Simon schreef:-DIA- schreef:refo schreef:
Waar komt dat dan vandaan, dat van die deugden? Er wordt in het kader van '1773' altijd gezegd dat het pad der deugd een typische uitdrukking van de Verlichting is. Dat denkbeeld zou dan wel eens in dezelfde tijd bedacht kunnen zijn.
Het gaat niet om Gods deugden, het gaat over het zaligen van de zondaar. Op de Pinksterdag ging dat ook allemaal zonder dat de zondaren zich drukmaakten over deugden enzo. Dat zal dan tegenwoordig nog wel kunnen.
Om met ds R Kok te spreken: maak je nu maar niet zo druk over Gods eer. Dat doet God Zelf wel.
Overigens kunnen zulke dingen perfect nagepraat worden. Dat zou jij ook niet opmerken.
Maar beste vriend, als je de Deugden van God niet leert liefhebben wat zou dan toch
het voorwerp van je geloof zijn? God is Liefde, en deze tekst wordt veel misbruikt.
God is Liefde, maar niet ten koste van Zijn andere Deugden. Degenen in wie Gods werk
openbaar komt krijgt betrekking op Gods Deugden, dat kan nooit anders.
Nu is het een totaal andere zaak om de deuden uit de tijd van de verlichting erbij te
halen. Ik had toch iets meer kennis van je verwacht. Hier gaat het om de deugd als
een goede menselijke eigenschap; het pad der deugd betreden..
Maar Gods Deugden zijn God Zelf. Toch?
Misschien is het nuttig om je iets te verdiepen in de reformatorische leer die vele
jaren al van de kansels in dit land heeft geklonken.
Ik hecht meer waarde aan hen die zich door de Geest laten leiden en wier handel en wandel in Liefde mij overtuigen kunnen van het behoren tot de ware Kerk.
Dat zijn zij die niet oordelen, toornig zijn op hun naaste tot nadat de zon is ondergegaan, scheuringen veroorzaken of wijs menen te mogen zijn boven hetgeen geschreven is.
Verder geheel eens met wat Refo aanhaalt, vooral van ds Kok.
God zoekt geen eer/offers , maar barmhartigheid.
Best Simon,
U schreef: God zoekt geen eer/offers , maar barmhartigheid.
Toch lees ik in de Heidelbergse Catechismus, Zondag 4 vr. 11 Is dan God ook niet barmhartig?
antwoord: God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig,
daarom zo
eist God Zijn gerechtigheid, dat de zonde,
welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is,
ook met de hoogste straf aan lichaam en ziel gestraft worde.
Let vervolgens op Zondag 5, daar wordt in het antwoord op vraag 12
niet meteen de gerechtigheid van Christus voorgehouden.
Nee, maar het antwoord luidt:
God wil, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiedde,
daarom moeten wij aan haar, of door onszelf, of door een ander, volkomenlijk betalen.
Pas in Zondag 6, vraag 18 wordt Christus geopenbaard
in het antwoord van vraag 18: Onze Heere Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en tot een
volkomen verlossing geschonken is.
In hoeverre in de gelovige dit beleeft dient te worden,
dat "God aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiedde",
daarin is denk ik de Heere voor een ieder hierin vrij naar Zijn vrije soevereine genade.
Dus zou ik niet bepalen de trap en mate waarin dit zou moeten zijn,
máár wel dat een mens weet tegen een goed, en goeddoend God gezondigd te hebben.
En dat dit tevens de belijdenis is als een Esther: kom ik om, zo kom ik om,
dat God aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiedde,
vandaar dan ook de bede: Heere, Uw doen is rein, uw vonnis gans rechtvaardig (ps.51 berijmd),
maar wilt Gij mij rechtvaardig en genadig zijn in de Heere Jezus Christus.
Treffend vond ik een stukje van Ds. Moerkerken in de Saambinder van 25 oktober 2012, waarin ds. stil stond bij het leven van Luther:
Voor duizenden is het geen geheim. Gods recht is in Christus vervuld,
en dat moeten wij geloven, zeggen zij.
Zij kennen de bange zielenangsten niet van een mens
die worstelt (zoals Luther) om verzoening:
het kirren van een duif en het piepen van een zwaluw om een Borg is hun vreemd.
Maar wij zullen ons niet vergissen als wij zeggen
dat Luther nooit zijn stellingen zou hebben aangeslagen,
als de Heere hem niet eerst de woorden van Romeinen 1:17
als prikkelen en nagelen had ingeslagen in het hart.
En juist om die bange zielsworstelingen en om die gezegende
geloofsontdekking is Luther Gods kinderen in alle latere eeuwen lief gebleven.
Ds. Clements schreef in dezelfde Saambinder over de zielsbestrijdingen van Luther:
Misschien vraagt u zich af hoe het mogelijk is dat
deze geloofsheld soms zo bestreden kon zijn.
Het antwoord luidt met de Catechismus:
"Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik kunnen bestaan
en daartoe onze doodsvijanden, de duivel en de wereld en ons eigen vlees
(die) niet ophouden ons aan te vechten".