De passage in Mattheüs 19, in het bijzonder vers 9
Nu wil ik een begin maken met mijn reactie op je uitgebreide posting van dinsdagavond laat (4/5 september). Ik splits mijn antwoord op in twee delen:
- De passage in Mattheüs 19, in het bijzonder vers 9
- De overige zaken
Ik ga nu alleen in op wat de passage in Mattheüs 19 direct raakt. (Daarbij ga ik niet meer in op de wijziging van Erasmus; dat is in andere postings (gisteren) genoeg gedaan. Ik erken de vermoedelijk oorspronkelijke lezing en pas die ook toe in deze bijdrage.)
In zijn algemeenheid viel het mij overigens op dat ik mijn bijdrage had opgeknipt in gedeelten, waarbij ik nadrukkelijk onderscheid heb gemaakt in wat de Bijbel zegt over ‘verlating om allerlei oorzaak’ en ‘verlating om hoererij/overspel’. In je antwoord zag ik weer terug wat ik ook als bezwaar bij het artikel van ds. Engelsma had aangegeven, namelijk dat beide in één adem behandeld wordt. Dat maakt het niet overzichtelijk. In de behandeling van Mattheüs 19:9 ga ik echter dit onderscheid wel weer opnieuw aanbrengen.
De passage in Mattheüs 19 vóór vers 9
Hierover schreef ik:
Valcke schreef:De verlating om allerlei oorzaak wordt op diverse plaatsen in de Heilige Schrift genoemd. In het Nieuwe Testament wordt hiervan gesproken in Mattheüs 5:31-32, Mattheüs 19:3-9, Markus 10:2-12, Lukas 16:18 en 1 Kor. 7:10-11.
De term ‘allerlei oorzaak’ ontleen ik aan de vraag van de farizeeën in Mattheüs 19:3: Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten om allerlei oorzaak? De Heere Jezus leert in zijn antwoord dat het antwoord beslist ontkennend is. De inzetting van het huwelijk laat dit niet toe.
Jij beschrijft de aanleiding als volgt:
Lilian1975 schreef:Ik lees Mattheus 19 en de parallel teksten anders. De Heere Jezus reageert daarin op een gestelde strikvraag. Jezus had immers eerder net gezegd dat Hij niet gekomen was om de wetten van Mozes te ontbinden. En Hij zet vervolgens uiteen wat Gods wil is. Hij poneert eerst dat wat God samenvoegt scheidde de mens niet. In de grondtaal wordt ook een ander woord voor het scheiden en uiteengaan gebruikt. Vervolgens corrigeert Hij de verkeerde meer liberale opvatting van de Farizeeën. Zij gingen ervan uit dat je na het verstrekken van de scheidbrief mocht hertrouwen. Overigens was dat ook de meer strenge opvatting van de school van Shammai. Er waren dus hoorders die vertrouwd waren met beide opvattingen. In Mattheüs 19 vers 9 gebruikt de Heere Jezus dus de gezuiverde opvatting over verlaten. En om bij Zijn hoorders geen misverstand te laten bestaan/oproepen, vermeldt Hij overspel als enige uitzondering op de geformuleerde hoofdregel dat scheiding niet geoorloofd is.
Prima, tot hiertoe verschillen we m.i. niet. Ik kende deze aanleiding ook wel, maar omdat de Heere Jezus in Zijn antwoord de verschillende opvattingen feitelijk negeert en rechtstreeks teruggrijpt op de scheppingsinstelling in vers 4-8, zag ik de noodzaak niet om in te gaan op verschillende scholen onder de Joden. En in vers 9 moeten we ook goed lezen wat de Heere Jezus Zelf zegt; hoewel we natuurlijk de context van de vraag: ‘Is het geoorloofd te verlaten om allerlei oorzaak?’ hierin volledig mee moeten nemen. Bovendien reageerde ik op het artikel van ds. Engelsma over Mattheüs 19:9 (wiens uitleg jij zo duidelijk vond), en die gaat ook niet verder in op de kwesties onder de farizeeën.
Lilian1975 schreef:In de grondtaal wordt ook een ander woord voor het scheiden en uiteengaan gebruikt.
In vers 6 staat inderdaad het woord ‘scheiden’ en in vers 3 en 9 staat het woord ‘verlaten’ of ‘van zich losmaken’. Eigenlijk is ‘van zich losmaken’ een betere vertaling. Bij ‘verlaten’ denken we aan ‘weggaan’, terwijl evengoed sprake kan zijn van ‘wegzenden’. Omdat we gewend zijn aan het woord ‘verlaten’, blijf ik dat hierna regelmatig gebruiken. ‘scheiden’ heeft een bredere betekenis dan ‘verlaten’ en omvat alle vormen waarin man en vrouw niet samengevoegd blijven volgens Gods inzetting. Het ‘verlaten / van zich losmaken’ is één van die vormen.
Mattheüs 19:9 over de verlating om allerlei oorzaak
Hierover schreef ik:
Valcke schreef:De term ‘allerlei oorzaak’ ontleen ik aan de vraag van de farizeeën in Mattheüs 19:3: Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten om allerlei oorzaak? De Heere Jezus leert in zijn antwoord dat het antwoord beslist ontkennend is. De inzetting van het huwelijk laat dit niet toe. Ook leert de Heere Jezus dat de situatie voor hoererij of overspel anders is. Dat is een andere vorm van verlating of echtscheiding. De regels die de Heere Jezus vervolgens in deze passage geeft, gelden dan ook niet voor hoererij of overspel, maar wel voor het verlaten om ‘allerlei oorzaak’.
De Heere Jezus leert dus in de genoemde passages in Mattheüs en Markus dat deze vorm van scheiding of verlating niet alleen ongeoorloofd is, maar ook niet mag eindigen in een ontbinding van het huwelijk. Zowel de schuldige als de onschuldige partij mogen niet hertrouwen. Verzoening is de enige weg tot herstel. De Heere Jezus zegt dit in deze woorden:
Mattheüs 19:9: ‘Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaat, anders dan om hoererij, en een andere trouwt, die doet overspel; en die de verlatene trouwt, doet ook overspel.’
Mattheüs 5:32: ‘Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzaak van hoererij, die maakt dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel.’
Markus 10:11, 12: ‘En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat en een andere trouwt, die doet overspel tegen haar. En indien een vrouw haar man zal verlaten en met een ander trouwen, die doet overspel.’
Lukas 16:18: ‘Een iegelijk die zijn vrouw verlaat en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel.’
Hoewel in de genoemde teksten in Markus en Lukas de woorden ‘anders dan om hoererij’ ontbreken, zijn deze woorden wel van toepassing. Hier geldt het beginsel dat Schrift met Schrift vergeleken moet worden. De passage in Mattheüs is hier vollediger, en de woorden die we in Mattheüs vinden, zijn dan ook van toepassing in de parallelle plaatsen van Markus en Lukas.
Jij schreef het volgende over vers 9:
Lilian1975 schreef:In Mattheüs 19 vers 9 gebruikt de Heere Jezus dus de gezuiverde opvatting over verlaten. En om bij Zijn hoorders geen misverstand te laten bestaan/oproepen, vermeldt Hij overspel als enige uitzondering op de geformuleerde hoofdregel dat scheiding niet geoorloofd is.
Mee eens, al is de uitzondering in de vorm van een ontkenning: 'niet om hoererij'. En deze ontkenning werkt door op het hele vers.
Lilian1975 schreef:N.a.v. Mattheus nog het volgende:
als de Heere Jezus in vers 6 algemene regel formuleert dan gebruikt Hij voor scheiding het algemene woord chorizo, en dat je niet mag scheiden. Als Hij dan de vraag van de farizeeërs specifiek beantwoordt in vers 9, gebruikt Hij een ander Grieks woord (apolyo) wat sv vertaalde met verlaten. Dan beantwoorde Hij dus alleen die vraag (waarom Mozes die scheidbrief) specifieke voor de farizeeërs. Kennelijk heeft Hij in Zijn antwoord alleen die vraag willen beantwoorden. En dus niet de vraag wat te doen na overspel. Daarbij heeft het antwoord dan geen betrekking op hertrouwen na overspel.
Ik ben het helemaal met je eens dat de Heere Jezus in zijn antwoord teruggrijpt op de vraag van de farizeeërs over het ‘verlaten om allerlei oorzaak’. Daar richt hij zijn antwoord in vers 9 primair op. Toch maakt de Heere Jezus ook duidelijk dat de leerregel die hij in vers 9 geeft, NIET GELDT voor verlating om hoererij/overspel. Hieronder ga ik uitgebreid erop in hoe we vers 9 letterlijk moeten lezen en daar komt dit punt terug.
Overigens neem je hier een ander standpunt in dan in een ander deel van je reactie, waarin je feitelijk stelt dat
uit vers 9 volgt dat OOK IN GEVAL VAN (VOORAFGAAND) HOERERIJ/OVERSPEL het hertrouwen overspel genoemd wordt in dit vers. Het kan natuurlijk niet dat je aan één kant zegt dat in dit vers de Heere Jezus niets zegt over overspel, terwijl je anderzijds hetgeen de Heere Jezus hier leert ook van toepassing verklaart op overspel.
Als je
dus echt consequent bent, zou je moeten zeggen: De Heere Jezus zegt in vers 9 niets over de situatie van overspel/hoererij, en dus ook niet in de parallelle plaatsen van Markus en Lukas.
DUS: we kunnen ook niet zeggen op grond van DEZE BIJBELTEKSTEN dat de Heere Jezus hertrouwen na overspel/hoererij opnieuw overspel noemt. Maar deze consequentie neem je helaas niet.
Lilian1975 schreef:Het gedeelte na verlaten, heeft betrekking op het voorafgaande werkwoord verlaten , en geen betrekking op het daarop volgende gedeelte. Het gezuiverde begrip verlaten behelst namelijk niet het recht op hertrouwen. En dat kun je teruglezen in het tweede deel van Zijn antwoord.
Je kun dus niet vervolgens zeggen dat de uitzondering, het mogen scheiden, de weg opent tot hertrouwen. Volgens mij zijn hier geen grammaticale bezwaren tegenin te brengen in het Grieks. Mocht het anders zijn, hoor ik het graag.
De tussenzin ‘niet om hoererij’ of ‘anders dan om hoererij’ hoort inderdaad bij het voorafgaande werkwoord verlaten. Dat is evident en het is ook helemaal de kwestie niet of dit anders zou zijn. De Heere Jezus spreekt in het eerste deel van het antwoord over ‘verlaten niet om hoererij’. Het gaat echter helemaal fout wanneer je hieruit concludeert dat dit ‘verlaten niet om hoererij’ in de tekst niet verbonden is aan het hertrouwen. Ik licht dat in het volgende gedeelte toe.
Hoe moeten we Mattheüs 19:9 in letterlijke zin lezen?
De Heere Jezus noemt in vers 9a twee veronderstellingen of premissen en trekt dan een conclusie:
Vers 9a:
Premisse 1: Al wie zijn vrouw verlaat [om allerlei oorzaak], niet om hoererij
Premisse 2: En (diezelfde persoon!) een andere trouwt
Conclusie 1: Die (nog steeds diezelfde persoon) doet overspel
Vers 9b:
Premisse 3: En die de verlatene trouwt [die dus verlaten is om allerlei oorzaak, niet om hoererij, zie deel a van het vers]
Conclusie 2: Doet ook overspel
Dit is echt de enige manier waarop we de verschillende delen van het vers taalkundig en letterlijk met elkaar kunnen verbinden. Het is ook evident dat het in vers 9b om dezelfde vorm van verlating gaat als in vers 9a: dus niet om hoererij.
Een andere manier van lezen gaat in tegen de wetten van de taallogica. De Heere Jezus gebruikt in vers 9a TWEE PREMISSEN die BEIDE waar moeten zijn, wil de CONCLUSIE waar zijn. En in vers 9b gebruikt hij EEN PREMISSE die waar moet zijn, wil de conclusie waar zijn. En dat de verlater in vers 9a en de verlatene in vers 9b nauw met elkaar samenhangen, zodat er gesproken wordt van dezelfde soort van verlating, namelijk om ‘allerlei oorzaak’ en ‘niet om hoererij’ zoals de tekst uitdrukkelijk zegt, is zo evident, dat het voor mij onbegrijpelijk is dat iemand dit niet kan erkennen.
De manier hoe jij de tekst leest, is kennelijk zo (als het anders is, hoor ik het graag):
Premisse 1: Al wie zijn vrouw verlaat [om allerlei oorzaak],
niet om hoererij
Premisse 2: En een ander trouwt [in alle gevallen,
ook bij hoererij]
Conclusie 1: Die doet overspel
Maar zo kun je de tekst niet lezen, want de twee premissen zijn met het woordje ‘EN’ verbonden. Beide moeten dus waar zijn. Dat kan echter niet wanneer je in de tweede premisse leest: Ook bij hoererij. Want dit was in de eerste premisse reeds uitgesloten.
Wat zegt Mattheüs 19:9 over de situatie van hoererij/overspel?
De Heere Jezus zegt ‘niet om hoererij/overspel’. Zoals eerder gezegd is ‘hoererij’ een breder begrip dat ook het overspel omvat.
Omdat er staat ‘niet om hoererij’ zou je kunnen zeggen dat de tekst helemaal niets zegt over de situatie dat er wél hoererij is. Maar dat is veel te kort door de bocht. De Heere Jezus geeft namelijk een LEERREGEL, en Hij zegt dat deze LEERREGEL NIET VAN TOEPASSING IS IN GEVAL VAN HOERERIJ/OVERSPEL.
Je kunt tegenwerpen: Dat klopt, want in geval van hoererij/overspel moest iemand gestenigd worden. Het is echter zeer onaannemelijk dat de Heere Jezus daarom dit geval als uitzondering benoemt. Zelf geef je ook aan dat de steniging niet (of meestal niet) meer werd toegepast. Dat wist de Heere Jezus ook. Bovendien weten we uit Johannes 8 én Johannes 4 dat de Heere Jezus niet bedoelde dat de steniging na hoererij of overspel gehandhaafd moest worden. Dit kan dus de reden niet zijn.
De enige reden die overblijft, is dat de Heere Jezus in het benoemen hertrouwen overspel is, echt een uitzondering maakt in geval van (voorafgaand) hoererij/overspel.
Ook taalkundig is daar alles voor te zeggen. Daar waar er een expliciete ontkenning in een premisse is, is ook de conclusie niet geldig voor de situatie van de ontkenning. In dit geval is dus de conclusie niet geldig dat bij hertrouwen om reden van hoererij / overspel een nieuwe situatie van overspel oplevert. Volgens de wetten van de logica zegt dat niet per se dat de tegenovergestelde conclusie wél geldig is, maar in heel veel gevallen is dat wel zo:
Bijvoorbeeld, zie deze stelling: 'Alle vrouwen die geen hoofdbedekking hebben, mogen het kerkgebouw tijdens de dienst niet binnengaan.'
De premisse bevat een ontkenning (‘geen hoofdbedekking’). In zo’n situatie is het bijna evident dat vrouwen die wel een hoofdbedekking dragen, wél het kerkgebouw mogen binnengaan. En dit is gewoonlijk het geval bij een ontkenning in een premisse. We moeten ook uitgaan van de normale betekenis van de ontkenning; de Heere Jezus gaf geen duister onderwijs!
Bovendien: Als we in het geval van Mattheüs 19:9 niet tot de tegenovergestelde conclusie willen komen voor de situatie van hoererij / overspel, dan hebben de woorden ‘niet om hoererij’ geen enkele functie meer. Het gekke is dat jij en ds. Engelsma in feite de tekst ook zo uitleggen. Wat jullie zeggen komt er immers op neer dat jullie zeggen dat de regel dat hertrouwen overspel is OOK geldt bij hoererij/overspel. Nogmaals: dan had de Heere Jezus de woorden ‘niet om hoererij’ kunnen weglaten. In jouw opvatting en de opvatting van ds. Engelsma zijn deze woorden ‘niet om hoererij’ namelijk van geen enkele betekenis voor de conclusie.
Jouw exegese (en ook de exegese van ds. Engelsma) van Mattheüs 19:9 strijdt dus met het letterlijk lezen van dit vers, waarbij we in het oog houden dat de Heere Jezus in het hele vers spreekt over verlating om allerlei oorzaak, dus niet om hoererij. En dat hij in de eerste premisse één situatie in dit vers uitzondert, namelijk hoererij/overspel, zodat de conclusie dat hertrouwen gelijkstaat met overspel voor deze situatie niet, althans niet per definitie, geldt. We kunnen daarom alleen maar concluderen dat de Heere Jezus door de ontkenning ‘niet om hoererij’ wel degelijk een uitzonderingsgrond maakt voor het hertrouwen (waardoor hertrouwen na hoererij / overspel niet gelijk staat met overspel).
De schuldige partij
Lilian1975 schreef:Uit het gevolg van de andere opvatting over Mattheus 19 blijkt in de praktijk dat de schuldige en onschuldige in welke situatie dan ook mogen hertrouwen. Zodra je aanneemt dat door echtscheiding of door overspel het huwelijk eindigt. Dan mag als er geen verzoening mogelijk is hertrouwt worden maar dan mag ook de schuldige hertrouwen. Want er is geen huwelijk meer.
Dit volgt helemaal niet uit de exegese die ik gegeven heb over Mattheüs 19. De rollen van de partij die schuldig of onschuldig is, moeten we wel goed uit elkaar houden. We kunnen de tekst ook niet letterlijk 'spiegelen'. De Heere Jezus staat alleen de verlating en het opnieuw trouwen toe om reden van hoererij / overspel door de ANDERE PARTIJ. Vervolgens is het natuurlijk wel de vraag hoe om te gaan met de schuldige partij. Allereerst: De overheid zou de schuldige partij wel degelijk moeten straffen. Weliswaar niet de doodstraf (Johannes 8), maar wel op andere wijze. Ook kan een schuldige partij sowieso nimmer toegestaan worden te hertrouwen wanneer er niet sprake is van berouw en openbare schuldbelijdenis. Hoe verder om te gaan met de schuldige partij, valt buiten het kader van ons verschil, en ik ga er dus ook niet dieper op in. Maar het is wel goed om vast te stellen dat deze exegese van Mattheüs 19 HELEMAAL NIET ZEGT dat de schuldige partij mag hertrouwen. Dat volgt namelijk beslist niet uit de woorden van de Heere Jezus.
De reactie van de discipelen
Lilian1975 schreef:De reactie van de discipelen daaropvolgend kan niet alleen betrekking hebben op dat de verlatene niet mag hertrouwen. Want die opvatting werd door meer mensen aangehangen. En was dus niet nieuw voor hen.Maar ziet op de correctie van de Heere Jezus dat zelfs overspel geen recht op hertrouwen geeft. Wat God samenvoegt, scheidde de mens niet.
De reactie van de discipelen laat zich heel goed verklaren door het feit dat de Heere Jezus terugging naar de scheppingsordening. Inderdaad: Wat God samengevoegd heeft, scheide (maar dan met één d) de mens niet. En alles wat er verder staat in het antwoord van de Heere Jezus in de verzen 4 tot en met 8. Er is geen enkele reden om de reactie van de discipelen te beperken tot vers 9, al zal ook vers 9 een rol hebben gespeeld. De discipelen wisten immers ook dat onder de Joden de echtscheidingspraktijk aanzienlijk ruimer was dan de Heere Jezus nu in zijn antwoord voorstelde. Verder moet je ook letten op wat de Heere Jezus tot de discipelen vervolgens zegt in reactie op de discipelen. Daar gaat hij helemaal niet verder in op vers 9, maar hij gaat opnieuw in op de heiligheid en onschendbaarheid van het huwelijk in het algemeen.