Tiberius schreef:Marnix schreef:Fjodor schreef:Tiberius schreef:Hier gaat het inderdaad mis, omdat je dat pas achteraf kan concluderen. Van de moordenaar kon niemand tijdens zijn leven zeggen, dat hij op de smalle weg wandelde. Integendeel, op grond van Gods Woord moest men zijn levenswandel scherp veroordelen en wandelde hij, evenals iedereen in zijn eertijds, op de brede weg naar het verderf.
Terwijl men van de dwaze maagden, evenals bijvoorbeeld van Judas, Demas en anderen, tijdens hun leven goede verwachtingen kon koesteren.
Waar ik steeds tegen ageeer, is de houding dat alleen uitverkorenen belijdenis af mogen leggen, zodat je in labadistische vaarwateren komt.
Het afleggen van de openbare geloofsbelijdenis is daarom zeker niet de toegangspoort om op de smalle weg te komen. Het is er geen voorwaarde voor, maar een vrucht van.
Maar Tiberius, ik snap niet hoe je dan ook kan zeggen dat mensen die
van zichzelf weten niet op de smalle weg te zijn belijdenis kunnen doen. Je zegt nu zelf dat het er een vrucht van is.
En vind je het dan wel goed dat er labadistische vaarwateren zijn met betrekking tot het avondmaal? Dat het dan wel alleen uitverkorenen zijn die aan mogen gaan?
En zo ja, wat is dan volgens jou de verhouding tussen belijdenis en avondmaal?
Precies... dat vind ik ook het vreemde aan "belijdenis van de leer afleggen". Hoe kan je nou zeggen: Ik geloof het evangelie, de Bijbel. Ik geloof dat het waar is wat hier in de kerk wordt geleerd... en vervolgens rustig op de brede weg doorwandelen? Als je de leer van de Bijbel gelooft dat er verlossing is in Jezus Christus kan het toch niet anders zijn dan dat je ook van die brede weg afgaat? Hoe geloofwaardig is het anders dat je belijdt het evangelie te geloven? Ik geloof dat er een smalle weg is, maar ik ga hem niet lopen? De Bijbel laat volgens mij geen ruimte voor zo'n scheiding van leer en leven. Als je er niet naar leeft is "leergeloof" betekenisloos en ben je ongelovig. Het "niet kunnen" is ook geen Bijbels excuus, de leer waar men mee instemt houdt namelijk in dat we het zelf niet kunnen en we daarom naar Hem toe moeten vluchten.
Marnix, lees even dit topic als je wilt weten waar het over gaat.
Hier gaat het niet over.
Daar gaat het hier WEL over. Misschien niet in jouw stukjes maar wel in die van anderen. Zoals bijv. deze, over het wel kiezen en niet kunnen, hoe dat zich verhoudt.
GJdeBruijn schreef:Ik verbaas me over de stelligheid van sommigen ten aanzien van het belijdenis doen en de vanzelfsprekendheid waarmee verondersteld wordt dat er een zekere zekerheid moet zijn (en er kennelijk ook is) van het beleden geloof. Het geloof lijkt wel de zaak zelf te zijn, in plaats van Christus. Geloof is geen werk, geen zaak, maar een instrument!
Er is door onze oudvaders veel over geschreven, en heel uitvoerig omdat niet alles geloof is wat verondersteld wordt dat wel te zijn.
Geloof is een gave dat in de tijd gewerkt wordt door de Heilige Geest; De Heilige Geest leidt daarin altijd langs een weg van ellende (ontdekking van schuld). Zonder persoonlijk ondervonden noodzaak van een Borg en Zaligmaker zal er geen belijdenis van Hem mogelijk zijn.
Tegelijk is Belijdenis doen altijd een zaak van het hart. God Woord zegt over ons hart Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?
Om genoemde aspecten gelijktijdig invulling te geven is het onmogelijk een sluitende belijdenisformule te geven voor een kleingelovige, een pas wedergeborene, een bestreden ziel enz. Het lijkt me geen vreemde opvatting te veronderstellen dat met name jongeren die belijdenis wensen te doen, nog niet zo gegrond zijn, laat staan de verzekering kennen, die de oudvaders ons leerden. De oudvaders maakten allemaal onderscheid op het punt zekerheid van het geloof, en de zekerheid van het gevoel waarbij het laatste in tijd later werd ervaren en waarbij het laatste vooral de persoonlijke toeeigening van Christus betrof in de wetenschap: Hij is voor mij persoonlijk gestorven.
Heel de nadere reformatie vanaf eind 16e eeuw maakt onderscheid tussen de mens die Jezus als zijn of haar Zaligmaker wil, maar niet weet of Jezus hem of haar persoonlijk liefheeft.
Denk alleen maar eens aan al die geschriften die hierover geschreven zijn door Teelinck, Koelman, Immens, Comrie, Van der Groe en vele anderen.
Mijn persoonlijke overtuiging is dat ieder dooplid rekenschap moet afleggen van zijn doop en de betekenis daarvan, als hij tot zijn verstand gekomen is. Rekenschap van het leven onder het evangelie. Om te komen tot een persoonlijke keuze om niet meer als kind maar als volwassene de verantwoordelijkheid te erkennen (niet te nemen) van de eis van het evangelie en de noodzaak van het belijden van de Zaligmaker van Wiens gemeente hij wenst deel uit te maken.
Dan is een geloof dat Hem wil hebben als persoonlijke Zaligmaker voldoende, ook al mist een stuk zekerheid ten aanzien van persoonlijk delen in het heil. Theologisch is het niet te scheiden, maar wel te onderscheiden. Net als in de beleving in de tijd.
De beleving richt zich op Gods Woord. Dit zegt Gods Woord:
Jozua 24:19 Toen zeide Jozua tot het volk: Gij zult den HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God; Hij is een ijverig God; Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven.
20 Indien gij den HEERE verlaten en vreemde goden dienen zult, zo zal Hij Zich omkeren, en Hij zal u kwaad doen, en Hij zal u verdoen, naar dat Hij u goed gedaan zal hebben.
21 Toen zeide het volk tot Jozua: Neen, maar wij zullen den HEERE dienen.
22 Jozua nu zeide tot het volk: Gij zijt getuigen over uzelven, dat gij u den HEERE verkoren hebt, om Hem te dienen. En zij zeiden: Wij zijn getuigen.
Wel kiezen, niet kunnen. En toch zal een zuigeling in de genade hier een nochtans leren. Maar niet alles in eens. Belijdenis doen mag met een bezwaard gemoed dat hoewel ongelovig en twijfelmoedig over eigen geloof, toch gelooft in de Zaligmaker en het van Hem verwacht.
Precies. Ook daar zie ik een paralel met het avondmaal, waar ook toegang toe wordt gevraagd bij het afleggen van je geloofsbelijdenis.
Maar dit wordt ons, zeer geliefde Broeders en Zusters in den Heere, niet voorgehouden, om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het H. Avondmaal des Heeren gaan mocht, dan die zonder enige zonde ware. Want wij komen niet tot dit Avondmaal, om daarmede te betuigen, dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten ons zelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede, dat wij midden in den dood liggen. Daarom, al is het, dat wij nog vele gebreken en ellendigheid in ons bevinden, als namelijk: dat wij geen volkomen geloof hebben, dat wij ons ook met zulken ijver om God te dienen niet begeven, als wij schuldig zijn; maar dagelijks met de zwakheid van ons geloof, en de boze lusten van ons vlees te strijden hebben; nochtans, desniettegenstaande, overmits ons (door de genade des Heiligen Geestes) zulke gebreken van harte leed zijn, en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden, en naar alle geboden Gods te leven; zo zullen wij gewis en zeker zijn, dat geen zonde, noch zwakheid die nog (tegen onzen wil) in ons overgebleven is, ons kan hinderen, dat ons God niet in genade zou aannemen, en alzo dezer hemelse spijze en drank waardig en deelachtig maken.
Daar gaat het bij belijdenis doen ook om. Wij zijn niet goed, zonder zonde, rechtvaardig... maar weten dat we midden in de dood liggen en daarom zoeken we ons leven buiten onszelf, in Christus.
Wat de tekst uit Jozua betreft mogen we weten dat we onder het nieuwe verbond zijn... Waarbij de Geest ons is gegeven die in ons woont en werkt, en Gods wetten in onze harten schrijft waardoor we, niet uit onszelf maar door Hem, Hem ook kunnen dienen.
11 Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent – die niet door mensenhanden gemaakt is en niet behoort tot onze schepping – 12 voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft hij een eeuwige verlossing verworven. 13 Want als het lichaam van wie onrein is al wordt gereinigd en geheiligd wanneer het besprenkeld wordt met het bloed van bokken en stieren of bestrooid met de as van een jonge koe, 14 hoeveel te meer zal dan niet het bloed van Christus, die dankzij de eeuwige Geest zichzelf heeft kunnen opdragen als offer zonder smet, ons geweten reinigen van daden die tot de dood leiden, en het heiligen voor de dienst aan de levende God?
En:
Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. 5 Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. 6 Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. 7 Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat. 8 Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen. 9 Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe. 10 Als Christus echter in u leeft, bent u door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de Geest schenkt u leven, omdat u door God als rechtvaardigen bent aangenomen. 11 Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft.