Afgewezen schreef:vragensteller schreef:Er kan tijd liggen tussen de belofte en vervulling.,
DL I,16
Veel minder behoren voor deze leer van de verwerping verschrikt te worden degenen die ernstiglijk begeren zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen, en van het lichaam des doods verlost te worden, en nochtans in den weg der godzaligheid en des geloofs zo ver nog niet kunnen komen, als zij wel wilden; aangezien de barmhartige God beloofd heeft dat Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen, en het gekrookte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is met recht schrikkelijk voor degenen die God en Christus den Zaligmaker niet achtende, zichzelven aan de zorgvuldigheden der wereld en aan de wellusten des vleses geheel hebben overgegeven, zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.
Ik maak hieruit op dat je niet angstig hoeft te zijn, als je je tot God wenst te bekeren. Tegelijkertijd ook niet passief worden ...
Als je deze passage van de DL wilt gebruiken om de klem om
geborgen te zijn, weg te halen, ben je verkeerd bezig.
Ik berijp je niet helemaal.
Gisteren postte je dat het geloven dat God in Christus een verzoend Vader is de zekerheid uitmaakt.
Welnu, verstandelijk gelooft het gros van de kerkmensen dat, maar dat is niet genoeg.
Op het moment dat je als een verloren zondaar aan Gods voeten ligt, is je zorg of Hij ook
jouw verzoend Vader is.
Je kunt dan gesteund worden met een belofte: Gij die God zoekt in al uw zielsverdriet, houd aan grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven.
Dan mag je denk ik weten, dat het goed zit tussen God en jou, terwijl je misschien nog niet het vaste vertrouwen hebt dat je zonden vergeven zijn (uit zondag 7), want dat zegt de geciteerde belofte niet. Dogmatisch weet je dat God een dergelijke belofte niet geeft aan onwedergeborenen. Er zal dan iets zijn in jezelf dat zegt dat je een kind van God bent. Je weet ook dat je God liefhebt (in de Bijbel staat dat dat Zijn kinderen doen). Verstandelijk weet je ook, dat op het moment van wedergeboorte je zonden van Gods kant vergeven zijn. Het punt dat ik wilde maken is, dat de belofte van God voldoende zekerheid geeft om te weten dat het van Zijn kant vast ligt, en zeker iets is waarvoor je dankbaar mag zijn. Tegelijkertijd geeft het onvoldoende zekerheid (in je eigen waarneming) om op een rustbankje terecht te komen.Dat laatste lijkt me nooit goed. Je wilt die vergeving ook hebben!
Ik heb die passage niet gebruikt om de klem er uit te halen (ze begeren zich
ernstiglijk tot God te bekeren, daar ligt de klem nog steeds), maar wel heb ik hem gebruikt om te zeggen, dat er ook een stukje vertrouwen mag zijn, en dat is tevens een geloofsdaad: "Ik hoop op Zijn Woord", Psalm 130, dan hoeft er geen angst te zijn, maar mag je blij zijn me alles wat God al onverdiend gegeven heeft en belooft heeft te zullen geven. En nogmaals: in de wedergeboorte vindt de inlijving in Christus plaats. In de praktijk van het leven kan het dan denk ik geeneens dat de wedergeboren mens echt een rustpunt vindt buiten Christus. Misschien hooguit voor een poos, maar niet blijvend.