Afgewezen schreef:Hoho Bert:
De leer van het aanbod legt geen mogelijkheid in de mens.
Aanbod ondanks dat een dood mens geen handen heeft om genade aan te nemen.
Aanbod ondanks dat wij belijden dat God door ZIjn Geest Zelf genade in onze harten werkt.
Jammer dat je steeds, bewust of onbewust, van het aanbod van genade een karikatuur maakt.
Hoe kunnen wij Christus aannemen, als Hij ons niet aangeboden wordt? Hoe kan God het aannemen in ons werken, als er niets aan te nemen valt?
Dus als de mens geen handen heeft om aan te nemen, waarom dan met een aanbod komen, waar je zelf toegeeft dat de mens niets aan dat aanbod heeft? Waarom niet het Evangelie van vrije genade? Is het niet zo, dat als je vasthoud aan het aanbod, je afdoet van de totale verdorvenheid van de mens, zoals DL 3/4-4a ons leert:
3/4-4a. Die leren: Dat de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde, of ontbloot van alle krachten tot het geestelijk goed; maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven, en offeren een offerande van een verslagen en gebroken geest, die Gode aangenaam is.
Want deze dingen strijden tegen de klare getuigenissen der Schrift: Gij waart dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1, 5); en: Het gedichtsel van des mensen hart is alleenlijk boos, te allen dage (Gen. 6:5 en 8:21). Daarenboven, hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende, en naar het leven, en Gode een offerande van een gebroken geest opofferen, geldt eigenlijk van de wedergeborenen, en van degenen die zalig genaamd worden (Ps. 51:19 en Matth. 5:6).
Alsof men door goed gebruik der middelen toch nog zelf iets kan, DL 3/4-5a:
3/4-5a. Die leren: Dat de verdorven en natuurlijke mens de gemene genade (waardoor zij verstaan het licht der natuur), of de gaven, hem na den val nog overgelaten, zo wel gebruiken kan, dat hij door dat goed gebruik een meerdere, namelijk de evangelische of zaligmakende genade en de zaligheid zelve allengskens en bij trappen zou kunnen bekomen. En dat in dezer voege God Zich van Zijn zijde betoont gereed te zijn om Christus aan alle mensen te openbaren, naardien Hij de middelen die tot de kennis van Christus, tot het geloof en tot de bekering nodig zijn, genoegzaam en krachtiglijk aan allen toedient.
Want benevens de ervaring van alle tijden betuigt ook de Schrift dat zulks onwaarachtig is: Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet (Ps. 147:19, 20). God heeft in de verleden tijden al de heidenen laten wandelen in hun wegen (Hand. 14:16). En: Zij (te weten Paulus met de zijnen) werden van den Heiligen Geest verhinderd het Woord in Azië te spreken. En aan Mysië gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynië te reizen; en de Geest liet het hun niet toe (Hand. 16:6, 7).
Dus door te zeggen, dat er voorbereidende "genade" is.
En alsof het niet onze diepe val in Adam is, waar onze schuld licht, maar in plaats daarvan zeggen velen, dat men doemwaardig wordt, omdat men de aanbieding niet aanneemt, DL 1-1:
1-1. Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben, en des vloeks en eeuwigen doods zijn schuldig geworden, zo zou God niemand ongelijk hebben gedaan, indien Hij het ganse menselijke geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en om de zonde verdoemen, volgens deze uitspraken van den apostel: De gehele wereld is voor God verdoemelijk. Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods (Rom. 3:19, 23). En: De bezoldiging der zonde is de dood (Rom. 6:23).
Waarom gaat de prediking uit van de dwaling, dat Christus voor allen dood is, en dat daarom iedereen, ook de verworpenen, genade aangeboden mag worden? DL 2-8:
2-8. Want dit is geweest de gans vrije raad, de genadige wil en het voornemen van God den Vader, dat de levendmakende en zaligmakende kracht van den dierbaren dood Zijns Zoons zich uitstrekken zou tot alle uitverkorenen, om die alleen met het rechtvaardigmakend geloof te begiftigen, en door ditzelve onfeilbaar tot de zaligheid te brengen; dat is: God heeft gewild, dat Christus door het bloed Zijns kruises (waarmede Hij het nieuwe verbond bevestigd heeft), uit alle volken, stammen, geslachten en tongen, diegenen allen, en die alleen, krachtiglijk zou verlossen, die van eeuwigheid tot de zaligheid verkoren, en van den Vader Hem gegeven zijn; hen zou begiftigen met het geloof, hetwelk Hij hun, gelijk ook andere zaligmakende gaven des Heiligen Geestes, door Zijn dood heeft verworven; en hen van al hun zonden, zowel de aangeborene als de werkelijke, zowel na als vóór het geloof begaan, door Zijn bloed zou reinigen, tot het einde toe getrouwelijk bewaren, en ten laatste zonder enige vlek en rimpel heerlijk voor Zich stellen.
Waarom gaat de prediking niet uit van het Bijbelse principe, dat de kerk hier op aarde de vergadering der heiligen is, in plaats van een dode "gemeente", als een gemengde schare? Waarom, inderdaad, in het gebed in menige kerk, spreekt de dominee in het gebed niet tot zijn Hemelse Vader, zoals Christus ons zelf voorhoudt?
Waarom worden meestal de kinderen der gemeente, in hun geheel door de Schrift heilig genoemd, in plaats daarvan als brandhout voor de hel gezien? Zeg ik niet dat alle kinderen der gemeente, hoofd voor hoofd wedergeboren zijn. Maar de Schrift leert toch duidelijk, mijns insziens, dat de Heere kinderen der gelovigen normaal al vroeg in hun leven bekeerd. Een bekering zoals Saulus op de weg naar Damascus is de uitzondering, maar wordt de norm genoemd. Waarom wordt DL 1:16 niet onderhouden:
1-16. Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, den vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, den roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelven onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar den tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en dien met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten. Veel minder behoren voor deze leer van de verwerping verschrikt te worden degenen, die ernstiglijk begeren zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen, en van het lichaam des doods verlost te worden, en nochtans in den weg der godzaligheid en des geloofs zo ver nog niet kunnen komen, als zij wel wilden; aangezien de barmhartige God beloofd heeft dat Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen, en het gekrookte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is met recht schrikkelijk voor degenen, die God en Christus den Zaligmaker niet achtende, zichzelven aan de zorgvuldigheden der wereld en aan de wellusten des vleses geheel hebben overgegeven, zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.
Waarom oordeelt men zo graag over de harten der mensen, in plaats van, in navolging van de Schrift en onze vaderen, het beste te oordelen, DL 3/4-15?
3/4-15. Deze genade is God aan niemand schuldig; want wat zou Hij schuldig zijn dengenen, die Hem niets eerst geven kan, opdat het hem vergolden worde? Ja, wat zou God dien schuldig zijn, die van zichzelven niet anders heeft dan zonde en leugen? Diegene dan, die deze genade ontvangt, die is Gode alleen daarvoor eeuwige dankbaarheid schuldig, en dankt Hem ook daarvoor; diegene, die deze genade niet ontvangt, die acht ook deze geestelijke dingen gans niet en behaagt zichzelven in het zijne; of, zorgeloos zijnde, roemt hij ijdellijk dat hij heeft hetgeen hij niet heeft. Voorts, van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste des harten is ons onbekend. En wat aangaat anderen, die nog niet geroepen zijn, voor dezulken moet men God bidden, Die de dingen die niet zijn, roept alsof zij waren; en wij moeten ons geenszins tegenover hen verhovaardigen, alsof wij onszelven uitgezonderd hadden.
Waarom maakt men belijdenis doen een academische belijdenis, in plaats van een belijdenis des geloofs? Satan kan ook wel een academische belijdenis doen, en hij siddert.
Waarom scheidt men de beide sacramenten, die God samen gevoegd heeft? Waarom mag men kinderen, die men als brandhout voor de hel ziet, laten dopen, maar men moet geen gedachten koesteren voor het Heilig Avondmaal des Heeren? Is de eis van de beide sacramenten verschillend? Is de volwassen doop dan wezenlijk anders dan belijdenis doen en de Heiliige Doop te ontvangen?
Hebben de pinkstergemeentes dan gelijk, als ze zeggen dat er een bijzondere klasse van Gods volk is, die een speciale zegen ontvangt?
Of zullen degenen die zich de "bevindelijke gereformeerde gezindte" noemen, toegeven dat ze van de leer der vaderen, van de leer van de reformatie en Dordt afgeweken zijn?
:
Edit> Dubbele postings verwijderd; mvg TB