Gedichten
- J.C. Philpot
- Berichten: 10267
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gedichten
Ik las zojuist van Blaise Pascal het volgende:
Vader in de hemel,
ik bid U niet om gezondheid en niet om ziekte,
niet om het leven en niet om de dood,
maar hierom, dat U over mijn gezondheid
en mijn ziekte,
over mijn leven en mijn dood beschikt
tot uw eer en mijn heil.
U alleen weet wat goed voor mij is.
U alleen bent de Heer,
doe wat U wilt.
Geef aan mij, neem van mij,
maar maak mijn wil gelijkvormig aan de uwe.
Blaise Pascal
Vader in de hemel,
ik bid U niet om gezondheid en niet om ziekte,
niet om het leven en niet om de dood,
maar hierom, dat U over mijn gezondheid
en mijn ziekte,
over mijn leven en mijn dood beschikt
tot uw eer en mijn heil.
U alleen weet wat goed voor mij is.
U alleen bent de Heer,
doe wat U wilt.
Geef aan mij, neem van mij,
maar maak mijn wil gelijkvormig aan de uwe.
Blaise Pascal
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Re: Gedichten
Prachtig zeg!!J.C. Philpot schreef:Ik las zojuist van Blaise Pascal het volgende:
Vader in de hemel,
ik bid U niet om gezondheid en niet om ziekte,
niet om het leven en niet om de dood,
maar hierom, dat U over mijn gezondheid
en mijn ziekte,
over mijn leven en mijn dood beschikt
tot uw eer en mijn heil.
U alleen weet wat goed voor mij is.
U alleen bent de Heer,
doe wat U wilt.
Geef aan mij, neem van mij,
maar maak mijn wil gelijkvormig aan de uwe.
Blaise Pascal
Gebed
Heer,
geen dag en geen uur
zijn van mij
alle dagen en alle uren
zijn van U.
Nu ik het weet
ga ik er anders mee om.
U bent mijn levens
allebei
het leven hier en het leven hierna
Ik bid U, blijf in mij
Gebed
Heer,
geef dat wat wij bidden
voorkomt uit de liefde
omdat alleen de liefde
de meest waarachtige zin geeft
aan wat wij tegen U zeggen
en raak ook onze aardse
liefde aan met Uw goddelijke genade
zodat wij elkaar
liefhebben vanuit de ziel.
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Re: Gedichten
Rampnacht 31 januari - 1 februari 1953 (dichter onbekend)
De nacht was donker, toen ''t water kwam.
Het woeste water over Mik en dam;
Zij sliepen allen in stad en land
Vanaf de Hoek tot aan Cadzand.
Een ieder sliep in zachte rust
Door zoete vree in slaap gekust.
Toen kwam het water wreed en sterk
In Wolfaartsdijk en Ouwerkerk.
Toen moorde ''t water wild en blind
Het Godverlaten mensenkind;
Het smoorde in de stal het vee
In Abbebroek en Zierikzee.
En Gij o God, Gij zag niet om
Naar Uw rampzalig mensendom.
Dat stikte in het vuile nat
In Oude Tonge en Rilland Bath.
Als Gij vertoornd zijt o God,
En Gij wilt eisen Uw gebod.
Waarom stuurt Gij dan niet Uw vloed
Naar Moskou of naar Hollywood ?
Waarom hebt Gij ons zo verstoord?
Hebt Gij het gillen niet gehoord?
Het angstgeroep naar U o God
Had Gij geen deernis met hun lol?
Waarom o God verliet G''Uw volk
In stormgebruis en waterkolk?
En zag niet hoe het werd vermoord
In Halsteren en Dinteloord?
Sloot Gij de hemel voor hen dicht
En wendde Gij niet Uw gezicht
Naar ''t kind dat naar U schreidde
Heer In Kruiningen en Nieuw Vosmeer?
O God, wat hard, wat wreed is dit.
Dit derven van al aards bezit.
Dit missen van z''n vrouw, z''n kind,
''t Verlies van al wat men bemint.
De wereld Heer, die is zo hard;
Het leven Heer, het brengt zo''n smart.
Mijn vaderland.... één woeste zee
Op Flipland, Tholen en Flakkee.
Mijn volk.... vergaan in ''t modderbad
Van Stellendam en Willemstad.
Mijn volk, verdronken in de vloed.
En Gij.... Gij hebt het niet verhoed !
O Heer, die in de hemel ziet.
Aanhoor deez'' bit''re woorden niet.
Begrijp het Heer, mijn wrange hart.
Begrijp mijn angst en zielesmart.
Want ''k weet het immers uit Uw woord
Dat Gij altijd Uw volk verhoort.
Dat Gij het nooit en nooit verlaat
In Nieuwerkerk en Ooltgensplaat.
Dat Gij ze ophaalt naar Uw rijk
Uit Stavenisse en van Oostdijk.
Daar rusten zij nu in Uw schoot.
Verlost, gered uit watersnood.
Gij plukte ze van dijk en dak
Als bloemen, en Gij Heere stak
Ze in Uw hof met eigen hand
Uit Dreischor en uit Oosterland.
Daar bloeien zij nu groot en klein.
Daar zal het eeuwig vrede zijn;
Dat volk valt nu geluk ten deel
Uit Numansdorp en ''s-Gravendeel.
Laat mij niet jammeren meer o God,
Maar blij zijn met hun zalig lot.
Gij riep ze naar het hemels land
Vanaf de Hoek tot aan Cadzand.
De nacht was donker, toen ''t water kwam.
Het woeste water over Mik en dam;
Zij sliepen allen in stad en land
Vanaf de Hoek tot aan Cadzand.
Een ieder sliep in zachte rust
Door zoete vree in slaap gekust.
Toen kwam het water wreed en sterk
In Wolfaartsdijk en Ouwerkerk.
Toen moorde ''t water wild en blind
Het Godverlaten mensenkind;
Het smoorde in de stal het vee
In Abbebroek en Zierikzee.
En Gij o God, Gij zag niet om
Naar Uw rampzalig mensendom.
Dat stikte in het vuile nat
In Oude Tonge en Rilland Bath.
Als Gij vertoornd zijt o God,
En Gij wilt eisen Uw gebod.
Waarom stuurt Gij dan niet Uw vloed
Naar Moskou of naar Hollywood ?
Waarom hebt Gij ons zo verstoord?
Hebt Gij het gillen niet gehoord?
Het angstgeroep naar U o God
Had Gij geen deernis met hun lol?
Waarom o God verliet G''Uw volk
In stormgebruis en waterkolk?
En zag niet hoe het werd vermoord
In Halsteren en Dinteloord?
Sloot Gij de hemel voor hen dicht
En wendde Gij niet Uw gezicht
Naar ''t kind dat naar U schreidde
Heer In Kruiningen en Nieuw Vosmeer?
O God, wat hard, wat wreed is dit.
Dit derven van al aards bezit.
Dit missen van z''n vrouw, z''n kind,
''t Verlies van al wat men bemint.
De wereld Heer, die is zo hard;
Het leven Heer, het brengt zo''n smart.
Mijn vaderland.... één woeste zee
Op Flipland, Tholen en Flakkee.
Mijn volk.... vergaan in ''t modderbad
Van Stellendam en Willemstad.
Mijn volk, verdronken in de vloed.
En Gij.... Gij hebt het niet verhoed !
O Heer, die in de hemel ziet.
Aanhoor deez'' bit''re woorden niet.
Begrijp het Heer, mijn wrange hart.
Begrijp mijn angst en zielesmart.
Want ''k weet het immers uit Uw woord
Dat Gij altijd Uw volk verhoort.
Dat Gij het nooit en nooit verlaat
In Nieuwerkerk en Ooltgensplaat.
Dat Gij ze ophaalt naar Uw rijk
Uit Stavenisse en van Oostdijk.
Daar rusten zij nu in Uw schoot.
Verlost, gered uit watersnood.
Gij plukte ze van dijk en dak
Als bloemen, en Gij Heere stak
Ze in Uw hof met eigen hand
Uit Dreischor en uit Oosterland.
Daar bloeien zij nu groot en klein.
Daar zal het eeuwig vrede zijn;
Dat volk valt nu geluk ten deel
Uit Numansdorp en ''s-Gravendeel.
Laat mij niet jammeren meer o God,
Maar blij zijn met hun zalig lot.
Gij riep ze naar het hemels land
Vanaf de Hoek tot aan Cadzand.
Re: Gedichten
Tjoh, Helma
aangrijpend.
Waar heb je dit gedicht gevonden?

Waar heb je dit gedicht gevonden?
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Re: Gedichten
dat vond ik ook...Mara schreef:Tjoh, Helmaaangrijpend.
Waar heb je dit gedicht gevonden?
het stond bij een kennis (geschiedenisdocent) op FB
Re: Gedichten
Mooi gedicht. Al staan er storende taalfouten in.
Re: Gedichten
Lol zal wel lot moeten zijn.
Schreidde moet zijn schreide
Zag, had, plukte etc Gij moet zijn: Zaagt, hadt, pluktet Gij.
Er staan dus nogal wat taalfouten in.
Het is verder wel een beetje vaag gedicht.
Wat is nu het thema? Dat alle slachtoffers uiteindelijk behouden zijn?
Dus dat het allemaal zo erg niet was?
Schreidde moet zijn schreide
Zag, had, plukte etc Gij moet zijn: Zaagt, hadt, pluktet Gij.
Er staan dus nogal wat taalfouten in.
Het is verder wel een beetje vaag gedicht.
Wat is nu het thema? Dat alle slachtoffers uiteindelijk behouden zijn?
Dus dat het allemaal zo erg niet was?
Re: Gedichten
Die zag ik ook wel, maar laten we die met de mantel der liefde bedekkenAnker schreef:Mooi gedicht. Al staan er storende taalfouten in.

Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Re: Gedichten
Oud Recept
de liefde is iets heel gewoons
niets mistigs en niets vaags
je houd mekaar gewoon goed vast
en... schudden 3 x daags
de liefde is geen vage droom
niets vrooms, en niets vergeestelijks
zij geeft een simpel ledikant
iets uitgesproken feestelijks
de liefde is iets heel gewoons
niets mistigs en niets vaags
je houd mekaar gewoon goed vast
en... schudden 3 x daags
de liefde is geen vage droom
niets vrooms, en niets vergeestelijks
zij geeft een simpel ledikant
iets uitgesproken feestelijks
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Re: Gedichten
Digibron heeft van lot inderdaad lol gemaakt bij het scannen.refo schreef:Lol zal wel lot moeten zijn.
Schreidde moet zijn schreide
Zag, had, plukte etc Gij moet zijn: Zaagt, hadt, pluktet Gij.
Er staan dus nogal wat taalfouten in.
Het is verder wel een beetje vaag gedicht.
Wat is nu het thema? Dat alle slachtoffers uiteindelijk behouden zijn?
Dus dat het allemaal zo erg niet was?
Het gedicht stond op 1 februari 1973 in het RD.
Toen was kwaliteit nog niet zo belangrijk.
De naam van rijmer stond er niet bij.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Re: Gedichten
Mist
De wereld is klein
De mist is groot
Ik kijk om mij heen
Alles lijkt dood
O God waar is de zon
Die ooit zo mooi begon?
Verwarm mij telkens weer
Zodat ik ook weer leer
Anderen te verwarmen
De wereld is klein
De mist is groot
Ik kijk om mij heen
Alles lijkt dood
O God waar is de zon
Die ooit zo mooi begon?
Verwarm mij telkens weer
Zodat ik ook weer leer
Anderen te verwarmen
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Re: Gedichten
Bede
Als de golven zich verheffen,
Bruisend tegen 't scheepje slaan,
Doe dan, Heere, mij beseffen
Dat 'k alleen met U kan staan.
Wil mij eigen kracht benemen.
Die Uw ere van U rooft.
Mij van eigen wil vervreemden,
Die Uw heerschappij verdooft.
Laat Uw liefde mij genezen,
Sta uit vrije gunst mij bij.
Ik heb voor geen kwaad te vrezen,
Als ik U heb aan mijn zij.
Wil, o dier'bre Jezus, komen.
Wil woning nemen [in] mijn hart.
Bewaar mijn ziel, bewaar mijn zinnen,
Zo licht in satans strik verward.
Ach, leer mij Uw wet beminnen,
Bestuur mijn gangen, richt mijn pad.
Dan kom ik eens de haven binnen.
Die leidt tot d' eeuw'ge, veil'ge stad.
Nicolaas Hendrik Beversluis
Als de golven zich verheffen,
Bruisend tegen 't scheepje slaan,
Doe dan, Heere, mij beseffen
Dat 'k alleen met U kan staan.
Wil mij eigen kracht benemen.
Die Uw ere van U rooft.
Mij van eigen wil vervreemden,
Die Uw heerschappij verdooft.
Laat Uw liefde mij genezen,
Sta uit vrije gunst mij bij.
Ik heb voor geen kwaad te vrezen,
Als ik U heb aan mijn zij.
Wil, o dier'bre Jezus, komen.
Wil woning nemen [in] mijn hart.
Bewaar mijn ziel, bewaar mijn zinnen,
Zo licht in satans strik verward.
Ach, leer mij Uw wet beminnen,
Bestuur mijn gangen, richt mijn pad.
Dan kom ik eens de haven binnen.
Die leidt tot d' eeuw'ge, veil'ge stad.
Nicolaas Hendrik Beversluis
Re: Gedichten
Reformatie
In 't donkre tij van bijgelovigheden,
toen 't ongeloof zo diep zijn wortel schoot,
het Woord van God met voeten werd getreden,
de mens van Geestes lichtglans was ontbloot,
kleurd' aan de kim een hoopvol morgenrood,
als antwoord op de roepende gebeden
van duiven in de rots, uit bange nood,
om onverdiend goedertierenheden:
Een monnik slechts, die God als middel schonk,
klopt' op de kerkdeur, dat 't Rome klonk,
kritiek op leringen die niet betamen.
En als hij straks gedaagd wordt voor 't gerecht,
spreekt hij, met God''lijk vuur bezield, oprecht:
God helpe mij, ik kan niet anders. Amen.
Marinus Nijsse.
In 't donkre tij van bijgelovigheden,
toen 't ongeloof zo diep zijn wortel schoot,
het Woord van God met voeten werd getreden,
de mens van Geestes lichtglans was ontbloot,
kleurd' aan de kim een hoopvol morgenrood,
als antwoord op de roepende gebeden
van duiven in de rots, uit bange nood,
om onverdiend goedertierenheden:
Een monnik slechts, die God als middel schonk,
klopt' op de kerkdeur, dat 't Rome klonk,
kritiek op leringen die niet betamen.
En als hij straks gedaagd wordt voor 't gerecht,
spreekt hij, met God''lijk vuur bezield, oprecht:
God helpe mij, ik kan niet anders. Amen.
Marinus Nijsse.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
Een plaats van God
De spin die in ’t paleis zijn web mocht weven,
kreeg daar een plaats, een taak en doel van God,
Die ook de brandnetel zijn groei wou geven;
zelfs elk insect geeft Hij een zinvol lot.
Hij, Die geen mus voorbij ziet in zijn vallen
en alle haren van mijn hoofd zelfs telt,
weet van de levensvragen van ons allen
en van ’t verzet tegen waar Hij ons stelt.
Geef, Heere, in mijn hart een diep begeren
om daar te zijn, waar U mij hebben wilt
en in ootmoedig buigen U te eren,
waardoor de onrust in mij wordt gestild,
en ik niet van mijn plaats in ’t dienen wijk
als hakker of als putter in Uw Rijk.
Uit: Uw staf vertroost mijn hart, ds. C.J. Meeuse
De spin die in ’t paleis zijn web mocht weven,
kreeg daar een plaats, een taak en doel van God,
Die ook de brandnetel zijn groei wou geven;
zelfs elk insect geeft Hij een zinvol lot.
Hij, Die geen mus voorbij ziet in zijn vallen
en alle haren van mijn hoofd zelfs telt,
weet van de levensvragen van ons allen
en van ’t verzet tegen waar Hij ons stelt.
Geef, Heere, in mijn hart een diep begeren
om daar te zijn, waar U mij hebben wilt
en in ootmoedig buigen U te eren,
waardoor de onrust in mij wordt gestild,
en ik niet van mijn plaats in ’t dienen wijk
als hakker of als putter in Uw Rijk.
Uit: Uw staf vertroost mijn hart, ds. C.J. Meeuse
Re: Gedichten
GODS VERDRUKTE KERK
De bange duif, voor arenden gevlucht,
heeft in de spleet der rots een plaats gevonden
Nu zij tot rust komt, voelt zij pas haar wonden.
Zij krimpt ineen bij 't horen van gerucht.
De aanval van de vijand was geducht.
Zij hadden haar bijkans voorgoed verslonden.
Haar vleugels repten zich zoveel zij konden,
Gelaten wacht zij op het licht en zucht.
Zo zit Gods Kerk in 't laatste van de dagen.
De bozen hebben haar uiteen geslagen.
Zij beidt en bidt of 't licht weer op mag gaan:
Immanuël, laat ons hier niet versagen.
Leer ons gelovig naar U blijven vragen.
Gij komt gewis! Uw Koninkrijk vangt aan!
Marinus Nijsse
De bange duif, voor arenden gevlucht,
heeft in de spleet der rots een plaats gevonden
Nu zij tot rust komt, voelt zij pas haar wonden.
Zij krimpt ineen bij 't horen van gerucht.
De aanval van de vijand was geducht.
Zij hadden haar bijkans voorgoed verslonden.
Haar vleugels repten zich zoveel zij konden,
Gelaten wacht zij op het licht en zucht.
Zo zit Gods Kerk in 't laatste van de dagen.
De bozen hebben haar uiteen geslagen.
Zij beidt en bidt of 't licht weer op mag gaan:
Immanuël, laat ons hier niet versagen.
Leer ons gelovig naar U blijven vragen.
Gij komt gewis! Uw Koninkrijk vangt aan!
Marinus Nijsse
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«