Afgewezen schreef:Niemand wordt opgeroepen op ongelovige wijze met een sacrament werkzaam te zijn, noch in het OT, noch in het NT.
Nee, niemand mag onbekeerd zijn, niemand mag ongelovig zijn.
Als je zo redeneert, kom je uiteindelik bij een soort fatalisme uit.
Als een predikant in de prediking de waarde van de doop toelicht, zoals NGB art. 34 en HC vr 74 daarover spreken, dan mag hij toch wel zeggen: En ga hiermee maar op je knieën, gemeente!
Het geloof wordt in jouw visie tot een voorwaarde om Gods beloften te mogen noemen in het gebed. Dat gaat vrij ver.
En neem ik ontneem de doop niet van haar waarde; ik keer me alleen tegen het minimalisme waarmee door jullie over het verbond wordt gesproken, juist voor de kinderen, die wel Christus' merk- en veldteken dragen, maar nog niet door wedergeboorte in Christus zijn. Zij zitten wel zondag aan zondag in de kerk. Feitelijk heb je geen andere boodschap voor hen, dan dat hun doop tegen hen zal getuigen. Dan ben ik geneigd om maar weer eens het citaat van ds. J.W. Kersten te herhalen:
ds. J.W. Kersten schreef:"Aan de andere kant, wat is dat niet moedgevend voor onbekeerde mensen. U moet de Doop niet voorstellen als een stuk van verschrikking, maar als een stuk, zo vol blijdschap en moedgeving dat u pleiten mag. Mag? Moet! Dat u pleiten moet als u onbekeerd bent, op wat God geedaan heeft in uw Heilige Doop. En dat u zegt: 'Heere, nu hebt U mij uit het heidendom afgezonderd en U hebt mij zo dicht bij het Koninkrijk Gods gebracht, dat hebt U gedaan. En U was de Eerste. Vóór ik het nog wist en vóór ik er nog bewustzijn van had, hebt U al naar mij omgezien.' (...) Met name wordt u genoemd in de Heilige Doop. En de Heere zegt: 'U bent Mijn volk! U bent Mijn kinderen!' Ik zeg: dit heeft geen betrekking op uw staat voor de eeuwigheid. Want dit brengt de zaligheid niet aan. Maar aan de andere kant is dat voorrecht zo groot, dat God u onder het geklank brengt van Zijn Woord en dat Hij u nawandelt met Zijn zegeningen en met Zijn getrouwheid en met duizenderlei bewijzen, dat het niet noodzakelijk is om straks naar het eeuwig oordeel te verzakken en te verzinken. Dat heeft God gezworen."
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)