Daar komt bij dat ds. Roos de herinneringen van ds. Mallan wél als objectief gegeven presenteert, terwijl dat van een deelnemer aan een conflict vrijwel nooit kan toeschrijven.
7. Het slot van de recensie van ds. Roos: Hier heeft ds. Roos een heel interessant punt te pakken, wat m.i. nog veel meer nadere studie verdient. Is het wel echt zo dat Kersten en Kok in essentie hetzelfde dachten? Dat zei Golverdingen wel, maar uit zijn dissertatie kan ik dat niet zo terug lezen. Daarnaast stelt ds. Roos in feite dezelfde vraag als dr. Huijgen tijdens de promotie deed, namelijk waar het onderscheid tussen verbondsbeloften en evangeliebeloften vandaan komt en hoe dat onderscheid nu vruchtbaar gebruikt kan worden op de kansel in de prediking. Hier raakt ds. Roos een terecht punt dat door Golverdingen niet goed is opgelost.