Zeeuw schreef:-DIA- schreef:Ambtenaar schreef:-DIA- schreef:Als een kind tucht nodig heeft.... en dat heeft ieder kind... Dan mag de roede niet ontbreken. Maar de liefde tot het kind moet sterker zijn dan de pijn die de roede veroorzaakt. Ds. zegt het wel eens zo: Dat als het goed ligt, de ouder meer pijn voelt dan het kind, omdat hij het kind moet tuchtigen, dan dat het kind zelf van de tucht voelt. Achter de tucht moet de liefde schuilgaan. En niet de hardheid van boos zijn of wraak.
Dan zal de tuchtiger (ouder of leraar die over het kind gesteld is) meer pijn voelen dan de getuchtigde. Zo werkt immers ook de kerkelijke tucht?
Wat een onzin.
Ook Paulus heeft het over de tucht. Ik weet de tekst zo niet woordelijk maar in deze zin: Wij hadden onze ouders tot kastijders. Maar Deze (met een hoofsletter) kastijdt ons tot ons nut. En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde maar van droefheid, doch... daarna.... geeft zij van zich een
Wacht, ik zoek het even op: Hebreeën 12
Opwekking tot volharding
1 DAAROM dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, alaat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons bmet lijdzaamheid clopen de loopbaan die ons voorgesteld is; a Rom. 6:4. Ef. 4:22. Kol. 3:8. 1 Petr. 2:1, 2. b Rom. 12:12. Hebr. 10:36. c 1 Kor. 9:24.
2 Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, dDewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand evan den troon Gods. d Luk. 24:26. Filipp. 2:8, 9, enz. 1 Petr. 1:11. e Hebr. 1:3; 8:1.
3 Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen.
4 fGij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde; f 1 Kor. 10:13.
5 En gij hebt vergeten de vermaning die tot u als tot zonen spreekt: gMijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijk niet als gij van Hem bestraft wordt; g Job 5:17. Spr. 3:11. Openb. 3:19.
6 Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon dien Hij aanneemt.
7 Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er dien de vader niet kastijdt?)
8 Maar indien gij zonder kastijding zijt, welker allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden en niet zonen.
9 Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij dan niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn, en leven?
10 Want genen hebben ons wel voor een korten tijd, naar dat het hun goeddacht, gekastijd; maar Deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.
11 En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen die door dezelve geoefend zijn.
Dit is een interessant stuk DIA. Kanttekening 25 zegt over die tuchtiging: 'Dat is, zulks is u een zeker teken dat gij rechte kinderen zijt, en dat God die u toezendt als een Vader.'
Blijft wel de vraag of hier fysieke tuchtigingen of de 'wederwaardigheden van het leven' (die overigens ook fysiek kunnen zijn) worden bedoeld.
Wat verstaan wij dan onder "den beelde Zijns Zoons gelijk te worden"?
Hoe werd de Heilige in Zijn lijden geslagen: Zij gaven Hem kinnebakslagen enz.
Zouden wij beter zijn en deze slagen niet behoeven?
Wat is het dan: Den beelde Zijns Zoons gelijk te worden?
Hier staat het: Romeinen 8
De rijkdom der uitverkorenen
28 En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn.
29 Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij pde Eerstgeborene zij onder vele broederen. p Kol. 1:18.
30 En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? qZo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? q Num. 14:8.
32 Die ook rZijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? r Gen. 22:12. Jes. 53:5. Joh. 3:16.
33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? sGod is het Die rechtvaardig maakt. s Jes. 50:8.
Misschien beter heel Romeinen 8 te lezen.
Het begint hier:
Het nieuwe leven door den Geest
1 ZO is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
2 aWant de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. a Joh. 8:36. Rom. 6:18, 22. Gal. 5:1.
3 bWant hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, cde zonde veroordeeld in het vlees; b Hand. 13:39. Rom. 3:28. Gal. 2:16. Hebr. 7:18. c 2 Kor. 5:21. Gal. 3:13.
4 Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
5 dWant die naar het vlees zijn, bedenken wat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken wat des Geestes is. d 1 Kor. 2:14.
6 Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede;
7 Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.
8 En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.
9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods ein u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. e 1 Kor. 3:16.
10 En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonde wil, maar de geest is leven om der gerechtigheid wil.
11 En indien de Geest Desgenen Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, fzo zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont. f Rom. 6:4, 5. 1 Kor. 6:14. 2 Kor. 4:14. Ef. 2:5. Kol. 2:13.
12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.
14 gWant zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. g Gal. 5:18.
15 hWant gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; imaar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. h 1 Kor. 2:12. 2 Tim. 1:7. i Jes. 56:5. Gal. 3:26; 4:5, 6.
16 kDezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. k 2 Kor. 1:22; 5:5. Ef. 1:13; 4:30.
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus; lzo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. l 2 Tim. 2:11, 12.