Ariene schreef:Heeft dit niet meer te maken met het feit tegen wie de Heere gesproken heeft?
Wil de vertaling hier misschien benadrukken dat het tegen David gesproken wordt. En dat het hier niet gaat over jezus Christus, de Zoon van God?
David spreekt hier profetisch over Christus, de zoon van God.
7 Ik zal15) van het16) besluit17) verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden18) heb Ik U gegenereerd.
15) Ik zal
Dit zijn de woorden van Gods Zoon.
16) van het
Het Hebr. woord el wordt somtijds voor van genomen. Zie Job 42:7. alsof men zeide: Aangaande dit of dat; dat is, van deze of die zaak. Zie ook Ps. 59:18. Anders: Ik zal het besluit, of gebod, of naar het gebod, [te weten, mij van den Vader gegeven] verhalen, of vertellen.
17) besluit
Of, inzettingen, ordinantie, die de Vader gemaakt heeft over mij, als zijn enigen eeuwigen Zoon; gelijk terstond in het volgende verhaald wordt; als een fondament, waarop God Hem tot een Hoofd en HEERE over zijne kerk gesteld heeft. Zie van dit besluit vs. 6, 8, enz. Filipp. 2:6,9, enz. Col. 1:15,16,17,18.
18) heden
Dit moet men verstaan van de eeuwige, onbegrijpelijke, Goddelijke geboorte des Zoons van den Vader. Zie Hebr. 1:5. Van welke de waarheid op verscheidene wijzen in het Oude en inzonderheid in het Nieuwe Testament is geopenbaard, bijzonderlijk door de opstanding uit de doden. Zie Hand. 13:32,33. Rom. 1:4.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.