Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Maar nu dan maar een stelling 1: De Dordtse Leerregels zijn hypercalvinistisch en eenzijdig omdat ze teveel de nadruk erop leggen dat een mens niet kan kiezen voor Jezus, maar dat die mens eerst wederom geboren moet worden en dat dat niet in zijn macht ligt.
Door dit te benadrukken kweek je lijdelijke mensen. De Dordtse Leerregels doen wat dat betreft meer kwaad dan goed, want de nadruk ligt bij de DL op het eenzijdig Godswerk, terwijl de nadruk in de Bijbel op het handelen van de mens ligt.
Stelling 2: Het maakt voor de praktijk van het geloof niet uit of je in een vrije wil gelooft of niet. De discussie tussen Luther en Erasmus over de vrije wil was ten diepste niet relevant maar was puur theoretisch en theologisch van aard.
Wie is het met deze stellingen eens en waarom wel/waarom niet
Stelling 1:
Absoluut mee oneens. De mens kan heeft al gekozen voor de duivel en kan zelf niet kiezen voor God, hier is Gods vrije genade voor nodig! Eenzijdig!
Citaat:
Al de voorvechters van de vrije wil met wie ik ooit gesproken heb, schenen alles te beminnen, behalve de vrijmachtige genade en de uitverkorenen van God, deze staan zij tegen.
Stelling 2:
Dit maakt absoluut wel uit. Bij de vrije wil blijft de mens staan. Het is genade alleen!
Stukje van Augustinus, in zijn strijd tegen Pelagius:
Augustinus heeft het geleerd, dat de natuurlijke mens geestelijk dood is, onbekwaam en onvermogend tot hetgeen waarlijk goed is.
Volgens hem is de mens niet alleen onmachtig en onvermogend, maar bovendien zondig en verdoemelijk. Daarom moet er niet alleen genade aan te pas komen, maar deze genade moet vrij zijn, ongebonden genade is er nodig, genade als onverdiende en verzondigde goedheid van de HEERE.
De gelovigen zijn daarom wat ze zijn niet door hun vrije wil of door de ondersteuning van goddelijke hulp, maar door genade alléén.
De tegenstander van Pelagius heeft het de kerk leren belijden: niet door de vrije wil van de mens, maar door Gods vrije genade.
Augustinus bad eens: "Heere, geef wat Gij gebiedt, en gebied dán wat Gij wilt".
Met dát gebed op de lippen zal de Kerk des Heeren, onmachtig in zichzelf, sterk in haar God door genade, grote dingen doen.
Als zij zwak is, dan is zij machtig.
Om het toebetrouwde pand te bewaren.
Om te strijden voor het overgeleverd geloof.
Om op te komen tegen de Pelagiaanse zuurdesem onzer dagen.
Om de banier van vrije genade hoog te houden.
Zij is machtig, omdat en wanneer God in haar werkt.
En als eens gezegd wordt: "Ik was hongerig en gij hebt Mij te eten gegeven", zal worden geantwoord, Gode alleen de eer willende geven:
Door U, door U alléén, om het eeuwig welbehagen.