Refojongere,
Ik ben het slechts eens met de bijbel
Welke teksten precies?
Dat je het ene struikelen 'der tong' uit zijn context haalt en het plaats in het struikelen 'der wet'?
‘Laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders; gij weet immers, dat wij er des te strenger door geoordeeld worden. Want wij struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelf zijn gehele lichaam in toom te houden.’ Jac. 3:1-3.
- struikel je wel eens over je woorden?
- leg je wel eens iets verkeerd uit?
- reageer je wel eens ondoordacht?
- zeg je wel eens iets wat totaal overbodig was om te zeggen?
- klaag je wel eens over een bepaalde omstandigheid?
- kibbel je wel eens met een familielid over iets onbelangrijks?
- heb je wel eens mee gedaan aan een leeg gesprek, vol flauwe moppen etc.?
Ik wel eens.
Zondig daarmee tegen de wet der tien geboden?
Struikel ik daarmee over één van die tien geboden?
Nee. Deze zaken worden niet geoordeeld door de wetten van Mozes.
Zolang het niet gaat om vloeken of liegen worden deze zaken niet veroordeeld. En toch gaat het over het struikelen der tong. Jacobus vermaant zijn broeders niet voortdurend te willen ‘leren’ en hun meningen te verkondigen - immers ze zouden het wel eens mis kunnen hebben, en daar zouden ze des te strenger geoordeeld door worden.
Jacobus heeft het hier over dát struikelen: het niet in toom kunnen houden van de tong. En wij allen struikelen hier in velerlei opzicht.
Maar wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, die in staat is zijn gehele lichaam in toom te houden.
En ik ben Christus verschuldigd om te jagen naar de volmaaktheid.
Dus veroordeelt Gods Geest ook deze vleselijke uitingen.
‘Maar Ik zeg u: Van elk ijdel woord dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels, want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden en naar uw woorden zult gij veroordeeld worden.’ Matt. 12:36.
Lees daarom Jacobus in zijn context:
‘Doch indien gij met aanziens des persoons handelt, doet gij zonde en wordt gij door de wet overtuigd van overtreding.’ Immers, je zondigt tegen: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
‘Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden.’ Jac. 2:9-10.
Je kunt er - net als de farizeeën - prat op gaan dat je de sabbat houdt, dat je niet liegt, dat je bidt op de hoeken van de straten, dat je tienden geeft, dat je niet steelt, moordt en echt breekt, als je je niet houdt aan het tiende gebod: ‘Gij zult niet begeren’ dan ben je schuldig aan alle geboden. Het gaat hier dus over het struikelen over de wet. En ons vlees is schuldig aan het overtreden van de wet. Hier is niets aan te veranderen.
Echter, wij hoeven niet schuldenaars te zijn van het vlees. We kunnen ons vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd houden. In ons kan de eis der wet vervuld worden, door het werk van Jezus Christus.
De wet is goed en door God ingesteld, maar heeft in geen enkel opzicht het volmaakte gebracht - Heb. 7:18-19.
Het in toom leren houden van de tong leidt echter tot de volmaaktheid.
Door jezelf onder de wet te stellen maak je je schuldig aan
alle geboden. Immers je vlees is verkocht onder de zonde - en als jij in het vlees bent en blijft, dan ben je onder de vloek. Als je dus geen afstand doet van het vlees, dan ben je vanzelf onder de wet. En zul je geoordeeld worden door de wet.
Door te jagen naar de volmaaktheid, het volkomene, stel je jezelf onder de volmaakte wet, die der vrijheid en zal je dáárdoor geoordeeld worden. En we weten: er is geen veroordeling voor degenen die in Christus Jezus zijn. Die hebben namelijk dezelfde gezindheid als Hij had. De wetten van de Geest worden in het hart gegrift. Óók de wet die à l het struikelen der tong veroordeeld. Die elk leeg en ijdel woord veroordeeld. Wijzelf worden niet veroordeeld, de zonden in het vlees echter wèl. En die moeten wij gaan doden - Kol 3:5.
‘Spreekt zó en handelt zó als mensen past, die door de wet der vrijheid geoordeeld zullen worden.’ ‘Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtig hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.’
‘Weet dit wel, mijn geliefde broeders: ieder mens moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn.’ Jac. 1:19.
‘Indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, diens godsdienst is waardeloos.’ vs. 26.
Is het struikelen der tong niet iets wat uit ons leven gebannen hoort te worden? Volgens Jacobus wel. Lees het maar eens.
We doen het vaak, maar het is iets dat afgelopen moet zijn! 'Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn...' Kan een bittere bron zoet water voortbrengen?'
Is het niet de bedoeling dat we jagen naar volmaaktheid?
Groeten, Rose.
Jammer, dat je de tekst uit Johannes ontkent.