memento schreef:Kortom, je begrijpt, de dogmatiek is mij vaak veel te reductionistisch, te rationeel en te beperkt en ook...jawel... te tijdgebonden.
Ik denk dat dit niet geheel waar is. De basis van de gereformeerde dogmatiek zien we al bij Augustinus en vele andere kerkvaders. Deze was geschoold in het Platonische denken, echter het is goed om op te merken dat hij die niet overneemt, maar gebruikt. Filosofie bestaat namelijk uit 2 componenten, de ene is de wereld- en Godsvisie die het ontwikkeld, de andere is de wijze van denken die men toepast. Well, Augustinus verwerpt het eerste, en gebruikt het laatste. En hij volgt hier Paulus in na, die mn in zijn Romeinenbrief duidelijke Platonische trekjes vertoont, in zijn redeneer-wijze. Wie eerlijk is en Augustinus denkwijze afkeurt, kan niet anders dan Paulus' denkwijze ook afwijzen.
Wat betreft je argument dat het OT bepaalde leerstukken die nu tot de essentiële dogmatiek behoren niet klaar en duidelijk brengt, is gewoon waar. Als calvinist (en in navolging van Paulus) zie ik dat dat de lijn is van het hele OT, men kende de leer alleen volgens schaduwen en typen. Ja, zelfs in het NT zien we Jezus spreken in gelijkenissen. Slechts ná Zijn dood wordt pas helder en duidelijk gesteld wat de ware betekenis is van alles. Als we echter kijken naar de Joodse filosofen en Schriftuitleggers (o.a. de Talmud) zien we dat veel onderwerpen die sommige sceptischen zeggen dat die nooit een plaats hebben gehad in het OT-denken, wel degelijk bestaan hebben, en ook aan de Schrift (OT) ontleent zijn. Zie bv het bekende discussie-punt van de opstanding der doden en een leven na de dood en de eeuwigheid
op WikiPedia. Blijkbaar zijn er altijd mensen geweest die door die schaduwen heen gezien hebben.
Kortom, aan jou om aan te tonen dat het Griekse consistentie-denken (de basis van alle filosofie trouwens) die direct leidt tot wat jij noemt een 'Grieks godsbeeld', niet correct is, en uit kan leggen waarom we dan wel het Godsbeeld van Paulus kunnen blijven hanteren (tenminste, ik mag aannemen dat je niet zo ver wilt gaan om de brieven van Paulus als tijdsgebonden te gaan zien).
Ik vind ook niet, dat dit beeld van de God, die zich tot de mensen keert, hun spraak gebruikt, hun leven leeft en hun (dagelijkse) problemen en zorgen draagt en meevoelt, nu gecorrigeerd moet worden door de dogmatische doordenking.
Dit is idd een gevaar, de reden leg ik daarvan echter niet bij de dogmatiek an sich, maar bij het nog niet goed ontwikkelde leerstuk van de 'algemene genade'. Vaak is het gebrek aan dat leerstuk in de prediking de oorzaak er van dat mensen niet het goede van God durven te verwachten, onafhankelijk van hun geestelijke staat. Echter, ik vind dat geen argument om de dogmatiek maar terzijde te schuiven.
Zonder dogmatiek kom je in een soort subjectivisme terecht, en dat heeft altijd geleidt tot verval. We zagen dat in de oude Hervormde Kerk, bij de Gereformeerde Kerk, en ook steeds meer in evangelische kringen.
Lectori salutem,
Hoewel het enkelen wat te veel lijkt te worden, zijn er toch altijd weer aanleidingen om deze discussie voort te zetten.
De ene aanleiding komt voort uit het feit dat het gespreksonderwerp zelf (geloof, uitverkiezing ed.) als het ware twee groepen mensen schept:
De ene groep houdt zich vast aan de gedachte, dat Gods openbaring in de Bijbel en in Jezus Christus van zo grote betekenis is, dat het ondenkbaar zou zijn, dat daar slechts weinig zaligmakend werk van uit zou gaan. Zij beklemtonen de kracht van het Evangelie en begroeten elk teken van geloof nij de mensen, hoe gering ook.
De andere groep legt er de nadruk op, dat er sprake dient te zijn van een waarachtige en werkelijk door God zelf gewerkte verzoening. Zij kunnen zich niet voorstellen, dat je gelukkig kunt zijn met een surrogaat. Zij weigeren een compromis, waarbij het geloof een soort handjeklap wordt tussen God en mens, met elk een eigen inbreng. Voor hen is het ondenkbaar, dat er een zaligheid mogelijk is, zonder een diep-ingrijpende totale verandering.
Maar er zijn ook praktishe aanleidingen, om de discussie toch maar weer ter hand te nemen. Zoals de vraag van memento om nog eens op zijn posting te reageren van 30 December 2006. Het gesprek houdt nooit op. En mocht iemand vermoeid afhaken, om over een jaar weer verder te praten, dan kan ie (is mijn eigen waarneming) eenvoudig de draad weer oppakken.
Het gaat altijd over hetzelfde. Er zijn altijd twee groepen. En we komen er nooit uit.
Het doet wel wat afbreuk aan de gedachte, dat het christelijk geloof zich overwinnend en overtuigend in de wereld kan manifesteren, maar daar hebben we inmiddels een hele traditie voor opgebouwd van goed gedocumenteerde verdedigingen van het eigen kerkverband.
Memento,
Je analyse van (neo)platonisme bij Augustinus en Paulus kan ik voor een groot deel meemaken. Wel is het zo, dat waar deze twee grootheden afwijken van de griekse goden, die afwijking vooral afkomstig is vanuit het geloof in de God van Israël. Ik bedoel, beiden hebben met name door het gebruik van het OT het godsbeeld aangepast. Tot in de 4e eeuw zijn er joodse mensen en gebruiken in de christenheid aanwezig.
Maar de visie, dat het OT uitsluitend in schaduwen en typen over de NT-realiteit spreekt deel ik niet.
Het is een met name door de Kerkvaders toegepaste allegorisering, die geheel samenvalt met een harmonisering van het OT op grond van het NT. De uitleg van het OT werd vanaf dat moment gedomineerd door het gehelleniseerde christelijke geloof denk aan Origenes). De oorspronkelijke joodse uitleg en ook de exegese, die het OT in zijn oorspronkelijkheid beschouwt (zonder kennisname van de geboorte van Jezus) werd verdrongen en kon en mocht geen enkele rol meer spelen in de Kerk. Zoals je weet werden het joodse geloof, de joodse exegese en de Joden zelf hardhandig verdreven door de Kerk.
Nu kan je je afvragen of dat eigenlijk anders had gekund, want wie Jezus als de in het OT beloofde Messias belijdt, kan niet veel anders doen dan een ontkenning hiervan (door de oorspronkeijke OT-lezers) van de hand wijzen.
Het is juist in onze tijd (na nieuwe exegetische methoden en na de Holocaust), dat dit voor-de-hand-liggende filter, (dat de Kerk tot nu toe altijd op het OT heeft toegepast) is verwijderd. Daaruit komen twee dingen naar voren, die wat mij beteft niet allesbepalend, maar wel erg relevant zijn:
1. Dat er lezingen van het OT mogelijk zijn, die niet altijd en overal direct naar Jezus verwijzen (we hebben daarvoor de hele joodse traditie en we kunnen ons natuurlijk zelf ook wel voorstellen, dat de schrijvers van het OT geschreven hebben zonder iets van Jezus Christus te weten)
2. Dat met name de woorden en handelingen van Jezus mede zeer goed verklaarbaar worden, wanneer we ze spiegelen aan de joodse geschriften, uitleggingen en handelingen. Er moet een verschil worden gemaakt tussen Jezus als joodse man, die alle joodse gebruiken in ere heeft gehouden en zich als Messias heeft getoond en de Christus van de Kerk, die uiteindelijk elk joods overblijfsel uit haar godsdienst heeft gezuiverd.
Natuurlijk roept dit indringende vragen op:
(Voorbeeld: De doop zou in de plaats van de besnijdenis gekomen zijn, maar welke theologische waarde heeft Jezus' besnijdenis dan nog. Je kunt moelijk een aspect van Jezus (zijn besnijdenis) gaan exegetiseren als een OT-ische schaduw van Jezus. En met welke doop doopte Johannes eigenlijk? Een joodse of een kerkelijke doop. Dat soort vragen komen nu boven.).
Wat betreft de punten, die je noemt uit joodse bron. Inderdaad zijn er joodse getuigen, die het over opstanding hebben enz. Die zijn echter ook weer niet los te zien van met name de Hellenisering.
Nu over het leerstuk van de algemene genade. ik ben het met je eens, dat dit leerstuk niet goed ontwikkeld is. Maar in het gereformeerd protestantisme zie ik dat als een onvermijdelijkheid (vooral in kringen, die het heil geheel laten domineren door hun voorstelling van de verkiezing).
Het kenmerk daarvan is namelijk de altijd weerkerende tegenstelling tussen
schijn / zijn. (over Grieks gesproken: lees Plato wanneer hij Socrates opvoert).
Men is zeer gefocust op het waarachtige, het echte. Daar tegenover wordt altijd een onechte schijn-variant beschreven.
Voorbeelden:
Men spreekt van het ware zaligmakende geloof itt schijngeloof (historisch, wonder, tijdgeloof)
Men spreekt van inwendige (echte) roeping itt uitwendige roeping.
Men spreekt van ware verootmoediging itt schijngestalten.
Men spreekt van natuur (daardoor kunnen we niet zalig worden) itt schriftuur (die wijst ons alleen de weg der zaligheid)
Men spreekt van bijzondere genade en van algemene genade.
het duidelijkst wordt het in het begrip 'staat'. Een zeer digitaal begrip. Of / of.
Het hele patroon kan moeiteloos op elk mogelijk begrip worden toegepast.
Bidden? Ja, maar het moet wel een waarachtig bidden zijn in geest en waarheid (en ik hoor dan denken: anders is het toch niets).
God zoeken? Ja, maar het moet wel een zoeken zijn op de recht wijze (anders zoekt men maar op eigen kracht).
Zingen? ja, maar zingt men werkelijk vanuit het hart (anders zingt men maar huichelachtig mee)
Tot God gaan? ja, maar door de enge poort (anders klimt men van buiten in)
Spreken over de dingen van Gods Koninkrijk? Ja, maar men moet er niet alleen van spreken, men moet er ook uit kunnen spreken.
Enzovoort, enzovoort. Steeds loopt men de kans het allemaal op een onechte wijze te doen. En dan staat men in deze radicale tweedeling toch met lege handen.
Van de weeromstuit neemt men dan vaak maar het zekere voor het onzekere en oordeelt men maar niet te snel, dat het waarachtig was. De onwaarachtigheid (het zichzelf bedriegen) wordt waarschijnlijker geacht, vanwege onzige zondige natuur.
Die vanzelfsprekendheid in een christelijke gemeente (!) vind ik een groot bezwaar van dit ver doorgevoerde echt / onecht dilemma.
Begrippen als algemene genade enz. zijn theologisch heel hanteerbare begrippen. Echter ze fungeren hier heel radicaal als het stigma van het niet-voldoende-zijn.
Ze wijzen eigenlijk op het valse. Het onechte.
Het algemene is het voor de zaligheid nutteloze itt het bijzondere (dat is het enige ware zaligmakende).
En met die gedachte in het achterhoofd is zoiets als een algemene genade bijna niet meer waardevol te definiëren.
In het verkiezingsdenken krijgt de algemene genade alleen weer waarde, wanneer de bijzondere genade is verleend (the winner takes it all). Mensen, die alleen maar (!) algemene genade ontvingen zullen die genade tegen zich gebruikt zien worden.
gravo