Sola scriptura:
Ik wil aan u iets van mijn eigen leven vertellen. Toen ik zeventien jaar oud was, ben ik tot bekering gekomen. Op die dag heeft de Heere mij in de bediening geroepen. Hij is aan mij verschenen. Dit is moeilijk om te verduidelijken. Misschien moet ik het niet eens proberen. De Heere heeft aan mijn rechterkant gestaan en naar de predikant gewezen en tot drie keer toe gezegd dat ik op die wijze het Evangelie zou verkondigen. Na afloop van de dienst ben ik naar mijn kamer gegaan en ben tot bekering gekomen. Zes maanden lang heb ik de vrede met God ervaren, maar daarna probeerde ík de zonden te overwinnen.
Terwijl ik zo op dominee Herney zat te wachten, kwam er een sterke overtuiging in mijn geest, dat de Heere tot mij sprak: “Geef de zaak van herleving op!” Ik overlegde bij mijzelf dat dit niet van God kon zijn, maar dat dit de duivel moest zijn die mij dit influisterde. Maar opnieuw kwam een sterke overtuiging in mijn hart: “Jij moet de zaak van herleving opgeven!” Ik dacht toen aan 1 Joh. 4:1: “Beproef een iegelijk geest of hij uit God is.” Ik moest eerst bidden. Toen kwam dit voor de derde keer tot mij: “Geef de zaak van herleving op!”
Ik antwoordde: “Heere, dat kan ik niet! Hier leef ik voor en hiervoor ben ik op aarde. Dit is mijn Izak. U heeft mij al die beloften gegeven. Als ik dit moet opgeven, waarvoor ben ik dan nog op de aarde? Kan ik dan niet beter maar naar de hemel gaan?”
Later heb ik begrepen dat dit mijn Izak was, die ik moest offeren. Het was in zichzelf geen verkeerde zaak. En nog altijd is dit mijn bediening. Maar de inhoud lag dieper. De Heere wilde mij een les leren.
Toen dominee Herney terugkwam met de thee, wilde ik niet drinken. Ik viel op mijn knieën en bad: “Heere, neem deze zaak dan maar uit mijn hart. Ik kan het U niet geven.”
Ik dacht toen aan wat ik aan anderen gepreekt had: “Als God een operatie uitvoert, doet Hij dat zonder narcose.” Hij wilde ook mijn ‘ja’. Hij dwong mij niet, Hij wilde dat ik gewillig was. Ik zei opnieuw: “Heere, neem het maar.” Toen voelde ik hoe Hij dit nam en uit mijn hart scheurde. Ik begon te huilen. Door mijn tranen heen zag ik de zomaar opengeslagen Bijbel voor mij liggen. Mijn blik viel op Hab. 3: 17. “Alhoewel de vijgenboom niet bloeien zal, en geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, dat het werk des olijfbooms liegen zal, en de velden geen spijze voortbrengen; dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal, en dat er geen rund in de stallingen wezen zal; zo zal ik nochtans in den Heere van vreugde opspringen! Ik zal mij verheugen in de God mijns heils. De Heere Heere is mijn Sterkte; en Hij zal mijn voeten maken als der hinden (Hij zal! Niet mijn eigen kracht), en Hij zal mij doen treden op mijn hoogten.” Hij geeft mij kracht. Hij is mijn kracht!
Op dat moment, al die jaren na mijn bekering voor het eerst weer, stond de Heere Jezus naast mij, terwijl ik op mijn knieën stond. Zonder dat ik naar Hem keek, zag ik Hem en hoorde ik Hem tegen mij zeggen: “Tot vandaag toe heb jij voor Mij gejuicht als de Redder. Maar vandaag moet je voor Mij buigen als de Heere, de Kurios!” (Heere, Kurios, betekent: absolute koning en heer (baas) in mijn leven.)
“Vanaf vandaag”, ging de Heere verder, “wil Ik in jou werken zoals ĺk wil. Al zou er geen herleving in Afrika komen, nochtans moet jij je in Mij verheugen. Al zou er geen enkele ziel meer onder jouw prediking tot bekering komen (en dit is hard voor een evangelist!), nochtans moet Ik alleen jouw vreugde zijn. Niet meer je vrouw of je kinderen, maar IK, Jezus alleen!”
Vrienden, ik heb de Heere Jezus geantwoord: “Ik buig.” Er zit een verschil in dit theologisch weten en dit zelf uit de mond van de Zoon van God te horen. Ik weet van de herleving in Wales (1904-1905), dat Seth Joshua gezegd heeft: “Bend us, Lord! Bend us,(buig ons)!”
Eén zaterdagavond zal ik nooit vergeten. Toen de groep om tien uur naar huis ging, heeft de Heere mij opgewekt en gezegd dat ik één van de broeders tegen moest houden en samen met hem verder moest bidden, want God wilde ons de volgende dag zegenen. Deze man was een bidder. Als God wil werken in de gemeente, dan zet Hij ons ertoe om te bidden. We waren daar nog tot één uur in de nacht. Soms dommelde ik wat in en als ik wakker schrok, dan bad deze man nog steeds. En plotseling kreeg ik vrede in mijn hart. Filippenzen 4:6 en 7 zegt dat we al onze verzoeken met gebed en smeking en dankzegging naar God moeten brengen en God zal dan onze gedachten en harten bewaren in Christus. Als we een biddend leven hebben dan overheerst de vrede van God in ons hart en in onze gedachten. Ook beschermt het ons tegen de druk van buiten.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.